De dwangsom in het burgerlijk recht
Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/18.4.1.1:18.4.1.1 Faillissement en ander wettelijk beletsel
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/18.4.1.1
18.4.1.1 Faillissement en ander wettelijk beletsel
Documentgegevens:
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS377914:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In de eerste plaats wordt krachtens art. 611g lid 2 Rv de verjaring geschorst in geval van faillissement van de dwangsomdebiteur, alsmede bij ieder ander wettelijk beletsel voor tenuitvoerlegging van de dwangsom. Blijkens de Gemeenschappelijke Memorie van Toelichting is de betreffende bepaling opgenomen omdat vervallen dwangsommen in geval van faillissement van de veroordeelde niet ter verificatie kunnen worden ingediend.1 De bepaling is mede van toepassing verklaard op andere gevallen van wettelijke verhindering om de dwangsom ten uitvoer te leggen. Volgens de Toelichting moet bij deze laatste regel worden gedacht aan surseance van betaling en aanvaarding van een erfenis onder voorrecht van boedelbeschrijving.
Van Mierlo merkt op dat, ofschoon de wet hiervan niet rept, ook bij het overlijden van de schuldeiser op een aan art. 611g lid 2 Rv analoge wijze verlenging van de verjaringstermijn behoort plaats te vinden gedurende de termijn van beraad van diens erfgenamen, ook al wordt gewoonlijk aangenomen dat zonder een uitdrukkelijke wetsbepaling de verjaring niet wordt verlengd. 2