Einde inhoudsopgave
RvdW 2016/642
EEX-Verordening. Rechterlijke bevoegdheid. Art. 6, punt 2; toepassingsgebied; vordering door een derde aanhangig gemaakt tegen een van de procespartijen.
HvJ EU 21-01-2016, ECLI:EU:C:2016:41 (SOVAG)
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie
- Datum
21 januari 2016
- Magistraten
L. Bay Larsen, J. Malenovský, M. Safjan, A. Prechal, K. Jürimäe
- Zaaknummer
C-521/14
- Conclusie
A-G Y. Bot
- Roepnaam
SOVAG
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
EU-recht (V)
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:2016:41, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 21‑01‑2016
- Wetingang
Art. 6 punt 2 Verordening (EG) nr. 44/2001 (EEX-Verordening)
Essentie
SOVAG – Schwartzmeer und Ostsee Versicherungs-AG tegen If Vahinkovakuutusyhtiö Oy
Verzoek om een prejudiciële beslissing krachten art. 267 VWEU, ingediend door de Korkein oikeus (Finland) bij beslissing van 14 november 2014.
EEX-Verordening. Rechterlijke bevoegdheid. Art. 6, punt 2; toepassingsgebied; vordering door een derde aanhangig gemaakt tegen een van de procespartijen.
Art. 6, punt 2, van de EEX-Verordening moet aldus worden uitgelegd dat het toepassingsgebied ervan zich mede uitstrekt tot een door een derde in overeenstemming met de bepalingen van nationaal recht tegen de verweerder in de oorspronkelijke procedure ingediende vordering waarmee een met de oorspronkelijke ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.