Voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de verbetering en versterking van de opsporing en vervolging van computercriminaliteit (computercriminaliteit III)
Artikel II
Geldend
Geldend vanaf 08-11-2016
- Redactionele toelichting
De wijziging betreffende art. II, onderdeel G, de zinsnede 'artikel 126bb' kan niet worden doorgevoerd.
- Bronpublicatie:
08-11-2016, Kamerstukken 2016, 34372 (uitgifte: 08-11-2016, kamerstukken: 34372-7)
- Inwerkingtreding
08-11-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-11-2016, Kamerstukken 2016, 34372 (uitgifte: 08-11-2016, kamerstukken: 34372-7)
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Informatierecht / ICT
Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:
- A.
In artikel 67, eerste lid, onderdeel b, wordt na ‘139d, eerste en tweede lid,’ ingevoegd: 139g,.
- B.
In artikel 67a, tweede lid, onder 3°, wordt na ‘326a’ ingevoegd: 326d.
- C.
Aan artikel 125m wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Degene tot wie een bevel, als bedoeld in artikel 125k, eerste lid, is gericht neemt in het belang van het onderzoek geheimhouding in acht omtrent al hetgeen hem terzake van de vordering bekend is.
- D.
Na artikel 125o wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 125p
1. In geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, kan de officier van justitie aan een aanbieder van een communicatiedienst als bedoeld in artikel 138e het bevel richten om terstond alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd om bepaalde gegevens die worden opgeslagen of doorgegeven, ontoegankelijk te maken, voor zover dit noodzakelijk is ter beëindiging van een strafbaar feit of ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten.
2. Het bevel, bedoeld in het eerste lid, is schriftelijk en vermeldt:
- a.
het strafbare feit;
- b.
de feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat ontoegankelijkmaking van de gegevens noodzakelijk is om het strafbare feit te beëindigen of nieuwe strafbare feiten te voorkomen;
- c.
welke gegevens ontoegankelijk moeten worden gemaakt.
3. Artikel 125o, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
4. Het bevel, bedoeld in het eerste lid, kan slechts worden gegeven na voorafgaande schriftelijke machtiging, op vordering van de officier van justitie te verlenen door de rechter-commissaris. De rechter-commissaris stelt de aanbieder tot wie het bevel is gericht in de gelegenheid te worden gehoord. De aanbieder is bevoegd zich bij het horen door een raadsman te doen bijstaan.
- E.
Artikel 126g, derde lid, tweede volzin, komt te luiden:
Een technisch hulpmiddel wordt niet op een persoon bevestigd, tenzij met diens toestemming dan wel in het geval, bedoeld in artikel 126nba, eerste lid, onder c.
- F.
Artikel 126la vervalt.
- G.
In Titel IVA van het Eerste Boek wordt, onder vernummering van de Achtste tot de Negende afdeling, een afdeling ingevoegd, luidende:
ACHTSTE AFDELING ONDERZOEK IN EEN GEAUTOMATISEERD WERK
Artikel 126nba
1. In geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert, kan de officier van justitie, indien het onderzoek dit dringend vordert, bevelen dat een daartoe aangewezen opsporingsambtenaar binnendringt in een geautomatiseerd werk dat bij de verdachte in gebruik is en, al dan niet met een technisch hulpmiddel, onderzoek doet met het oog op:
- a.
de vaststelling van bepaalde kenmerken van het geautomatiseerde werk of de gebruiker, zoals de identiteit of locatie, en de vastlegging daarvan;
- b.
de uitvoering van een bevel als bedoeld in de artikelen 126l of 126m;
- c.
de uitvoering van een bevel als bedoeld in artikel 126g, waarbij de officier van justitie kan bepalen dat ter uitvoering van het bevel een technisch hulpmiddel op een persoon wordt bevestigd;
en, ingeval van een misdrijf, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, dan wel een misdrijf dat bij algemene maatregel van bestuur is aangewezen:
- d.
de vastlegging van gegevens die in het geautomatiseerde werk zijn opgeslagen, of die eerst na het tijdstip van afgifte van het bevel worden opgeslagen, voor zover redelijkerwijs nodig om de waarheid aan de dag te brengen;
- e.
de ontoegankelijkmaking van gegevens, bedoeld in artikel 126cc, vijfde lid. Artikel 11.7a van de Telecommunicatiewet is niet van toepassing op handelingen ter uitvoering van een bevel als bedoeld in de eerste volzin.
2. Het bevel, bedoeld in het eerste lid, is schriftelijk en vermeldt:
- a.
het misdrijf en indien bekend de naam of anders een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de verdachte;
- b.
zo mogelijk een nummer of een andere aanduiding waarmee het geautomatiseerde werk kan worden geïdentificeerd en, indien bekend, dat de gegevens niet in Nederland zijn opgeslagen;
- c.
de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, zijn vervuld;
- d.
een aanduiding van de aard en functionaliteit van het technische hulpmiddel, bedoeld in het eerste lid, dat wordt gebruikt voor de uitvoering van het bevel;
- e.
het onderdeel of de onderdelen, genoemd in het eerste lid, met het oog waarop het bevel wordt gegeven en, als dit het onderdeel a, d of e betreft, een duidelijke omschrijving van de te verrichten handelingen;
- f.
ten aanzien van welk deel van het geautomatiseerde werk en welke categorie van gegevens aan het bevel uitvoering wordt gegeven;
- g.
het tijdstip waarop, of de periode waarbinnen aan het bevel uitvoering wordt gegeven;
- h.
in het geval het een bevel, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, betreft, een melding van het voornemen om een technisch hulpmiddel op een persoon te bevestigen.
3. Het bevel, bedoeld in het eerste lid, wordt gegeven voor een periode van ten hoogste vier weken. Het kan telkens voor een periode van ten hoogste vier weken worden verlengd.
4. Het bevel, bedoeld in het eerste lid, kan slechts worden gegeven na schriftelijke machtiging op vordering van de officier van justitie te verlenen door de rechter-commissaris. De machtiging vermeldt de onderdelen van het bevel en de periode waarvoor de machtiging van kracht is.
5. Het bevel, bedoeld in het eerste lid, kan schriftelijk en met redenen omkleed worden gewijzigd, aangevuld, verlengd of beëindigd, met dien verstande dat de officier van justitie voor wijziging, aanvulling of verlenging een machtiging van de rechter-commissaris behoeft. Bij dringende noodzaak kunnen de beslissing van de officier van justitie en de machtiging van de rechter-commissaris mondeling worden gegeven. De officier van justitie en de rechtercommissaris stellen deze in dat geval binnen drie dagen op schrift.
6. Nadat het onderzoek is beëindigd wordt het technische hulpmiddel verwijderd. Indien het technische hulpmiddel niet of niet volledig kan worden verwijderd en dit risico’s oplevert voor het functioneren van het geautomatiseerde werk stelt de officier van justitie de beheerder van het geautomatiseerde werk daarvan in kennis en stelt de nodige informatie ter beschikking ten behoeve van de volledige verwijdering. Het bepaalde in artikel 126cc, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing.
7. Het toezicht op de uitvoering van het bevel, bedoeld in het eerste lid, door de ambtenaren, bedoeld in artikel 141, onderdeel d, en de personen, bedoeld in artikel 142, eerste lid, onderdeel b, wordt uitgeoefend door de inspectie, bedoeld in artikel 65 van de Politiewet 2012, overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 6 van de Politiewet 2012.
8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:
- a.
de autorisatie en deskundigheid van de opsporingsambtenaren die kunnen worden belast met het binnendringen en het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, en de samenwerking met andere opsporingsambtenaren;
- b.
de geautomatiseerde vastlegging van gegevens over de uitvoering van het bevel, bedoeld in het eerste lid.
9. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de toepassing van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, in de gevallen waarin niet bekend is waar de gegevens zijn opgeslagen.
- H.
In artikel 126ng, eerste lid, wordt ‘artikel 126la’ vervangen door: artikel 138e.
- I.
In artikel 126ni, tweede lid, wordt ‘artikel 126la’ vervangen door: artikel 138e.
- J.
Artikel 126o, derde lid, tweede volzin, komt te luiden:
Een technisch hulpmiddel wordt niet op een persoon bevestigd, tenzij met diens toestemming dan wel in het geval, bedoeld in artikel 126uba, eerste lid, onder c.
- K.
In artikel 126t, eerste lid, wordt ‘artikel 126la’ vervangen door: artikel 138e.
- L.
Na artikel 126ub wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 126uba
1. In een geval als bedoeld in artikel 126o, eerste lid, kan de officier van justitie, indien het belang van het onderzoek dit dringend vordert, bevelen dat een daartoe aangewezen opsporingsambtenaar binnendringt in een geautomatiseerd werk dat in gebruik is bij een persoon ten aanzien van wie uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden voortvloeit dat hij betrokken is bij het in georganiseerd verband beramen of plegen van misdrijven en, al dan niet met een technisch hulpmiddel, onderzoek doet met het oog op:
- a.
de vaststelling van bepaalde kenmerken van het geautomatiseerde werk of de gebruiker, zoals de identiteit of locatie, en de vastlegging daarvan;
- b.
de uitvoering van een bevel als bedoeld in de artikelen 126s en 126t;
- c.
de uitvoering van een bevel als bedoeld in artikel 126o waarbij de officier van justitie kan bepalen dat ter uitvoering van het bevel een technisch hulpmiddel op een persoon wordt bevestigd;
en, ingeval van een misdrijf, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, dan wel een misdrijf dat bij algemene maatregel van bestuur is aangewezen:
- d.
de vastlegging van gegevens die in het geautomatiseerde werk zijn opgeslagen, of eerst na het tijdstip van afgifte van het bevel worden opgeslagen, voor zover redelijkerwijs nodig om de waarheid aan de dag te brengen;
- e.
de ontoegankelijkmaking van gegevens, bedoeld in artikel 126cc, vijfde lid.
Artikel 11.7a van de Telecommunicatiewet is niet van toepassing op handelingen ter uitvoering van een bevel als bedoeld in de eerste volzin.
2. Het bevel, bedoeld in het eerste lid, is schriftelijk en vermeldt:
- a.
een omschrijving van het georganiseerd verband en indien bekend de naam of anders een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de persoon ten aanzien van wie uit feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden voortvloeit dat deze betrokken is bij het in georganiseerd verband beramen of plegen van misdrijven;
- b.
zo mogelijk een nummer of een andere aanduiding waarmee het geautomatiseerde werk kan worden geïdentificeerd en, indien bekend, dat de gegevens niet in Nederland zijn opgeslagen;
- c.
de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, zijn vervuld;
- d.
een aanduiding van de aard en functionaliteit van het technische hulpmiddel, bedoeld in het eerste lid, dat wordt gebruikt voor de uitvoering van het bevel;
- e.
het onderdeel of de onderdelen, genoemd in het eerste lid, met het oog waarop het bevel wordt gegeven en, als dit het onderdeel a, d of e betreft, een duidelijke omschrijving van de te verrichten handelingen;
- f.
ten aanzien van welk deel van het geautomatiseerde werk en welke categorie van gegevens aan het bevel uitvoering wordt gegeven;
- g.
het tijdstip waarop, of de periode waarbinnen aan het bevel uitvoering wordt gegeven;
- h.
in het geval het een bevel, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, betreft, een melding van het voornemen om een technisch hulpmiddel op een persoon te bevestigen.
3. Artikel 126nba, derde tot en met negende lid, is van overeenkomstige toepassing.
- M.
Artikel 126zd, vierde lid, tweede volzin, komt te luiden:
Een technisch hulpmiddel wordt niet op een persoon bevestigd, tenzij met diens toestemming dan wel in het geval, bedoeld in artikel 126zpa, eerste lid, onder c.
- N.
In artikel 126zg, eerste lid, wordt ‘artikel 126la’ vervangen door: artikel 138e.
- O.
In artikel 126zi, eerste lid, wordt ‘artikel 126la’ vervangen door: artikel 138f.
- P.
In artikel 126zo, eerste lid, wordt ‘artikel 126la’ vervangen door: artikel 138e.
- Q.
Na de Derde afdeling A wordt een Derde afdeling B ingevoegd, luidende:
DERDE AFDELING B ONDERZOEK IN EEN GEAUTOMATISEERD WERK
Artikel 126zpa
1. In geval van aanwijzingen van een terroristisch misdrijf kan de officier van justitie, indien het belang van het onderzoek dit dringend vordert, bevelen dat een daartoe aangewezen opsporingsambtenaar binnendringt in een geautomatiseerd werk dat in gebruik is bij een persoon en, al dan niet met een technisch hulpmiddel, onderzoek doet met het oog op:
- a.
de vaststelling van bepaalde kenmerken van het geautomatiseerde werk of de gebruiker, zoals de identiteit of locatie, en de vastlegging daarvan;
- b.
een bevel als bedoeld in de artikel 126zg;
- c.
een bevel als bedoeld in artikel 126zd, eerste lid, onder a, waarbij de officier van justitie kan bepalen dat ter uitvoering van het bevel een technisch hulpmiddel op een persoon wordt bevestigd;
en, ingeval van een misdrijf, waarop naar der wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, dan wel een misdrijf dat bij algemene maatregel van bestuur is aangewezen:
- d.
de vastlegging van gegevens die in het geautomatiseerde werk zijn opgeslagen, of die eerst na het tijdstip van afgifte van het bevel worden opgeslagen, voor zover redelijkerwijs nodig om de waarheid aan de dag te brengen;
- e.
de ontoegankelijkmaking van gegevens, bedoeld in artikel 126cc, vijfde lid. Artikel 11.7a van de Telecommunicatiewet is niet van toepassing op handelingen ter uitvoering van een bevel als bedoeld in de eerste volzin.
2. Het bevel vermeldt, behalve de gegevens, bedoeld in artikel 126za, tevens:
- a.
zo mogelijk een nummer of een andere aanduiding waarmee het geautomatiseerde werk kan worden geïdentificeerd en, indien bekend, dat de gegevens niet in Nederland zijn opgeslagen;
- b.
een aanduiding van de aard en functionaliteit van het technische hulpmiddel, bedoeld in het eerste lid, dat wordt gebruikt voor de uitvoering van het bevel;
- c.
het onderdeel of de onderdelen, genoemd in het eerste lid, met het oog waarop het bevel wordt gegeven en, als dit het onderdeel a, d of e betreft, een duidelijke omschrijving van de te verrichten handelingen;
- d.
ten aanzien van welk deel van het geautomatiseerde werk en welke categorie van gegevens aan het bevel uitvoering wordt gegeven;
- e.
het tijdstip waarop, of de periode waarbinnen aan het bevel uitvoering wordt gegeven;
- f.
in het geval het een bevel, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, betreft, een melding van het voornemen om een technisch hulpmiddel op een persoon te bevestigen.
3. Artikel 126nba, derde tot en met negende lid, is van overeenkomstige toepassing.
- R.
In artikel 126bb, tweede lid, onderdeel b, wordt ‘bedoeld in artikel 126m, derde lid, onderdeel c, artikel 126t, derde lid, onderdeel c, en artikel 126zg, tweede lid, onderdeel a’ vervangen door: bedoeld in artikel 126m, tweede lid, onderdeel c, artikel 126t, tweede lid, onderdeel c, en artikel 126zg, tweede lid, onderdeel a.
- S.
In Titel VD komt het opschrift van de Derde afdeling te luiden:
DERDE AFDELING DE BEWARING EN DE VERNIETIGING VAN PROCESSEN-VERBAAL EN ANDERE VOORWERPEN, HET GEBRUIK VAN GEGEVENS VOOR EEN ANDER DOEL EN DE ONTOEGANKELIJKMAKING EN VERNIETIGING VAN GEGEVENS
- T.
Aan artikel 126cc worden twee leden toegevoegd, luidende:
5. Indien bij een onderzoek in een geautomatiseerd werk gegevens worden aangetroffen met betrekking tot welke of met behulp waarvan het strafbare feit is gepleegd, kan de officier van justitie bepalen dat die gegevens ontoegankelijk worden gemaakt voor zover dit noodzakelijk is ter beëindiging van het strafbare feit of ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten. Het bepaalde in artikel 125o, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
6. Zodra blijkt dat gegevens die zijn vastgelegd tijdens een onderzoek in een geautomatiseerd werk van geen betekenis zijn voor het onderzoek, worden zij vernietigd. Artikel 125n, tweede lid, is van toepassing.
- U.
Artikel 126ee, aanhef en onderdelen a en b, komt te luiden:
Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:
- a.
De opslag, verstrekking, plaatsing en verwijdering van de technische hulpmiddelen, bedoeld in de artikelen 126g, derde lid, 126l, eerste lid, 126nba, eerste lid, 126o, derde lid, 126s, eerste lid, 126uba, eerste lid, 126zd, eerste lid, 126zf, eerste lid, en 126zpa, eerste lid, alsmede van de technische hulpmiddelen bedoeld in de artikelen 126m, eerste lid, 126t, eerste lid, en 126zg, eerste lid, voor zover het bevel, bedoeld in artikel 126m, derde of vierde lid, onderscheidenlijk de artikelen 126t, derde of vierde lid en 126zg, derde of vierde lid, ten uitvoer wordt gelegd zonder medewerking van de betrokken aanbieder;
- b.
de technische eisen waaraan de hulpmiddelen voldoen, onder meer met het oog op de onschendbaarheid van de vastgelegde waarnemingen of, in geval van toepassing van artikel 126nba, 126uba of 126zpa, de vastgelegde gegevens, en met het oog op het voorkomen van misbruik door derden;.
- V.
Na artikel 138d worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 138e
Onder aanbieder van een communicatiedienst wordt verstaan de natuurlijke persoon of rechtspersoon die in de uitoefening van een beroep of bedrijf aan de gebruikers van zijn dienst de mogelijkheid biedt te communiceren met behulp van een geautomatiseerd werk, of gegevens verwerkt of opslaat ten behoeve van een zodanige dienst of de gebruikers van die dienst.
Artikel 138f
Onder gebruiker van een communicatiedienst wordt verstaan de natuurlijke persoon of rechtspersoon die met de aanbieder van een communicatiedienst een overeenkomst is aangegaan met betrekking tot het gebruik van die dienst of die feitelijk gebruik maakt van een zodanige dienst.
- W.
Artikel 354 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
In het eerste lid wordt ‘artikel 125o’ vervangen door: de artikelen 125o of 126cc, vijfde lid,.
- 2.
Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. In de gevallen, bedoeld in artikel 353, eerste lid, neemt de rechtbank tevens een beslissing over het bevel, bedoeld in artikel 125p, indien een dergelijk bevel nog niet is opgeheven.
- X.
Artikel 552a wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
- a.
De zinsnede ‘over de vordering medewerking te verlenen aan het ontsleutelen van gegevens,’ wordt vervangen door: over het bevel toegang te verschaffen tot een geautomatiseerd werk of delen daarvan, tot een gegevensdrager of tot versleutelde gegevens dan wel kennis omtrent de beveiliging daarvan ter beschikking te stellen,.
- b.
‘Artikel 125o’ wordt vervangen door: de artikelen 125o en 126cc, vijfde lid.
- c.
Er worden twee volzinnen toegevoegd, luidende: De belanghebbenden kunnen zich voorts schriftelijk beklagen over een bevel tot het ontoegankelijk maken van gegevens, bedoeld in artikel 125p. Over het beklag, bedoeld in de vorige volzin, beslist het gerecht zo spoedig mogelijk.
- 2.
In het derde lid wordt na de zinsnede ‘ontoegankelijkmaking van de gegevens’ ingevoegd: of het bevel, bedoeld in de artikelen 125k en 125p,.
- 3.
In het vierde lid, eerste volzin, wordt na de zinsnede ‘is geschied’ ingevoegd: of het bevel, bedoeld in de artikelen 125k en 125p, is gegeven.
- 4.
Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
9. Acht het gerecht het beklag, bedoeld in het eerste lid, tweede volzin, gegrond, dan kan het het bevel geheel of gedeeltelijk opheffen.
- Y.
In artikel 552fa, eerste lid, wordt ‘artikel 125o’ vervangen door: de artikelen 125o of 126cc, vijfde lid,.
- Z.
In artikel 552ww, derde lid, wordt ‘artikel 126la’ vervangen door: artikel 138f.
- AA.
In artikel 552ddd, derde lid, wordt ‘artikel 126la’ vervangen door: artikel 138f.
- BB.
In artikel 577bb, eerste lid, onder c, wordt ‘artikel 126la’ vervangen door: artikel 138e.
- CC.
In artikel 577be, eerste lid, wordt ‘artikel 126la’ vervangen door: artikel 138f.
- DD.
In artikel 577bf, eerste lid, wordt ‘artikel 126la’ vervangen door: artikel 138e.
- EE.
Artikel 592, tweede lid, eerste volzin, komt te luiden: De kosten van het nakomen van een vordering tot het verstrekken van gegevens of tot het medewerking verlenen aan het ontsleutelen van gegevens krachtens de artikelen 125k, 126m, 126n, 126na, 126nc tot en met 126ni, 126t, 126u, 126ua, 126uc tot en met 126ui, 126zg, 126zh, 126zi en 126zja tot en met 126zp kunnen de betrokkene uit ’s Rijks kas worden vergoed.