type: MTcoll:
Rb. Limburg, 29-01-2014, nr. C/03/163575 / HA ZA 11-645 en C/03/160065 / HA ZA 11-304
ECLI:NL:RBLIM:2014:742
- Instantie
Rechtbank Limburg
- Datum
29-01-2014
- Zaaknummer
C/03/163575 / HA ZA 11-645 en C/03/160065 / HA ZA 11-304
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLIM:2014:742, Uitspraak, Rechtbank Limburg, 29‑01‑2014; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2020:1416
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2018:4770
- Vindplaatsen
AR-Updates.nl 2014-0088
VAAN-AR-Updates.nl 2014-0088
Uitspraak 29‑01‑2014
Inhoudsindicatie
Rechtbank veroordeelt ex-werknemer van WML tot vergoeding van opzettelijk, dan wel bewust roekeloos veroorzaakte schade (artikel 7:661 BW), daarin bestaande dat de ex-werknemer in zijn functie van rentmeester namens WML 21 percelen voor een te lage prijs heeft verkocht aan een derde, met wie de ex-werknemer banden onderhield.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Vonnissen van 29 januari 2014
in de gevoegde behandeling van de zaak met nummer
C/03/163575 / HA ZA 11-645
de naamloze vennootschap
WATERLEIDING MAATSCHAPPIJ LIMBURG N.V.,
gevestigd te Maastricht,
eiseres,
advocaat mr. S.G.J. Habets te Maastricht;
tegen
[gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] ,
wonende te [woonplaats 1],
gedaagde,
advocaat mr. P.J.M. Brouwers te Roermond.
en
de zaak met nummer
C/03/160065 / HA ZA 11-304
[gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] ,
wonende te [woonplaats 1],
eiser,
advocaat mr. P.J.M. Brouwers te Maastricht;
tegen:
1. de naamloze vennootschap
WATERLEIDING MAATSCHAPPIJ LIMBURG N.V.,
gevestigd te Maastricht,
2 [gedaagde zaaknr. C/03/160065],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagden,
advocaat mr. S.G.J. Habets te Maastricht.
In de zaak met nummer C/03/163575 / HA ZA 11-645
Partijen worden hierna respectievelijk [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] en WML genoemd.
1. Het verdere verloop van de procedure
De deskundigen hebben bij rapport van 29 november 2012 het bij tussenvonnis van 4 april 2012 – waarvan de inhoud als hier ingelast moet worden beschouwd – gelaste deskundigenbericht uitgebracht, dat zich bij de stukken bevindt.
WML en [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] hebben een conclusie na deskundigenbericht genomen.
De rechtbank heeft vervolgens vonnis bepaald, waarvan de uitspraak nader is bepaald op heden.
Mr. Frénay, ten overstaan van wie mede de pleidooien zijn gehouden, heeft dit vonnis niet mede kunnen wijzen nu hij niet meer werkzaam is binnen, destijds genaamd, de sector handelsrecht, thans teams burgerlijk recht 3 en 4.
2. Het geschil
2.1.
In het navolgende zal de rechtbank allereerst een uitzetting geven van de voor de beslissing van belang zijnde vaststaande feiten.
2.2.
[gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] is op 1 januari 1992 bij WML in dienst getreden als Hoofd Afdeling Cultuurtechniek. In 2002 is zijn functie gewijzigd in die van rentmeester, welke functiebenaming op 21 januari 2008 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2008 is gewijzigd in die van Manager Registergoederen. Zijn taak bestond er mede in dat hij in het kader van het “project Optimalisatie grondbezit” na zou gaan welke percelen die eigendom waren van WML, niet meer nodig waren in de bedrijfsvoering van WML en - waar zij (nagenoeg) geen toegevoegde waarde hadden in die bedrijfsvoering - konden worden verkocht. [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] mocht in dat geval de verkoop in gang zetten. Hij was verantwoordelijk voor beheer, aan- en verkoop, verhuur, verpachting en bezwaring met zakelijke rechten van de registergoederen van WML (conform beleid), met als doel de bescherming van wingebieden, optimalisatie van huisvesting, financieel resultaat en klanttevredenheid.
2.3.
Volgens het daarvan opgestelde projectformulier, dat dateert van 20 december 2002, werd met het “project Optimalisatie grondbezit” beoogd in een termijn van vier jaar alle niet voor WML relevante gronden te verkopen en de netto-opbrengst te gebruiken voor aankopen binnen de duurzaam te handhaven waterwingebieden. De verkopen dienden zodanig te geschieden dat een optimale en marktconforme prijs zou worden behaald bij verkoop tegen marktconforme prijs. Als streefdatum voor het afronden van het project is in het projectformulier de datum 31 december 2006 vermeld. Op zichzelf was het project volgens het projectformulier echter niet aan een termijn gebonden.
2.4.
De organisatie van WML kent sedert 22 juni 2006 een paraferingsmatrix en een procuratieregeling, volgens welke een rentmeester de interne goedkeuring nodig heeft van een sectormanager voor een notariële akte tot een bedrag van € 250.000,--. Volgens een op 12 oktober 2006 goedgekeurde procuratieregeling is een rentmeester bevoegd WML te vertegenwoordigen bij het passeren van notariële akten tot een bedrag van € 250.000,--.
2.5.
[gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] was in het kader van een uitwisselingsproject tussen WML en “Taxatie en adviesburo Meander” (verder te noemen: Meander) één dag per week werkzaam in de vestiging van Meander te Horn. De heer [werknemer Meander] (verder te noemen: [werknemer Meander]), werkzaam bij Meander, was gedeeltelijk werkzaam bij WML. [werknemer Meander/aandeelhouder Mutualis], eveneens werkzaam bij Meander, was in het kader van een raamovereenkomst met WML tevens gedeeltelijk werkzaam bij WML. De heer [werknemer Meander/aandeelhouder Mutualis] (verder te noemen: [werknemer Meander/aandeelhouder Mutualis]) was een directe collega van [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] en diens rechtstreekse assistent voor het werk bij Meander.
2.6.
Bij overeenkomst van 24 december 2007 heeft [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] namens WML 21 percelen verkocht aan de heer [bestuurder Mutualis] (verder te noemen: [bestuurder Mutualis]) - of een door deze nader te noemen meester - zulks voor een bedrag van € 115.003,--. Die percelen zijn op 25 februari 2008 door [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] namens WML geleverd aan Mutualis Beleggingen B.V. (tot haar naamswijziging op 21 januari 2008 Mutualis Ontwikkeling B.V. geheten, verder te noemen: Mutualis), die daarbij werd vertegenwoordigd door [bestuurder Mutualis].
2.7.
Mutualis is op 4 januari 2008 opgericht door [werknemer Meander/aandeelhouder Mutualis] Beheer B.V. en mevrouw [partner werknemer Meander/aandeelhouder Mutualis], partner van [werknemer Meander/aandeelhouder Mutualis]. [werknemer Meander/aandeelhouder Mutualis] Beheer B.V. is diezelfde dag opgericht door [werknemer Meander/aandeelhouder Mutualis] en [partner werknemer Meander/aandeelhouder Mutualis]. Van 4 januari 2008 tot 25 februari 2008 was Rentmeesterskantoor Aerwinckel B.V. (verder te noemen: Rentmeesterskantoor Aerwinckel) bestuurder van Mutualis en vanaf 25 februari 2008 was dat [bestuurder Mutualis]. [werknemer Meander/aandeelhouder Mutualis] Beheer B.V. was enig aandeelhouder van Rentmeesterskantoor Aerwinckel. [werknemer Meander/aandeelhouder Mutualis] en zijn echtgenote zijn aandeelhouders van Mutualis. Rentmeesterskantoor Aerwinckel is beherend vennoot van Rendre Vastgoedbeleggingen C.V. Stille vennoten van die vennootschap zijn [werknemer Meander/aandeelhouder Mutualis] en diens echtgenote en [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] of zijn echtgenote.
2.8.
In de loop van de eerste maanden van 2008 heeft een fretteur (dat is een jager die jaagt met een fret) zich telefonisch tot WML gewend met de vraag of hij op een bepaald perceel, waarvan hij veronderstelde dat dit eigendom was van WML, mocht jagen. Hij werd daarbij te woord gestaan door een zekere [werknemer WML 1]. Deze vertelde de jager dat het bewuste perceel waarschijnlijk geen eigendom meer was van WML, maar dat hij dit zekerheidshalve zou nagaan. Bij dat nadere onderzoek is [werknemer WML 1] gebleken dat het betreffende perceel, samen met nog 20 andere percelen, op 24 december 2007 door [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065], handelende op naam van WML, is verkocht voor € 115.003,-- aan Mutualis en dat de 21 percelen op 25 februari 2008 zijn geleverd aan Mutualis. [werknemer WML 1] vond de verkoopopbrengst van de 21 percelen erg laag, gelet op het feit dat de totale oppervlakte ongeveer 58 ha was. Verder verbaasde het hem dat een groot aantal percelen die al jaren op de nominatie stonden om te worden verkocht, in één keer werden verkocht.
2.9.
[werknemer WML 1] heeft vervolgens zelf op 26 februari 2008 een berekening gemaakt van de gezamenlijke waarde van de 21 percelen en tevens een notitie opgesteld over de verkoop van die percelen. Volgens hem hadden de bedoelde percelen een waarde tussen € 1.286.232,-- (lage schatting) en € 2.140.951,-- (hoge schatting). Omdat [werknemer WML 1] vond dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] die percelen tegen een veel te lage prijs had verkocht aan Mutualis, heeft hij zich met zijn bevindingen tot de directie van WML gewend.
2.10.
Naar aanleiding daarvan heeft WML aan Hoffmann Bedrijfsrecherche B.V. (verder te noemen: Hoffmann) opdracht gegeven een onderzoek in te stellen naar [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] en het handelen van [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] in het kader van bedoelde verkoop. Meer concreet is Hoffmann opgedragen onder andere te onderzoeken wie de bestuurders zijn van Mutualis en welke rechtspersonen en natuurlijke personen daarin een belang hadden, of [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] eigen belangen had, al dan niet in hoedanigheid van aandeelhouder, bij Mutualis of andere ondernemingen, of hij gunsten had ontvangen die verband hielden met de verkoop van de 21 percelen en of er sprake was van belangenverstrengeling en/of fraude dan wel onrechtmatigheden waarbij [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] was betrokken en, zo ja, in welke omvang. Hoffmann heeft op 8 oktober 2008 gerapporteerd aan WML. Hoffmann concludeert – zakelijk weergegeven – dat is vastgesteld dat WML is benadeeld door de wijze waarop [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] namens WML de 21 percelen heeft verkocht. Volgens Hoffmann heeft zij ook vastgesteld dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] zeer waarschijnlijk betrokken was bij de doorverkoop van percelen door Mutualis aan derden. Vooralsnog is niet vastgesteld dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] direct dan wel indirect voordeel heeft genoten van deze transactie. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek, de onderzoekservaring van Hoffmann en de algemeen aanvaarbare logica kan dat volgens Hoffmann echter allerminst worden uitgesloten. Wel merkt Hoffmann daarbij op dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] nog niet met de onderzoeksbevindingen was geconfronteerd en dat deze derhalve geen gelegenheid heeft gehad een verklaring over zijn handelwijze te geven.
2.11.
Mutualis heeft 5 van de 21 percelen doorverkocht. Het betreft de volgende percelen:
1. een weiland naast en achter een gebouw van WML te Heerlen, dat door [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] in het kader van de verkoop aan Mutualis is gewaardeerd op € 2.250,-- en op 9 juni 2008 door Mutualis is geleverd aan de koper [koper perceel 3] voor een bedrag van € 40.000,--;
2) een weiland nabij Broekhoven 7 te Geulle, dat door [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] in het kader van de verkoop aan Mutualis is gewaardeerd op € 5.000,-- en op 18 juli 2008 door Mutualis is geleverd aan de koper [koper perceel 8] voor een bedrag van € 17.500,--;
3) grasland te Moerslag (Sint Geertruid), dat door [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] in het kader van de verkoop aan Mutualis is gewaardeerd op € 99.500,-- en op 14 juli 2008 door Mutualis is geleverd aan de kopers [koper perceel 9 1] en [koper perceel 9 2] voor een bedrag van € 99.500,--;
4) een bosperceel te Castenray, dat door [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] in het kader van de verkoop aan Mutualis is gewaardeerd op € 25.000,-- en op 15 augustus 2008 is geleverd aan de kopers [koper perceel 14 1] en [koper perceel 14 2] voor een bedrag van € 42.500,--;
5) bouwland te Kessel, dat door [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] in het kader van de verkoop aan Mutualis is gewaardeerd op € 25.000,-- en op 27 mei 2008 is geleverd aan de kopers [koper perceel 20 1] en [koper perceel 20 2] voor een bedrag van € 40.000,--.
2.12.
Op 22 oktober 2008 heeft WML verlof tot het leggen van bewijsbeslag ex art. 843a Rv ten laste van [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] gevraagd. De grond daartoe was de verdenking – zakelijk weergegeven – dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] ernstig tekort was geschoten in de nakoming van de verplichtingen uit zijn arbeidsovereenkomst, nu hij de bedoelde 21 percelen voor een veel te lage prijs zou hebben verkocht aan Mutualis, die een aantal van die percelen vervolgens heeft doorverkocht voor veel hogere bedragen dan waarvoor deze waren aangekocht, bij welke doorverkoop [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] volgens WML betrokken was, althans waarvan hij inhoudelijk op de hoogte was. Het gevraagde verlof is op 23 oktober 2008 door de kantonrechter in de voormalige rechtbank Roermond verleend en is op 27 oktober 2008 gelegd.
2.13.
Naar aanleiding van de conclusies van het rapport van Hoffmann van 8 oktober 2008 is [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] per 27 oktober 2008 door WML op non-actief gesteld.
2.14.
In verband met het op 27 oktober 2008 gelegde bewijsbeslag heeft WML [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] bij schrijven van 4 november 2008 verzocht haar uiterlijk op 7 november 2008 te berichten of hij bereid was om medewerking te verlenen aan inzage in en afgifte van het bewijs (de gehele administratie) waarop WML beslag had gelegd, bij gebreke waarvan WML een kort geding aanhangig zou maken.
2.15.
Klaarblijkelijk heeft [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] bedoelde medewerking niet verleend, nu de kantonrechter in de voormalige rechtbank Maastricht bij vonnis in kort geding van 23 december 2008 aan de zijde van ieder van partijen een vertrouwenspersoon heeft benoemd, die tezamen in onderling overleg alle informatie die zou worden verkregen op basis van door [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] doorgehaalde zoektermen dienden te beoordelen. In afwachting daarvan is iedere verdere beslissing aangehouden. Nu de beslissing van 23 december 2008 niet tot een werkbaar resultaat heeft geleid, heeft de kantonrechter bij vonnis van 10 april 2009 [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] veroordeeld om te gehengen en te gedogen dat een door WML aan te wijzen deskundige volledige inzage zou krijgen in de in beslag genomen administratieve bescheiden van [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] en dat deze deskundige zou onderzoeken en bepalen welke bescheiden ter inzage aan WML dienden te worden verstrekt dan wel in kopie of uittreksel aan haar dienden te worden afgegeven.
2.16.
Naar aanleiding van dit vonnis heeft WML Deloitte Forensic & Dispute Services (verder te noemen: Deloitte) opdracht gegeven een onderzoek in stellen. Het doel van het onderzoek was om na te gaan of er sprake was van belangenverstrengeling en/of fraude dan wel onregelmatigheden waarbij [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] betrokken was. Meer in het bijzonder diende Deloitte te onderzoeken of [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] willens en wetens betrokken was geweest bij de verkoop van de meerbedoelde 21 percelen aan Mutualis en bij de doorverkoop door Mutualis van enkele van deze percelen aan derden voor een substantieel hogere prijs (dan wel of [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] daarvan op de hoogte was) en of [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] direct of indirect een (financieel) belang had of heeft nagestreefd bij de meeropbrengst van (enkele van) deze percelen bij doorverkoop door Mutualis aan derden. Deloitte heeft haar rapport op 26 november 2009 uitgebracht. De rechtbank komt bij de beoordeling terug op de bevindingen uit dit rapport.
2.17.
Bij beschikking van de kantonrechter van de voormalige rechtbank Maastricht van 8 maart 2010 is de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 15 maart 2010 ontbonden, onder verwijzing van [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] in de proceskosten en zonder toekenning van enige vergoeding aan deze. De kantonrechter oordeelde, zakelijk weergegeven, dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] niet transparant en integer had gehandeld en mede daardoor de ernstige verdenking op zich had geladen zijn werkgever moedwillig te hebben benadeeld ten gunste van Mutualis.
2.18.
WML heeft bij dagvaarding van 1 maart 2010 Mutualis voor de voormalige rechtbank Roermond gedagvaard en gevorderd dat voor recht wordt verklaard dat de koopovereenkomst en de daarop volgende leveringsakte nietig zijn, althans vernietigd zijn, althans bij vonnis alsnog worden vernietigd. Daarnaast heeft WML gevorderd dat zij uit hoofde van de nietigheid, vernietiging of schadevergoeding gemachtigd wordt om op de voet van art. 3:299 BW over te gaan tot teruglevering van de nog in het bezit van Mutualis zijnde percelen, dan wel Mutualis onder verbeurte van dwangsommen beveelt aan die teruglevering mee te werken.
2.19.
Hoffmann heeft voor haar werkzaamheden een bedrag van € 91.332,-- in rekening gebracht en Deloitte een bedrag van € 413.944,18.
2.20.
Op grond van het vorenstaande vordert WML, na wijzigingen van haar eis, dat de rechtbank bij vonnis, volledig uitvoerbaar bij voorraad:
- voor recht verklaart dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] aansprakelijk is voor de door WML geleden en nog te lijden schade als gevolg van de verkooptransactie tussen WML en Mutualis Beleggingen B.V. op 25 februari 2008;
- [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] veroordeelt tot betaling aan WML van een bedrag van € 431.151,-- vermeerderd met de btw;
- [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] veroordeelt tot betaling aan WML van de nog door WML te lijden schade, welke schade nader dient te worden opgemaakt bij staat;
- [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] veroordeelt tot betaling aan WML van de wettelijke rente over het schade bedrag vanaf 25 februari 2008, althans vanaf 27 oktober 2008, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] veroordeelt tot betaling aan WML van de buitengerechtelijke kosten ad € 16.831,69, althans subsidiair een bedrag van € 6.587,98;
- [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] veroordeelt in de kosten van deze procedure met inbegrip van de kosten van de heer Sturkenboom, althans een door de rechtbank aangestelde deskundige en de beslagkosten.
2.21.
De vordering wordt door [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] gemotiveerd betwist. Op stellingen van partijen zal de rechtbank, in zoverre relevant, hierna verder ingaan.
3. De beoordeling
3.1.
Zoals de rechtbank in haar vonnis van 4 april 2012 heeft overwogen, zal zij eerst beoordelen of er sprake is van schade in de zin van art. 7:661 BW. Zo die vraag bevestigend moet worden beantwoord, zal de rechtbank daarna beoordelen of er sprake is van opzettelijk of bewust roekeloos veroorzaakte schade, eveneens in de zin van voormeld artikel.
3.2.
Om de vraag naar de schade te kunnen beantwoorden, heeft de rechtbank bij vonnis van 4 april 2012 een deskundigenonderzoek gelast ter zake van de volgende vragen:
1. Welke is volgens u de onderhandse verkoopwaarde in het vrije economische verkeer van de 21 ten processe bedoelde percelen op de peildatum van 24 december 2007, indien wordt uitgegaan van de verkoop van deze percelen als één geheel (package-deal) aan één koper?U dient bij de beantwoording van die vraag in ieder geval de volgende aspecten te betrekken:
- -
publiekrechtelijke beperkingen: zoals vigerend bestemmingsplan, contourenbeleid, ecologische hoofdstructuur e.d.;
- -
privaatrechtelijke beperkingen: zoals zakelijke en contractuele rechten van derden, verhuur, verpachting, instortingsrisico e.d.;
- -
verontreinigingen: zoals asbest in gebouwen en asbesthoudende leidingen, bodemverontreinigingen ex art. 55 Wet bodembescherming, mijnsteen e.d.;
- -
als bruto aanvangsrendement wordt gewaardeerd, dan niet enkel op basis van omzet, maar met inachtneming van alle kosten;
- -
de functionaliteit (al dan niet in gebruik) van de percelen en gebouwen;
- -
de onderhoudstoestand van de percelen en gebouwen;
- -
de exploitatiekosten, het onderhoud en de rentelasten van de percelen en gebouwen;
- -
de mate waarin de percelen courant waren;
- -
sloopkosten (indien aan de orde).
2. Welke bandbreedte dient bij die waardebepaling te worden aangehouden, met andere woorden, welke onder- en bovengrens legt u aan als u tot de onder 1 bedoelde totale onderhandse verkoopwaarde komt?
3. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechtbank volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
3.3.
De deskundigen hebben die vragen als volgt beantwoord. Zij taxeren de onderhandse verkoopwaarde van de bedoelde percelen op 24 december 2007 op € 495.000,--. De ondergrens van die waarde bepalen zij op € 350.000,-- en de bovengrens op € 950.000,--. De algemeen luidende slotvraag beantwoorden zij negatief.
3.4.
Dat de waardebepaling door de rechtbankdeskundigen ligt in de range van eerdere waardebepalingen door partijdeskundigen betekent, anders dan [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] betoogt, op zich niet dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] geen verwijt zou kunnen worden gemaakt van de door hem gehanteerde waarde bij de omstreden verkoop aan Mutualis. Uit de verschillen leidt [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] af dat diverse geraadpleegde deskundigen tot zeer uiteenlopende waarden zijn gekomen die in negatieve en in positieve zin afwijken van zijn waardering. De waardebepalingen waarop [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] zich beroept, zijn alle afkomstig uit berichten van een partijdeskundige en zijn derhalve niet als objectief te beschouwen. Juist met het oog daarop heeft de rechtbank een deskundigenbericht bevolen.
3.5.
Aan [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] kan worden toegegeven dat het feit dat verschillende deskundigen de voormelde vragen anders beantwoorden, niet betekent dat de antwoorden van bepaalde deskundigen niet juist zijn. Gelet op de voorliggende rechtsvraag kan echter aan een bepaalde waardering van een rechtbankdeskundige meer objectieve waarde worden toegekend. Dit is ook de reden waarom de rechtbank een deskundigenbericht heeft bevolen, nu zij met een dergelijk bericht een objectief antwoord hoopte te krijgen op haar vragen. Anderzijds betekent dit niet dat de rechtbank - indien partijen gerechtvaardigde kritiek hebben op het bericht van de rechtbankdeskundigen of indien de rechtbank ambtshalve van oordeel is dat dit bericht aanvulling of amendering verdient - het advies van de deskundigen kritiekloos dient over te nemen.
3.6.
De verdenking dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] de percelen voor een te laag bedrag heeft verkocht, is ontstaan naar aanleiding van een interne melding van bovengenoemde [werknemer WML 1] aan het bestuur van WML. De melding van [werknemer WML 1] houdt diens berekening in van de waarde (een lage en een hoge schatting) van de percelen. Die berekening is als productie 2 door WML aan het exploot van de dagvaarding gehecht. Volgens die berekening bedroeg de minimale waarde van de percelen € 1.286.232,-- en was de maximale waarde € 2.140.951,--.
3.7.
Het enkele feit dat de door de rechtbankdeskundigen berekende waarden alle liggen beneden de door [werknemer WML 1] berekende minimumwaarde betekent niet, anders dan [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] lijkt te suggereren, dat nu de originele verdenking (de verkoop tegen een te lage prijs) is gebaseerd op, naar nu blijkt, onnauwkeurige berekeningen of schattingen van [werknemer WML 1] en deze verdenking aanleiding heeft gegeven tot allerlei maatregelen, de verdenking ongegrond was en de naar aanleiding daarvan getroffen maatregelen op zich reeds onnodig waren en daarop geen acht zou mogen worden geslagen. Indien immers uit het hierna volgende zou blijken dat er sprake is van schade waarvoor [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] aansprakelijk is op grond van het bepaalde in art. 7:661 BW, maar bij de berekening van de schade moet worden uitgegaan van een bedrag dat (ver) beneden de op basis van de berekeningen van [werknemer WML 1] begrote schade ligt, is [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] evenzeer aansprakelijk voor die schade.
3.8.
De rechtbank is inleidend van oordeel dat het deskundigenrapport wat betreft de toegepaste methodiek haar juist voorkomt, zodat zij deze, in geval van aanpassing van waarden van diverse percelen, zal volgen, zoals hieronder nog zal blijken.
3.9.
De rechtbank stelt voorop dat bij de beoordeling van de waarde van de percelen tot uitgangspunt moet worden genomen de totale prijs van de bedoelde percelen bij verkoop als één geheel (als package), dus als verzameling van courante, minder courante, dan wel incourante percelen. De rechtbank handhaaft dan ook hetgeen zij reeds in haar vonnis van 4 april 2012 heeft overwogen en hetgeen zij in een antwoord van 10 mei 2012 op het faxbericht van WML van 3 mei 2012, naar aanleiding van dat vonnis, nogmaals aan de advocate van WML heeft medegedeeld. De aan de deskundigen verzochte waardering als één geheel sluit immers aan bij het verwijt dat WML [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] maakt, te weten dat deze namens WML de bedoelde percelen in de koopovereenkomst van 24 december 2007 tezamen voor een te lage prijs heeft verkocht aan Mutualis.
3.10.
Bij de beantwoording van de vraag of [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] namens WML de percelen voor een te lage prijs heeft verkocht, moet de overeengekomen verkoopprijs van € 115.003,-- allereerst worden gerelateerd aan de onderhandse verkoopwaarde in het economische verkeer (in navolging van de deskundigen door de rechtbank hierna aan te duiden als: “de marktwaarde”) als bedoeld in vraag 1 aan de deskundigen. Dit is immers de prijs die volgens de deskundigen door een relevante koper, bij weging en bepaling van de goede en kwade kansen, in het meest realistische scenario bereid is voor de percelen te betalen, waarbij derhalve geen rekening wordt gehouden met incidentele, en dus niet maatgevende, uitschieters naar beneden of naar boven.
3.11.
Van belang bij de beoordeling van het rapport is dat de opdracht aan de deskundigen niet was de eventuele schade als gevolg van de omstreden verkoop door [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] te begroten, maar de prijs te bepalen waarvoor de percelen in redelijkheid verkocht hadden kunnen dan wel hadden moeten worden.
3.12.
[gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] heeft betoogd dat het feit dat de deskundigen een hogere marktwaarde hebben vastgesteld dan de prijs waarvoor de percelen door [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] namens WML zijn verkocht aan Mutualis, voor een (groot) deel een gevolg is van het feit dat de deskundigen een hogere waarde hebben toegekend aan de bos- en landbouwpercelen dan partijen eerder deden.
3.13.
Het feit dat partijen het (in grote lijnen) eens zijn over de waardering van de bos- en landbouwpercelen moet naar het oordeel van de rechtbank in de navolgende betekenis (3.14.) consequenties hebben voor de waardering van die percelen, ook al wijkt die af van de door deskundigen getaxeerde waarden. De deskundigen hebben op verzoek van de rechtbank niet alleen de marktwaarde berekend, maar ook een onder- en bovengrens van die waarde. Die grenzen zijn door de deskundigen berekend door ten aanzien van de diverse percelen steeds uit te gaan van een ongunstig respectievelijk gunstig scenario.
3.14.
Indien partijen het echter eens zijn over de waarde van een perceel, dient bij de bepaling van de waarde van dat perceel in plaats van de daaraan door deskundigen toegekende waarde te worden uitgegaan van de waarde waarover partijen het eens zijn. Indien immers een perceel door [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] is verkocht voor meer dan de ook voor WML acceptabele waarde, dient het ervoor te worden gehouden dat geen sprake is van schade. De waarde van het desbetreffende perceel dient dan derhalve zowel in het gunstige als in het ongunstige scenario te worden vervangen door de waarde waaromtrent tussen partijen overeenstemming bestaat. Concreet betekent dit, dat de door de deskundigen vermelde bedragen op pagina 116 van hun rapport in de linkerkolom (“valt mee (A)”) en de rechterkolom (“valt tegen (B)”) ten aanzien van dat perceel dient te worden vervangen door de waarde waarover partijen het kennelijk eens zijn. Voor het overige hanteert de rechtbank dezelfde reken- en taxatiemethodiek die door de deskundigen is uiteengezet op de pagina’s 118 en 119 van hun rapport.
3.15.
Uit het vorenstaande mag niet worden geconcludeerd dat de deskundigen hun opdracht op dit onderdeel niet goed hebben verricht. Hun opdracht was enkel de marktwaarde van de percelen vast te stellen en daarbij een onder- en bovengrens te bepalen en niet om de eventueel geleden schade te begroten. Niet uitgesloten is daarmee dat de door de deskundigen begrote waarden de marktwaarden van de betreffende percelen weergeven en dat partijen ten onrechte uitgaan van daarvan afwijkende waarden.
3.16.
Het verschil van inzicht tussen partijen over de waarde van de percelen betreft volgens [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] enkel de percelen met daarop gebouwen die typisch zijn voor het bedrijf van WML (te weten pompstations, reinwaterkelders, watertorens en drukvermeerderingsinstallaties). Het betreft de volgende percelen, waarbij de rechtbank de door de deskundigen gehanteerde nummering van die percelen op pagina 116 van hun rapport aanhoudt:
nr. 3) weiland naast en achter gebouw WML Heerlen;
nr. 5) percelen bos aan de Kesselseweg te Helden;
nr. 8) perceel weiland nabij Broekhoven 7 te Geulle;
nr. 9) perceel grasland te Moerslag (Sint Geertruid);
nr. 14) bosperceel Castenray (Oosterbosweg);
nr. 15) perceel weiland/bos/akker te Roosteren;
nr. 16) bosperceel Lottum (Houthuizerweg);
nr. 17) bospercelen Heel;
nr. 18) bospercelen Roggel;
nr. 20) perceel bouwland te Kessel (Keizersbaan);
nr. 21) perceel bouwland te Sint Geertruid.
3.17.
Een ander wezenlijk verschil tussen de door de deskundigen begrote marktwaarde en de verkoopprijs bij de verkoop aan Mutualis bestaat volgens [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] in de door de deskundigen gehanteerde sloopkosten betreffende de bedrijfsgebouwen te Helden. De deskundigen constateren in hun rapport dat WML in haar interne voortgangsrapportage van het “project Optimalisatie grondbezit” - waarvan de onderhavige verkoop deel uitmaakte - de sloopkosten op 15 maart 2007 heeft begroot op € 463.000,--. Bij de begroting van haar schade op grond van de berekeningen van meergenoemde [werknemer WML 1] is WML evenwel uitgegaan van een begroting van de sloopkosten op € 500.000,--. Dat is hetzelfde bedrag dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065], naar hij stelt, bij de vaststelling van de prijs bij de verkoop aan Mutualis heeft verdisconteerd. Nu de sloopkosten door WML eerder zijn begroot op € 463.000,--, de kosten van bodemkundig onderzoek op € 40.000,-- en eenmalige kosten op € 10.000,--, gaat de rechtbank ervan uit dat de door [werknemer WML 1] begrote sloopkosten van € 500.000,-- ook die voormelde twee kostenposten omvat. Dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] melding maakt van het feit dat de sloopkosten eerder door [werknemer WML 2], werkzaam bij WML, zijn begroot op € 600.000,--, begrijpt de rechtbank als ondersteuning van de stelling dat de door [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] begrote kosten van € 500.000,-- reëel zijn. Uit dit alles concludeert de rechtbank dat partijen omtrent de hoogte van sloopkosten en het feit dat deze ook de kosten van bodemkundig onderzoek alsmede eenmalige kosten omvatten, niet (wezenlijk) van mening verschillen, zodat de rechtbank het bedrag van € 500.000,-- als sloopkosten “all in” bij de nodige berekeningen zal hanteren.
3.18.
Ook in dit verband constateert de rechtbank dat de deskundigen geen verwijt kan worden gemaakt dat zij de kosten van de sloop op een ander bedrag begroten dan partijen.
3.19.
De rechtbank verwerpt de stelling van [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065], in diens conclusie na deskundigenbericht, dat bij de bepaling van de prijs van de verkoop aan Mutualis reeds rekening is gehouden met de sloopkosten, in die zin dat de verkoopprijs in feite € 615.000,-- was en dat daarop de bedoelde sloopkosten van € 500.000,-- in mindering zijn gebracht, omdat er een sloopverplichting op de koper – Mutualis – is gelegd. De bedoelde sloopkosten zijn immers reeds verdisconteerd in de negatieve waarde (€ 368.000,--) van perceel 4 (woning, kantoor en bedrijfsgebouwen te Helden) zoals die door [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] aan dat perceel is toegekend en is verdisconteerd in de waarde van het totale pakket van de 21 verkochte percelen.
3.20.
Met betrekking tot de waardering van de verhuurde woning te Helden is de rechtbank met [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] van oordeel dat dit object op € 100.000,-- moet worden gewaardeerd, nu ook WML, gelet op de begroting van haar schade, die waarde tot uitgangspunt neemt.
3.21.
De waarde van dat perceel 4 moet, met inachtneming van het vorenstaande dan ook als volgt worden berekend, waarbij de rechtbank de door deskundigen gehanteerde methodiek volgt:
Reëel/meevallend scenario
Verkoopopbrengst:
Waarde bouwkavel: 1000 m2 x € 100,00/m2 € 000.000
Waarde bestaande woning incl. 1.000 m2 grond € 000.000
Waarde overige grond tegen bosprijs (2.71.00 ha maal € 6.500/ha) € 00.000
Totaal Opbrengsten € 100.000
Verkoopkosten 2 % € -2.000
Netto Opbrengst € 98.000
Aanname verkoopmoment: 2011 3
Factor 0,891
Contante waarde € 87.319
Kosten huurontbinding € -20.000
Kosten bouwvergunning, leges € -15.000
Sloopkosten kantoor, stalling, filter- en pompgebouw € -500.000
Asbestverwijderingskosten € -00.000
Bodemkundig onderzoek € -00.000
Totaal eenmalige kosten € -535.000
Aanname moment: 2009 (na 1 jaar) 1,0
Factor 0.962
Contante waarde € -514.811
Tijdelijke huuropbrengst € 3.216
Beheerskosten (incl. vandalisme herstel, beveiliging) € -2.000
Vaste lasten € -4.000
Totaal jaarlijkse kosten € -2.784
Periode: 2008 -2009 (korte periode i.v.m. sloop) 2
Factor 1,888
Contante waarde € -5.257
Verwachte netto opbrengst (contant op peildatum)
€ -432.749
Reëel/tegenvallend scenario
Verkoopopbrengst:
Waarde bouwkavel: 1000 m2 x € 100,00/m2 € 000.000
Waarde bestaande woning incl. 1.000 m2 grond € 000.000
Waarde overige grond tegen bosprijs (2.71.00 ha maal € 6.500/ha) € 00.000
Totaal Opbrengsten € 100.000
Verkoopkosten 2 % € -2.000
Netto Opbrengst € 98.000
Aanname verkoopmoment: 2011 3
Factor 0,891
Contante waarde € 87.319
Kosten huurontbinding € -25.000
Kosten bouwvergunning, leges € -15.000
Sloopkosten mcl. sloop kelders € -500.000
Asbestverwijderingskosten € -00.000
Bodemkundig onderzoek € -00.000
Totaal eenmalige kosten € -540.000
Aanname moment: 2009 (na 1 jaar) 1,0
Factor 0,962
Contante waarde € -519.623
Tijdelijke huuropbrengst € 3.216
Beheerskosten (incl. vandalisme herstel, beveiliging) € -5.000
Vaste lasten € -4.000
Totaal jaarlijkse kosten € -5.784
Periode: 2008 - 2009 2
Factor 1,888
Contante waarde € -10.921
Verwachte netto opbrengst (contant op peildatum) € -443.225
3.22.
De rechtbank verwerpt verder het verweer van [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] dat de deskundigen geen rekening hebben gehouden met door hem als referentieobjecten bij de deskundigen aangedragen objecten. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan het oordeel van de deskundigen dat de aangedragen objecten zich niet lenen voor een vergelijking.
3.23.
De rechtbank acht verder geen gronden aanwezig om de marktwaarde die deskundigen aan perceel 19 (pompstation Reuver, Lommerbergen) in het “valt tegen” scenario hebben toegekend, aan te passen. De in het negatieve scenario door de deskundigen daaraan toegekende waarde ligt immers lager dan de waarde waartegen dit perceel door [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] namens WML aan Mutualis is verkocht. Met andere woorden: er is met betrekking tot de verkoop van dit perceel geen schade ontstaan bij WML. Hetgeen [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] heeft aangevoerd ten aanzien van de waardering van het perceel in het gunstige scenario is niet relevant, nu alleen sprake is van mogelijk relevante schade indien [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] de percelen heeft verkocht voor een bedrag dat minder is dan de waarde in het negatieve scenario. De waarde van het perceel in het gunstige scenario heeft echter enkel invloed op de bovengrens en de marktwaarde, zijnde de waarde in het meest realistische scenario, doch niet op de ondergrens. De rechtbank zal derhalve aan de bedoelde verweren voorbijgaan.
3.24.
[gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] heeft verder als bezwaar tegen het deskundigenrapport naar voren gebracht dat de deskundigen ten onrechte bij hun berekeningen van de waarde van de watertoren Oranje Nassau te Heerlen (perceel 1) zijn uitgegaan van kosten van € 3.500,-- per jaar in plaats van € 16.000,-- per jaar. De rechtbank merkt op dat de deskundigen in de beschrijving van het perceel (pagina 13 van het rapport) weliswaar melding maken van jaarlijkse exploitatiekosten van € 16.400,--, maar dat in de berekening van de waarde van het perceel (pagina 91 van het rapport) is vermeld dat de jaarlijkse kosten € 3.500,-- bedragen. De berekende waarde behoeft op dit punt dus geen wijziging.
3.25.
De rechtbank gaat voorbij aan hetgeen [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] aanvoert ten aanzien van de door de deskundigen berekende “entrepreneurial fee” met betrekking tot de percelen met een negatieve waarde, nu [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] niet onderbouwt waarom de berekening van die “fee” door de deskundigen niet juist zou zijn. [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] stelt slechts dat men daarover van mening kan verschillen en dat dit betekent dat de marge voor hetgeen goed is en hetgeen niet meer aantoonbaar goed is (of zelfs helemaal fout is) alleen maar toeneemt.
3.26.
WML heeft in essentie tegen het deskundigenrapport aangevoerd dat daarin ten onrechte in contante waarden is gerekend en bovendien van fictieve verkoopdata is uitgegaan. Nu WML haar vordering ter zake van de te lage verkoopopbrengst heeft gebaseerd op de stelling dat de 21 percelen als package-deal voor een te lage prijs zijn verkocht, dient naar het oordeel van de rechtbank bij de bepaling van de totale waarde van die percelen te worden uitgegaan van contante waarden en fictieve verkoopdata.
3.27.
Op grond al het vorenoverwogene komt de rechtbank tot de conclusie dat de door de deskundige berekende waarde in het gunstige scenario (“valt mee”) respectievelijk het ongunstige scenario (“valt tegen”) als vermeld op pagina 116 van het deskundigenrapport als volgt moet worden gewijzigd:
VALT MEE (A) VALT TEGEN (B)
(netto contant naar de peildatum)
1. Watertoren Heerlen € 76.987 € 76.987
2 Reinwaterkelder met woning Maastricht € 171.757 € 55.066
3 Weiland naast en achter gebouw WML Heerlen € 39.325 € 34.320
4 Woning, kantoor en bedrijfsgebouwen te Helden € 432.749 € - 443.225
5 Percelen bos aan de Kesselseweg te Helden € 130.000 € 130.000
6 Prins Bernhardstraat 42 te Kerkrade € 38.745 € 21.294
7 Pastoor Theelenstraat 19 te Kerkrade € 34.948 € 28.009
8 Perceel weiland nabij Broekhoven7 te Geulle € 17.128 € 8.107
9 Perceel grasland te Moerslag (Sint Geertruid) € 99.500 € 46.881
10 Waterreservoir Heerlen (Heerlerbaan bij no. 2) € 18.356 € 10.594
11 Waterreservoir De Huls (Simpelveld) € 36.610 € 21.461
12 Drukvermeerderingsinstallatie Born (langs A2) € -7.009 € -7.009
13 Drukvermeerderingsinstallatie Heerlen € -300 € -12.016
14 Bosperceel Castenray (Oosterbosweg) € 42.503 € 31.870
15 Perceel weiland/bos/akker te Roosteren € 45.500 € 45.500
16 Bosperceel Lottum (Houthuizerweg) € 38.000 € 38.000
17 Bospercelen Heel € 4.500 € 4.500
18 Bospercelen Roggel € 43.500 € 43.500
19 Pompstation Reuver (Lommerbergen) € 391.080 € 30.142
20 perceel bouwland te Kessel (Keizersbaan) € 40.000 € 40.000
21 Perceel bouwland te Sint Geertruid € 31.480 € 31.480
totaal € 859.860 € 235.460
3.28.
Dit leidt tot de volgende resultaten. De netto-opbrengst in het gunstige scenario bedraagt dus € 859.860,-- en in het ongunstige scenario € 235.460,--. In navolging van de door de deskundigen gevolgde methodiek, waarin de kansen op de verwezenlijking van het ongunstige scenario ten opzichte van het gunstige scenario worden gesteld op 3:1, moet de contante waarde van de verwachte netto-opbrengsten in het meest waarschijnlijke scenario worden begroot op € 391.560,-- (= 1 x 859.860 + (235.460 x 3)) / 4 = 391.560).
3.29.
Een en ander impliceert, op grond van de onderstaande berekening (waarbij de rechtbank wederom de methodiek van de deskundigen volgt) de volgende marktwaarde in het meest waarschijnlijke scenario (hierbij is geen overdrachtsbelasting in mindering gebracht, omdat de waarde van de som van de belastbare objecten negatief is):
Contante waarde verwachte netto opbrengsten € 391.560
af: rendementseis (entrepreneurial fee / afslag) 25% € -97.890
Subtotaal € 293.670
af: verwervingskosten € -30.000
Berekende onderhandse verkoopwaarde portefeuille k.k. afgerond € 264.000
3.30.
De bovengrens en de benedengrens van de marktwaarde worden door de rechtbank, op grond van een methodiek van gelijke aard als door de deskundigen gebruikt, als volgt berekend (hierbij is geen overdrachtsbelasting in mindering gebracht, omdat de waarde van de som van de belastbare objecten negatief is):
valt mee valt tegen
Contante waarde verwachte netto opbrengsten € 859.860 € 235.460
af: rendementseis (afslag 25%) € -214.965 € -58.865
Subtotaal € 644.895 € 176.595
af: verwervingskosten € -30.000 € -30.000
Onderhandse verkoopwaarde portefeuille afgerond
(berekend) € 615.000 € 147.000
3.31.
Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van schade en, zo ja, in welke omvang, moet de hiervoor berekende gecorrigeerde marktwaarde als ijkpunt worden genomen. Die waarde is immers de waarde waartegen de 21 bedoelde percelen als “package” verkocht hadden kunnen worden, rekening houdend met de gezamenlijke aannames van partijen. Indien zou komen vast te staan dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] opzettelijk dan wel bewust roekeloos heeft gehandeld, moet het verschil tussen de hierboven vastgestelde marktwaarde en de verkoopprijs van € 115.003,-- als schade worden aangemerkt, omdat in dat geval het gehele verschil moet worden geacht een gevolg te zijn van opzet of bewuste roekeloosheid in de zin van art. 7:661 BW. Bovendien volgt uit de hierboven uitgevoerde berekeningen dat de opbrengst die [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] in het ongunstigste geval (het negatieve scenario) - waarin alles tegenzit, een situatie die door de deskundigen als niet-realistisch wordt beschouwd - in ieder geval een opbrengst van € 147.000,-- had kunnen genereren, hetgeen ruim € 30.000,-- meer is dan hij heeft gerealiseerd.
3.32.
Omdat uit het vorenstaande voortvloeit dat er in ieder geval sprake is van schade die door WML is geleden als gevolg van de omstreden verkoop aan Mutualis, zal in het navolgende worden onderzocht of deze schade het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] in de zin van art. 7:661 lid 1 BW als voorwaarde voor diens arbeidsrechtelijke aansprakelijkheid jegens WML.
3.33.
Bij de beantwoording van deze vraag is het volgende van belang. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de procuratieregeling dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] niet bevoegd was tot het sluiten van een koopovereenkomst tot een bedrag van € 250.000,--, nu die regeling spreekt over de vertegenwoordiging bij het passeren van notariële akten. Bij dergelijke akten wordt de eigendom overgedragen naar aanleiding van een eerdere koopovereenkomst. Anders dan [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] stelt, kan uit de formulering van de vertegenwoordigingsbevoegdheid in de procuratieregeling niet de conclusie worden getrokken dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] ook bevoegd was om WML te vertegenwoordigen bij de verkoop tot bedragen van € 250.000,--. De rechtbank merkt in dit verband op dat uit het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 22 oktober 2013 in de procedure tussen WML en Mutualis in hoger beroep blijkt dat Mutualis heeft erkend dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] niet bevoegd was om WML bij de omstreden verkoop te vertegenwoordigen.
3.34.
Bij de inzage van het bewijs waarop door WML – als vermeld – beslag was gelegd en tot kennisneming waarvan zij rechterlijk verlof had, is gebleken dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] een groot deel van de administratie, waaronder die met betrekking tot de ten processe bedoelde 21 percelen van WML, mee naar huis had genomen en daar bewaarde. WML heeft gesteld dat het niet nodig was dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] die stukken mee naar huis nam, nu hij deze bij thuiswerk via zijn computer met gebruik van een zogenoemde token (een wachtwoord waarmee [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] kon inloggen op het computernetwerk van WML) kon inzien. Het verweer van [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] dat hij de stukken liever fysiek bij zich had indien hij thuis werkte, omdat hij niet overweg kan met computers en met name niet met een token, acht de rechtbank ongeloofwaardig.
3.35.
Voorts staat volgens de rechtbank vast dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] de verkoopovereenkomst heeft gesloten zonder daarvoor toestemming te hebben verkregen van de verantwoordelijke sectormanager. [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] wist en/of had moeten weten dat die toestemming was vereist, nu de verplichting tot het verkrijgen van goedkeuring volgt uit de zogenoemde paraferingsmatrix. Uit die matrix blijkt dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] toestemming nodig had van de sectormanager voor het sluiten van verkoopovereenkomsten tot een bedrag van € 250.000,--.
3.36.
Ook indien er van zou worden uitgegaan dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] bevoegd was de koopovereenkomst zonder toestemming van de sectormanager te sluiten, geldt nog steeds dat die verkoop tegen een marktconforme prijs diende te geschieden. Uit het hierboven overwogene volgt dat dit niet is geschied.
3.37.
[gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] heeft verder gesteld dat hij de bedongen prijs voor de verkoop heeft gemeld aan zijn meerdere, sectormanager [sectormanager WML], dat hij de transactie persoonlijk heeft besproken met de verantwoordelijken binnen WML en dat geen van hen de overeengekomen prijs te laag vond. Hij stelt zich ten slotte op het standpunt dat hij tijdig verantwoording heeft afgelegd en dat WML de verkoop had kunnen tegenhouden indien zij vond dat de bedongen verkoopprijs te laag was.
3.38.
WML heeft dat verweer van [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] gemotiveerd betwist. Volgens WML is [sectormanager WML] niet geïnformeerd over de door [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] gehanteerde verkoopprijzen en heeft deze ook nooit prijzen geparafeerd. [sectormanager WML] heeft tegenover de onderzoeker van Deloitte uitdrukkelijk verklaard de verkoopovereenkomst niet te hebben gezien voordat de percelen waren geleverd.
3.39.
Behalve de enkele stelling van [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] blijkt nergens uit dat hij verantwoording heeft afgelegd, dan wel op enigerlei wijze toestemming heeft verkregen voor de verkoop van de 21 percelen. Gelet op de gemotiveerde betwisting door WML en de daarop volgende, met het eerder geformuleerde standpunt van [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] strijdige stelling van [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] dat hij zelfstandig bevoegd was de koopovereenkomst te ondertekenen en dat hij daartoe geen goedkeuring noch paraaf van [sectormanager WML] nodig had en dat hij bij de onderhavige verkoop op gelijke wijze heeft gehandeld als hij altijd bij de verkoop in het kader van het “project Optimalisatie grondbezit” heeft gedaan, concludeert de rechtbank dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] vóór de voorgenomen verkoop [sectormanager WML] niet op de hoogte heeft gesteld of anderszins vooraf toestemming heeft gevraagd, dan wel verantwoording heeft afgelegd.
3.40.
[gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] heeft ook nog gesteld dat de verkoop van de 21 percelen op dezelfde manier (intern) is verantwoord als de voorgaande verkopen: de integrale verkoopovereenkomst is direct ingevoerd in het voortgangscontrolesysteem voor het “project Optimalisatie grondbezit” op het interne WML-net. [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] stelt dat hij de verkoop ook mondeling heeft gemeld aan onder andere [sectormanager WML] en dat deze daar met instemming kennis van heeft genomen; er zijn geen vragen gesteld over de prijs. In een statusoverzicht van 31 januari 2008 stelt [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] de verkoop van de 21 percelen te hebben verantwoord. Vanaf 24 december 2007 waren alle belanghebbenden bij WML van de verkoop en de prijs van de 21 percelen op de hoogte.
3.41.
De rechtbank verwerpt dat verweer als niet relevant. Uit de tegenwerping blijkt dat de bedoelde verantwoording immers niet voorafgaand aan de verkoop maar pas daarna zou hebben plaatsgevonden. Er kan dan ook niet van worden uitgegaan dat WML uitdrukkelijk goedkeuring heeft verleend aan het voornemen om tegen de bedoelde prijs te verkopen.
3.42.
In het kader van het onderzoek van Deloitte heeft de in 2.11. sub 2 genoemde[koper perceel 8] tegenover een onderzoeker van Deloitte verklaard dat hij in de periode van 2004 tot 2007 diverse malen telefonisch contact heeft gehad met [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] over de verkoop van het perceel te Geulle. Volgens [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] zou [koper perceel 8] in de periode 2005/2006 echter kenbaar hebben gemaakt niet meer geïnteresseerd te zijn in de percelen en zou hij [koper perceel 8] in 2007 niet voor een verkoop hebben benaderd, omdat hij kopers zocht die een pakket met goede en slechte percelen wilden kopen. Verder heeft [koper perceel 8] verklaard dat hij is benaderd door [bestuurder Mutualis] die van [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] had gehoord dat [koper perceel 8] geïnteresseerd was in de aankoop van het perceel.
3.43.
De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van[koper perceel 8], zodat zij niet aannemelijk acht dat deze in de periode 2005/2006 niet geïnteresseerd zou zijn geweest in de aankoop van het perceel zoals [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] beweert. Het handelen van [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] kan niet anders worden geïnterpreteerd dan voortkomend uit de opzet (bewuste intentie) om Mutualis, door het inlichten van [bestuurder Mutualis] over de interesse van [koper perceel 8] in dat perceel, behulpzaam te zijn bij de doorverkoop van het perceel aan [koper perceel 8]. Nu WML daar geen enkel belang bij had, heeft [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] kennelijk alleen zo gehandeld om Mutualis ter wille te zijn.
3.44.
Ten aanzien van het perceel in Margraten heeft [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] tegenover de onderzoeker van Deloitte verklaard dat de uiteindelijke koper, [koper perceel 9 1], in 2005/2006 zou hebben laten weten dat hij een gedeelte van het bedoelde perceel wilde kopen, maar dat dit uiteindelijk geen doorgang heeft gevonden. Volgens [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] zou [koper perceel 9 1] op 22 januari 2008 weer contact met hem hebben opgenomen over de aankoop van het perceel. [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] heeft erkend dat hij [bestuurder Mutualis] heeft geïnformeerd over de interesse van [koper perceel 9 1], maar heeft ontkend dat hij betrokken is geweest bij de verkoop of bij de vaststelling van de koopprijs (€ 99.500,--) van het perceel door Mutualis aan [koper perceel 9 1].
3.45.
De rechtbank is van oordeel dat die verklaring kennelijk leugenachtig is. Tot de e-mailberichten die zich bevonden bij de informatie waarop bewijsbeslag is gelegd, bevindt zich een bericht van 27 maart 2008 van [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] aan [bestuurder Mutualis]. De inhoud daarvan luidt, voor zover te dezen van belang:
“Geachte heer [bestuurder Mutualis],
Hierbij nog twee adviezen:
• Betreft verkoop van een perceel bos gelegen Grubbenvorst sectie K 273, groot 6.87.91. Het bestaat vooral uit naaldbos. Het gebied heet Houthuysen. Iedereen denkt dat het gemeentegrond is, maar u bent daarvan de eigenaar.
• De geïnteresseerde in dit bos is de Heer [directeur Aarts Conserven], directeur bij Aarts Conserven BV. Twee jaar geleden heb ik hem een stuk landbouwgrond aangrenzend verkocht. Hij heeft ook wel interesse in het bos. Ik heb hem gezegd dat ik u zijn telefoonnummer wel wil geven en U wil vragen hem te bellen. Awel, deze sympathieke heer kunt U bellen op nummer [XX.XXXXXXXX 1]. Ik heb hem ook verteld dat bos zo’n €7.= per m2 waard is. Enfin hij wil gewoon even gebeld worden, dus doen maar zou ik zeggen. Als u mij vraagt wat een reële vraagprijs is, dan is dat € 70.000.= Een laatprijs is € 55.000.=
• Succes, u mag mijn naam noemen dat ik u heb gevraagd contact met hem op te nemen. Ik hoop dat u tot zaken kunt komen. Bel hem svp binnen enige dagen.
• Dan een wat apartere zaak. Gaat over een landbouwperceel ten Zuiden van St.Geertruid, het supergehucht Moerslag. Hier ligt een perceel grasland van Mutualis tegen het gehuchtje aan. Een zekere Heer [koper perceel 9 1] heeft daar een paar jaar geleden een huis gekocht ( bouwval ) en dat helemaal opgeknapt. Het huis heeft hij momenteel in de verkoop staan (voor € 725.000.= !!!) . We constateren dat bij dat huis slechts 602 m2 grond is. Dat is natuurlijk minimaal. Hij heeft een paar jaar geleden geprobeerd om grond van WML te kopen, hetgeen niet is gelukt. Zijn botheid, geringe flexibiliteit en mogelijk zelfs gebrek aan intelligentie is daar debet aan. Omdat hij de Directeur van WML gebeld heeft ( [gedaagde zaaknr. C/03/160065] ) en die mij weer inlichtte, heb ik vandaag contact gehad met deze heer. Hij deelde mij mede dat hij omdat er zo weinig grond bijzit en hij paarden wil houden het perceel in de verkoop heeft gezet. Als hij grond bij zijn huis kan kopen dan wil hij zijn huis niet verkopen. Hij heeft mogelijk ook ervaren dat in die prijsklasse kopers ook grond erbij willen of is echt oprecht en wil verhuizen omdat hij te weinig armslag heeft.,\ Enfin in ieder geval een relevante koper:!!
• Wat nu? Als een goede deal is te maken dan is dat natuurlijk oke. Wat is het waard.?
• Betreft perceel grasland. Kadastraal MRG R 214, oppervlakte 1.45.55 ha. Het grenst aan drie huiskavels waarvan de kavel van Hr.[koper perceel 9 1] er een van is. Als ik er een taxatie van zou moeten maken, is mijn berekening als volgt: 1500 m2 ligt tegen de woning aan van Hr [koper perceel 9 1], en ca. 2500 m2.grenst nog aan andere huiskavels
• Dus: voor l500m2 a €30,-/m2 , 2500m2 a €10.-/m2 en restant l.05.55 a €5.=/m2 = € 45.000.= + € 25.000.= + € 53.000.= total € 123.000.=
• Vraagprijs voor hete perceel € 125.000.=, laatprijs minimaal € 100.000.=
Hoe om te gaan met Hr.[koper perceel 9 1].
• Gaarne hem bellen vandaag of morgen. Tel nummer [XX.XXXXXXXX 2] (Ik heb beloofd dat ik zou aandringen bij Mutualis op een contact met hem)
• Voorstel doen: hij kan 1500 m2 tuin kopen bij zijn huis a € 30.= / m2 , totaal 1500 m2 dus voor € 45.000.= (kan eventueel terug tot € 40.000.= als het maar een logisch stuk is wat hij eruit wil halen)
• Als hij het hele perceel wil kopen, dan kan dat ook, vraagprijs € 125.000.= (kan eventueel terug naar een laatprijs van € 100.000.= , maar dat is gezien de omstandigheid al best weinig)
Dus, vlam in de pijp en gas geven!!
Bij vragen, info desgewenst bij de eigenaar! opdrachtgever of bel me [XX.XXXXXXXX 3]”
3.46.
Uit de inhoud van dit opvallende bericht kan de rechtbank geen andere conclusie trekken dan dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] wel degelijk betrokken is geweest bij de doorverkoop van percelen door Mutualis aan [directeur Aarts Conserven] en [koper perceel 9 1], beiden genoemd in 2.11., en dat hij ook bij de totstandkoming van de prijs van die percelen betrokken is geweest en daartoe zelfs aanwijzingen heeft gegeven en suggesties heeft gedaan. WML had ook bij deze transactie geen enkel belang; de percelen waren immers niet meer van haar. Bovendien roept dit handelen de vraag op of [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065], zoals hij stelt, genoodzaakt was om courante en incourante percelen in één “package” te verkopen, omdat de incourante percelen op zich niet verkoopbaar zouden zijn, nu het voor een commerciële partij als Mutualis kennelijk niet bezwaarlijk was de courante percelen uit de package van de 21 percelen los te verkopen. [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065]’ verklaring tegenover de onderzoeker van Deloitte dat hij, behoudens het doorgeven van de namen van geïnteresseerde personen, niet betrokken is geweest bij de doorverkoop van de percelen, is dan ook onjuist en bezijden de waarheid.
3.47.
Tot de bij [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] aangetroffen informatie behoort voorts een e-mailbericht van [werknemer Meander/aandeelhouder Mutualis] aan [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] van 12 augustus 2007. Op pagina 11 van het bij dat bericht gevoegde bestand staat onder het kopje “Mutualis Ontwikkelingen B.V.” vermeld: “Optieovereenkomst R.L. 50%.” Tegenover een onderzoeker van Deloitte heeft [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] verklaard dat er wel eens is gesproken over een optieovereenkomst, maar dat een dergelijke overeenkomst door hem niet is gesloten of geëffectueerd. Kort na de ontvangst van dit e-mailbericht op 12 augustus 2007 stelt [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] al te hebben laten weten dat hij niet wilde participeren in de onderneming van [werknemer Meander/aandeelhouder Mutualis]. Met uitzondering van informele gesprekken over de oprichting van een eigen onderneming stelt [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] niet met [werknemer Meander/aandeelhouder Mutualis] te hebben gesproken over aandeelhouderschap, geldleningen, opties etc.
3.48.
In dat verband is niet een verklaring te vinden voor de inhoud van een e-mailbericht van 11 november 2007 van [werknemer Meander/aandeelhouder Mutualis] aan [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065], waarvan de inhoud als volgt luidt:
“[voornaam gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] ([gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065]: de rechtbank),
Bijgaand aangevulde overeenkomst (zie rode teksten). Ziet er goed uit.
Gegroet,
[voornaam werknemer Meander/aandeelouder Mutualis]” ([werknemer Meander/aandeelhouder Mutualis]: de rechtbank)
“[voornaam werknemer Meander/aandeelouder Mutualis],
Hierbij het uitgewerkte overeenkomstje van de lening. Ik heb als voorbeeld genomen de overeenkomst die ik met [naam] heb gemaakt en die weer kwam van jou en je vader. Ik heb daar wel de hypothecaire zekerstelling uitgehaald.
[voornaam echtgenote gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] vindt het zo goed. Ik hoor wel of jij het ook goed vindt of dat je nog beter suggesties of andere opmerkingen hebt. (tenaamstelling goed? Rekeningnummercontrole etc.)
Wat betreft de optieovereenkomst welke we gisteren bespraken, zie ik jou voorstel wel tegemoet.
Ga er maar vanuit dat ik gebruik maak van het recht,( op zijn vroegst op 1-9-2008 en) op zijn laatst op 7-3-2011, omdat dat de termijn is waarop ik nog bij WML zou kunnen werken. Ook kan er kan er in staan dat partijen de aandelen eerst aan elkaar moeten aanbieden voordat deze verkocht kunnen worden. Ook mag je er in zetten dat jij het recht heb om de aandelen te kopen van mij in een periode, door ons gezamenlijk vast te stellen, maar waar we ons nu uitspreken dat dat zal zijn uiterlijk op 28-8-2016, zoals we gisteren hebben afgesproken.
[voornaam gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065]”
De tekst van de als bijlage toegevoegde overeenkomst luidt, voor zover te dezen van belang, als volgt:
“OVEREENKOMST VAN GELDLENING Mutualis Ontwikkeling BV
De ondergetekenden:
1. Mevrouw [naam echtgenote gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065], geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum], hierna te
noemen leninggever
en
2. De besloten vennootschap Mutualis Beleggingen B.V.; ingeschreven in het
Handelsregister van de Kamer van Koophandel en fabrieken onder nummer
gevestigd te Meeuwenstraat 53, 6035 GC Ospel, kantoorhoudend te Meeuwenstraat 53, 6035 GC Ospel 1, rechtgeldig vertegenwoordigd door de Heer [werknemer Meander/aandeelhouder Mutualis], zulks met goedkeuring van de aandeelhouders, hierna te noemen “leningnemer”,
en hierna gezamenlijk ook te noemen “partijen”.
In aanmerking nemende:
• dat de leninggever bereidt is een geldlening, ter financiering van de opstart van het bedrijf Mutualis Beleggingen B.V. aan leningnemer € l00.000.= (voldoende inclusief k.k.????) ter beschikking te stellen en leningnemer dit wenst te aanvaarden;
• dat partijen de termen en voorwaarden van deze geldlening bij schriftelijke overeenkomst wensen vast te leggen
.
Verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
Artikel 1
De leninggever verleent aan leningnemer op 15-1-2008 een lening van € 100.000.= (zegge: honderdduizend euro), welk bedrag leningnemer in leen zal aanvaarden. Leninggever zal zonder tegenbericht dit bedrag overboeken op rekening Rabobank [XXXX.XX.XXX].
(…)
Aldus overeengekomen en in tweevoud getekend te Roermond en Ospel 19-11-2007
leninggever leningnemer
Mevrouw [naam echtgenote gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] de heer [werknemer Meander/aandeelhouder Mutualis]”
3.49.
In voornoemd e-mailbericht is immers sprake van een optieovereenkomst die tussen [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] en [werknemer Meander/aandeelhouder Mutualis] op 10 november 2007 zou zijn besproken, terwijl [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] kort na het bericht van 12 augustus 2007 te kennen zou hebben gegeven niet geïnteresseerd te zijn in het sluiten van een optieovereenkomst. Uit de weergegeven inhoud van de boodschap concludeert de rechtbank dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065], door middel van financiering via zijn echtgenote, een financieel belang heeft willen nemen in Mutualis door aankoop van 50% van de opties in die vennootschap. Dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065], zoals hij stelt, uiteindelijk heeft afgezien van samenwerking met [werknemer Meander/aandeelhouder Mutualis] in die vennootschap, zodat het bij een conceptovereenkomst is gebleven, acht de rechtbank niet geloofwaardig, mede gezien in het licht van de handelingen die blijken uit het e-mailbericht van 27 maart 2008 van [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] aan [bestuurder Mutualis]. Het verweer van [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] ontbeert ook enige schriftelijke ondersteuning.
3.50.
Op pagina 12 van eerdergenoemde bijlage 11 is onder andere vermeld “Financieren RL € 100.000 + RG € 100.000. verdeling naar ondernemingen.” [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] heeft tegenover de onderzoeker van Deloitte verklaard dat hij dit niet met [werknemer Meander/aandeelhouder Mutualis] heeft besproken, omdat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] kort na de ontvangst van dit e-mailbericht aan [werknemer Meander/aandeelhouder Mutualis] zou hebben medegedeeld niet meer te willen participeren in [werknemer Meander/aandeelhouder Mutualis] nieuw op te richten vennootschap. Ook in dit kader is dan niet te verklaren waarom [werknemer Meander/aandeelhouder Mutualis] het bericht van 11 november 2007 aan [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] heeft gezonden, nu het daarin uitdrukkelijk wel gaat om de financiering van de oprichting van Mutualis.
3.51.
Naar aanleiding van het feit dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] door de onderzoeker van Deloitte werd geconfronteerd met een e-mailwisseling tussen [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] en [werknemer Meander/aandeelhouder Mutualis], waaruit blijkt dat Mutualis Ontwikkeling B.V. i.o. de beoogde koper was van de 21 percelen, heeft [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] onder andere verklaard niet te weten dat die onderneming de vennootschap van [werknemer Meander/aandeelhouder Mutualis] was. De rechtbank acht deze verklaring in het licht van de bovengeciteerde berichten evenzeer ongeloofwaardig.
3.52.
Hoffmann heeft bij haar onderzoek van de computers van [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] een digitale versie van een koopovereenkomst aangetroffen betreffende een perceel te Huls, gemeente Simpelveld. Die koopovereenkomst ziet op de verkoop van dit perceel door Mutualis aan een zekere [koper perceel 11].
3.53.
Uit het feit dat deze koopovereenkomst op de computer van [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] is aangetroffen, trekt de rechtbank de conclusie dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] betrokken is geweest bij de doorverkoop van dat perceel aan een derde. Ook bij deze overeenkomst had WML geen enkel belang.
3.54.
Uit de aangetroffen informatie blijkt verder het volgende. [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] heeft op 30 juni 2007 door middel van twee contracten pachtovereenkomsten beëindigd en wel met de heer [pachter perceel 1] en met de heer [pachter perceel 2], die ieder een deel van één kadastraal perceel hadden gepacht. Beide beëindigingen werden effectief op 1 oktober 2007. Gelijktijdig heeft [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] met [pachter perceel 2] een zogenoemde eenmalige pachtovereenkomst voor de duur van drie jaar voor de periode 1 oktober 2007 tot 1 oktober 2010 gesloten betreffende hetzelfde perceel.
3.55.
De rechtbank is met WML van oordeel dat niet voor de hand ligt dat het perceel dat door voornoemde pachters werd gepacht, eerst pachtvrij wordt gemaakt door beëindiging van de bestaande overeenkomst en dat vervolgens ten aanzien van het door [pachter perceel 2] gepachte deel van het kadastrale perceel diezelfde dag met dezelfde persoon een nieuwe pachtovereenkomst wordt gesloten voor de duur van drie jaar. Uitgaand van de eigen stellingen van [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] dat dit perceel deel uitmaakte van de ten processe bedoelde percelen en dat het hier ging om de laatste te verkopen percelen uit het “project Optimalisatie grondbezit” die op korte termijn verkocht moesten worden in verband met de afsluiting van het project, is dat handelen te minder te begrijpen nu van verpachting een prijsdrukkend effect uitgaat, waardoor de opbrengst voor WML vermindert. De rechtbank concludeert hieruit dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] zo heeft gehandeld om enerzijds de prijs voor de koper (Mutualis) te drukken en anderzijds, door te kiezen voor verpachting voor betrekkelijk korte duur, de koper niet al te lang te binden aan de verpachting. Ook daarmee heeft [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] WML benadeeld en Mutualis bevoordeeld.
3.56.
Vergelijkbaar is naar het oordeel van de rechtbank de gang van zaken met betrekking tot het pand aan de [adres]. Op 11 december 2007 heeft [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] met [Duitse student/huurder 1] en [Duitse student/huurder 2], twee Duitse studenten, een huurovereenkomst gesloten voor de periode van 15 december 2007 tot 15 juni 2010. Ook van een huurovereenkomst gaat, tenzij er sprake is van een beleggingsobject (waarvan gesteld noch gebleken is dat daarvan sprake is), een waardedrukkend effect uit. Gelet op het feit dat dit perceel, als onderdeel van de 21 verkochte percelen, op 24 december 2007 is verkocht aan Mutualis, en mede acht slaand op het gegeven dat reeds ruim vóór het sluiten van de huurovereenkomst is gecorrespondeerd over de uiteindelijke verkoopovereenkomst, moet ervan worden uitgegaan dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] ten tijde van het sluiten van de huurovereenkomst wist dat deze woning op korte termijn zou worden verkocht. [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] heeft tegenover de onderzoeker van Deloitte verklaard dat hij met de verhuur van het pand herhaling van vernielingen wilde voorkomen - die in de periode van september 2007 tot en met half december 2007, toen het pand niet was verhuurd, zouden hebben plaatsgevonden - , maar de rechtbank acht die verklaring niet geloofwaardig. Ten tijde van het sluiten van de huurovereenkomst wist [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] dat de verkoop van het pand aanstaande was. In de regel zal een levering niet lang daarna plaatsvinden. Het ligt niet voor de hand om ter voorkoming van vernieling in de periode tussen het moment van verkoop en dat van levering een huurovereenkomst aan te gaan voor een duur van maar liefst drie jaar.
3.57.
Nu WML geen enkel belang had bij de verhuur van dit pand, kan ervan worden uitgegaan dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] ook in dit geval de huurovereenkomst enkel heeft gesloten om daarmee de prijs voor de koper (Mutualis) te drukken, waarbij Mutualis anderzijds niet te lang is gebonden aan de huurovereenkomst. In dit verband wil de rechtbank niet onvermeld laten dat bovendien niet valt te begrijpen waarom [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] dit pand heeft verhuurd, nu hij ter rechtvaardiging van de lage waarde die in de koopovereenkomst is toegekend aan dit pand, heeft gewezen op het feit dat er zijns inziens sprake is van instortingsgevaar wegens een ondergronds gangenstelstel.
3.58.
Uit hetgeen hierboven is vastgesteld, trekt de rechtbank de conclusie dat de schade die door de rechtbank is vastgesteld, door [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] zo niet opzettelijk, dan toch in ieder geval bewust roekeloos is veroorzaakt. Dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] grote delen van de administratie betreffende de percelen van WML in fysieke vorm thuis aanwezig had, terwijl hij daartoe ook toegang zou hebben kunnen krijgen via het netwerk waarop hij via zijn werkplek thuis kon inloggen, rechtvaardigt in het licht van de hierna vermelde omstandigheden de conclusie dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] handelingen met betrekking tot die percelen buiten het zicht van WML wilde houden. Hetzelfde geldt voor het feit dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] geen toestemming heeft gevraagd aan de sectormanager voor de omstreden verkoop. Het moge zo zijn dat het bij WML praktisch gebruikelijk was dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] percelen verkocht zonder toestemming van zijn sectormanager, maar in het licht van de hierboven genoemde omstandigheden ligt het meer voor de hand dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] bij dit omvangrijke en voor de toekomst van WML belangrijke “project” die toestemming niet heeft gevraagd omdat hij zaken wilde verbergen.
3.59.
Gebleken is ook van een innige samenwerking tussen [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] en [werknemer Meander/aandeelhouder Mutualis] en [bestuurder Mutualis], die als aandeelhouder respectievelijk bestuurder betrokken waren bij Mutualis, zonder dat daarvan enig relevant voordeel voor WML te verwachten viel. Integendeel: [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] heeft Mutualis ten laste van WML bevoordeeld door enkele percelen voor veel te lage prijzen aan Mutualis te verkopen. Zulks blijkt uit de aanwijzingen die [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] heeft gegeven in zijn per e-mail van 27 maart 2008 aan [bestuurder Mutualis] gezonden bericht. Daarnaast heeft [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065], terwijl hij wist dan wel had moeten weten dat bepaalde percelen op (zeer) korte termijn verkocht zouden worden, deze te verkopen objecten verpacht of verhuurd, waardoor die in waarde zouden dalen. [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] wist dat Mutualis door die waardedaling financieel voordeel zou behalen omdat daarmee de aankoopprijs verminderde, terwijl er gelijktijdig voor WML een daarmee corresponderend nadeel ontstond. Aannemelijk is voorts dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065], door middel van financiering door zijn echtgenote, zijdelings belang had bij ieder voordeel dat Mutualis zou toevallen.
3.60.
Conclusie is derhalve dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] op grond van art. 7:661 BW aansprakelijk is voor de door WML geleden schade. Tot die schade behoort allereerst de schade als gevolg van de te lage verkoopopbrengst. De omvang daarvan kan de rechtbank thans echter niet vaststellen op grond van de volgende omstandigheid.
3.61.
De rechtbank is bekend met het feit dat op 22 oktober 2013 door het gerechtshof’s-Hertogenbosch een arrest is gewezen tussen Mutualis als appellante en WML als geïntimeerde. Onderwerp van die procedure was de vraag of de verkoop van de 21 ten processe bedoelde percelen door [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] namens WML aan Mutualis rechtsgeldig is geschied. Het gerechtshof heeft – zakelijk weergegeven – geoordeeld dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] niet vertegenwoordigingsbevoegd was bij de koopovereenkomst, zodat geen geldige koopovereenkomst tot stand is gekomen tussen WML en Mutualis, en het heeft op grond daarvan het vonnis van de voormalige rechtbank Roermond bekrachtigd. Die bekrachtiging komt erop neer dat WML is gemachtigd om ingevolge het bepaalde in art. 3:299 BW namens Mutualis over te gaan tot teruglevering van de in het vonnis en het arrest genoemde percelen, en dat Mutualis is veroordeeld om aan WML € 124.497,-- te voldoen. Dit laatste bedrag vormt het verschil tussen de opbrengst van de vijf door Mutualis doorverkochte percelen met een totale verkoopprijs van € 239.500,-- en de prijs van € 115.003,-- voor de door [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] beweerdelijk namens WML aan Mutualis verkochte percelen.
3.62.
Nu de rechtbank voorshands onduidelijk is welke consequenties het voormelde arrest van het gerechtshof voor de in de onderhavige procedure voor vergoeding voorgedragen schade heeft, is de door WML mede gevorderde verwijzing naar de staatprocedure de aangewezen gang van zaken. De rechtbank begrijpt dat de schadestaat alleen ziet op de schade als gevolg van de te lage gerealiseerde opbrengst van de koopovereenkomst tussen WML en Mutualis, zodat over de overige schadeposten, die betrekking hebben op schadeposten als bedoeld in art. 6:96 lid 2 onder b en c BW, thans kan worden beslist.
3.63.
In dit verband is wel nog van belang dat voormeld arrest wellicht tot gevolg heeft dat de schade wegens een te lage gerealiseerde verkoopopbrengst aanzienlijk lager uitvalt, maar dat betekent niet dat de in 3.62. bedoelde kosten ten onrechte zijn gemaakt en dat de vergoeding daarvan moet uitblijven of op een (veel) lager bedrag moet worden gesteld. Over deze kosten kan de rechtbank in de onderhavige procedure dan ook een oordeel geven ongeacht het oordeel over de schade wegens de te lage verkoopopbrengst in een mogelijke schadestaatprocedure.
3.64.
De vergoeding van de kosten van de onderzoeken van Hoffmann en Deloitte wordt door WML gevorderd als schadevergoeding. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid op de voet van art. 6:96 lid 2 onder b BW in beginsel voor vergoeding in aanmerking komen, nu deze in redelijkheid zijn gemaakt. Voor toewijzing daarvan is echter ook vereist dat de ter vergoeding voorgelegde kosten naar omvang redelijk zijn. De rechtbank acht de gemaakte kosten (€ 431.151,--) onredelijk hoog en begroot ze in redelijkheid op de (afgeronde) helft daarvan, € 215.000,--. De over deze kosten gevorderde rente kan niet worden toegewezen met ingang van 25 februari 2008, nu die toen nog niet waren gemaakt, noch met ingang van 27 oktober 2008, nu niet is gesteld of gebleken dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] tegen die dag in gebreke is gesteld tot betaling daarvan. Derhalve zal de rechtbank de rente over het toe te wijzen vergoedingsbedrag toewijzen vanaf de datum van dagvaarding, 24 november 2008.
3.65.
Ten aanzien van de ter vergoeding voorgelegde buitengerechtelijke incassokosten - € 16.831,69 - overweegt de rechtbank het volgende. Niet gebleken is dat er werkzaamheden zijn verricht die waren gericht op het buiten rechte incasseren van de vordering, zodat dit deel van de vordering moet worden afgewezen.
3.66.
Nu de zaak bij vonnis van 27 juli 2011 door de kantonrechter op de voet van het bepaalde in art. 98 Rv is verwezen naar de meervoudige kamer van de sector civiel van deze rechtbank en de zaak daarmee geen kantonzaak meer was, dienen - ook ter zake de voordien verrichte proceshandelingen - de door de rechtbank gehanteerde liquidatietarieven met betrekking tot de vergoeding van advocaatkosten te worden toegepast. Ten aanzien van het griffierecht geldt dat op grond van het bepaalde in art. 8 Wet griffierechten in burgerlijke zaken het griffie-recht moet worden verhoogd overeenkomstig de tabel bij deze wet. [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten overeenkomstig de geliquideerde advocaatkosten en griffierechten die passen bij de toegewezen vordering.
3.67.
3.68.
[gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden verwezen. Omdat een aanzienlijk deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van WML op basis van het toegewezen bedrag op:
- dagvaardingsexploot € 71,80;
- overige explootkosten € 1.583,00;
- griffierecht € 3.715,00;
- deskundigen € 93.555,15;
- salaris advocaat € 17.000,00 (8,5 punten × tarief € 2.000,00);
Totaal € 115.924,95.
4. De beslissing
De rechtbank:
veroordeelt [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] tot betaling aan WML van een bedrag van € 215.000,-- aan kosten onderzoek;
veroordeelt [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] tot betaling aan WML van de wettelijke rente over het schadebedrag vanaf 25 februari 2008;
veroordeelt [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van WML tot op heden begroot op € 115.924,95, waaronder begrepen de kosten in verband met de diverse beslagen, tot een bedrag van € 3.584,--;
verklaart dit vonnis, behalve ten aanzien van de verklaring voor recht, tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
In de zaak met nummer C/03/160065 / HA ZA 11-304
Partijen worden hierna respectievelijk [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065], WML en [gedaagde zaaknr. C/03/160065] genoemd.
1. Het verdere verloop van de procedure
De deskundigen hebben bij rapport van 29 november 2012 het bij tussenvonnis van 4 april 2012 gelaste deskundigenbericht uitgebracht, dat zich bij de stukken bevindt.
WML/[gedaagde zaaknr. C/03/160065] en [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] hebben een conclusie na deskundigenbericht genomen.
De rechtbank heeft vervolgens vonnis bepaald, waarvan de uitspraak nader is bepaald op heden.
Mr. Frénay, ten overstaan van wie mede de pleidooien zijn gehouden, heeft dit vonnis niet mede kunnen wijzen nu hij niet meer werkzaam is binnen, destijds genaamd, de sector handelsrecht, thans teams burgerlijk recht 3 en 4.
2. Het geschil
2.1.
Voor de relevante feiten verwijst de rechtbank naar hetgeen zij in het vonnis onder zaaknummer C/03/163575 / HA ZA 11-645 in de overwegingen 2.2. tot en met 2.19. heeft vermeld. In aanvulling op de daar vermelde feiten is in de onderhavige zaak nog het volgende van belang. Bij beslissing op bezwaar van 3 september 2010 heeft het UWV een bezwaar van[gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] ongegrond verklaard. Dat bezwaar van [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] was gericht tegen de beslissing van het UWV van 13 april 2010, waarbij het UWV een aanvraag van [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] om een WW-uitkering per 15 april 2010 had afgewezen. Bij uitspraak van 28 april 2011 van de sector bestuursrecht van de voormalige rechtbank Roermond heeft die rechtbank het beroep ingesteld tegen het besluit van 15 april 2010 gegrond verklaard en dat besluit vernietigd, maar tevens bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Tegen deze beslissing is door[gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. De afloop daarvan is de rechtbank niet bekend.
2.2.
[gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] voert aan dat WML ten onrechte en lichtzinnig heeft gesteld dat hij de 21 bedoelde percelen tegen een te lage prijs heeft verkocht, nu partijen over de waardering van bos- en landbouwpercelen nauwelijks van mening verschilden. Dat inzicht en het feit dat [werknemer WML 1] zijn beoordeling van de waarde van de “typische WML-percelen” (de overige percelen) heeft gebaseerd op waardevermeerderende “potentiële” bestemmingen, heeft WML echter niet met de kantonrechter gedeeld. [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] stelt dat hij de percelen heeft gewaardeerd met inachtneming van gangbare waarderingsgrondslagen, op een wijze zoals dat sedert jaar en dag binnen WML gebruikelijk was.
2.3.
WML heeft zich volgens [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] bij de procedures ten overstaan van de kantonrechter en het UWV beroepen op onware stellingen. Volgens [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] heeft WML ten onrechte in die procedures aangevoerd dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] de 21 percelen te goedkoop had verkocht en dat hij niet bevoegd was om die percelen te verkopen. Voorts heeft WML volgens [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] ten onrechte gesteld dat hij bij die verkoop niet transparant had gehandeld, dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] vóór de transactie van WML met Mutualis had geweten dat de percelen voor een hogere prijs aan derden doorverkocht zouden worden en met de door hem al in 2008 getoonde interesse om met [werknemer Meander/aandeelhouder Mutualis] samen te werken bewijs bijbrengt dat de percelen in 2007 te goedkoop waren verkocht.
2.4.
Verder verwijt [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] WML dat deze ten onrechte heeft nagelaten belangrijke informatie aan Deloitte en aan hem te verstrekken, terwijl WML wist dat deze informatie van belang was voor de procedures. WML heeft volgens [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] heimelijk onderzoek naar hem gedaan, heeft beslag gelegd op zijn bankrekening en op zijn huis, heeft hem rauwelijks gedagvaard in een schadevergoedingsprocedure en heeft ontbinding van de arbeidsovereenkomst gevraagd wegens gewichtige redenen. [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] stelt als gevolg hiervan zijn baan te hebben verloren, geen inkomen meer te hebben en sociaal en psychisch “kapot” te zijn gemaakt. Aldus heeft WML in strijd gehandeld met de contractuele zorgvuldigheid die zij als werkgever jegens[gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] in acht dient te nemen. Verder heeft WML in de visie van [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] welbewust en bij herhaling gehandeld in strijd met de op haar rustende waarheidsplicht, in het bijzonder door rechters en het UWV te misleiden.
2.5.
2.6.
[gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] stelt dat WML ook aansprakelijk is voor de consequenties van publicaties in de dagbladen NRC Handelsblad en De Limburger over de beweerdelijk door [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] gepleegde vastgoedfraude, waarin is geschreven dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065], in die artikelen aangeduid als “rentmeester [voornaam gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065]”, de 21 percelen voor te weinig geld zou hebben verkocht. Ondanks het feit dat WML niet zelf de publiciteit heeft gezocht, was het voor WML voorzienbaar dat haar “beschuldiging” breed in de pers zou worden uitgemeten.
2.7.
Voor het omstreden handelen is niet alleen WML aansprakelijk, maar volgens [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] ook [gedaagde zaaknr. C/03/160065], als bestuurder van WML. [gedaagde zaaknr. C/03/160065] was en is enig bestuurder van WML en gaf feitelijk leiding aan de omstreden handelingen. Zij hield zich bezig met de “zaak [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065]”: zij onderhield de contacten met de advocaat van WML en was persoonlijk nauw betrokken bij het totaal aan onderzoeken en procedures tegen [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065].
2.8.
Op grond van het vorenstaande vordert [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] dat de rechtbank bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart:
(1) dat WLM, door te handelen zoals in deze dagvaarding is vermeld, onrechtmatig heeft gehandeld jegens [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065];
(2) dat [gedaagde zaaknr. C/03/160065] aldus eveneens onrechtmatig heeft gehandeld jegens [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065].
II. WML veroordeelt om:
primair:
(1) binnen tien dagen na het te dezen te wijzen vonnis de juiste eindafrekening aan [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] te doen toekomen betreffende de ontbinding van de dienstbetrekking van eiser en gedaagde per 15 maart 2010;
(2) het saldo van de juiste eindafrekening binnen 14 dagen na het te dezen te wijzen vonnis aan [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] te voldoen;
(3) het bedrag van de eindafrekening te vermeerderen met de wettelijke (handels-)rente vanaf 15 maart 2010, althans vanaf een datum in goede justitie te bepalen;
(4) het sub (2) genoemde bedrag te vermeerderen met 50%, althans met een in goede justitie te bepalen bedrag;
subsidiair:
het saldo van een in goede justitie te bepalen eindafrekening binnen 14 dagen na het te dezen te wijzen vonnis aan eiser te voldoen.
Een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.500,-- voor iedere dag dat WML in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen;
III. WML en [gedaagde zaaknr. C/03/160065] hoofdelijk veroordeelt aan [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] te betalen, des dat voor zover de een betaalt, de ander in zoverre zal zijn bevrijd:
primair:
alle daadwerkelijke advocaatkosten aan de zijde van [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065], op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
subsidiair:
een in goede justitie te bepalen bedrag aan advocaatkosten die aan de zijde van [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] zijn gemaakt;
een en ander in dier voege dat voor zover de ene gedaagde aan deze veroordeling voldoet, de ander in zoverre zal zijn gekweten.
IV. WML en [gedaagde zaaknr. C/03/160065] hoofdelijk veroordeelt aan [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] te betalen:
- -
een vergoeding voor alle overige schade van [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065], het gevolg zijnde van de in deze dagvaarding beschreven onrechtmatige gedragingen van WML op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- -
de wettelijke rente over het bedrag van de schadevergoeding vanaf de dag van opeisbaarheid;
Een en ander in dier voege dat voor zover de ene gedaagde aan deze veroordeling voldoet, de ander in zoverre zal zijn gekweten;
V. ter zake de rectificatie:
primair:
WML gelast om binnen 1 week na het te dezen te wijzen vonnis tot rectificatie over te gaan, in dier voege dat WML bewerkstelligt:
(1) dat de verklaring die als bijlage 34 is overgelegd, volledig en letterlijk, in de volgende dagbladen wordt opgenomen: NRC Handelsblad, Dagblad De Limburger en het Limburgs Dagblad, ook indien daarvoor nodig is dat WML advertentieruimte inkoopt;
(2) dat de rectificaties/advertenties) tenminste op A5-formaat worden gedrukt
(circa 20 x l5 cm);
(3) dat de rectificaties(/advertenties) zoveel mogelijk op de voorpagina’s, en wanneer dat niet mogelijk is op de pagina’s 2 of 3, van de sub (1) genoemde dagbladen worden gepubliceerd;
subsidiair:
WML tot een in goede justitie te bepalen rectificatie gelast, een en ander op straffe van verbeurte door WML van een dwangsom van € 100.000,-- indien WML binnen twee dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis niet overeenkomstig het te dezen te wijzen vonnis heeft gerectificeerd en van € 10.000,-- voor iedere dag dat WML daarmee in gebreke blijft;
VI. WML veroordeelt alle ten laste van [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] gelegde beslagen op te heffen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,-- voor iedere dag dat WML in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen;
VII. WML en [gedaagde zaaknr. C/03/160065] veroordeelt:
primair:
in de daadwerkelijke kosten van [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] van deze procedure.
subsidiair:
in de kosten van deze procedure.
2.9.
De vordering wordt door WML en [gedaagde zaaknr. C/03/160065] gemotiveerd betwist. Op stellingen van partijen zal de rechtbank, in zoverre relevant, hierna verder ingaan.
3. De verdere beoordeling
3.1.
Ten aanzien van de sub I gevorderde verklaring van recht overweegt de rechtbank het volgende. Voorop moet worden gesteld dat de rechtbank in de hierboven beoordeelde zaak met nummer 163575 / HA ZA 11-304 heeft geoordeeld dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] opzettelijk, dan wel bewust roekeloos schade heeft toegebracht aan WML door het op 24 december 2007 namens WML tegen een te lage prijs verkopen van 21 percelen en [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] veroordeeld om de daardoor geleden schade, op te maken bij staat, te vergoeden.
3.2.
Hetgeen partijen in de onderhavige procedure stellen omtrent de volgens [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] onware stellingen weergegeven in 2.3., wijkt in essentie niet af van hetgeen partijen ook in de in 3.1. genoemde procedure hebben gesteld. Uit hetgeen de rechtbank in dat vonnis overweegt, volgt dat WML geen onware stellingen heeft verdedigd in de procedure ten overstaan van de kantonrechter. Ook volgt hieruit dat WML in de procedure van [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] bij het UWV geen onjuiste informatie heeft verstrekt. Uit het in opdracht van de rechtbank uitgebrachte deskundigenbericht en de daarop door de rechtbank aangebrachte wijzigingen blijkt dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] de percelen te goedkoop heeft verkocht (zie r.o. 3.32.). Voorts blijkt uit dat vonnis dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] niet bevoegd was om de bedoelde percelen te verkopen (zie r.o. 3.33.). Verder is in dat vonnis geoordeeld dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] niet “transparant” heeft gehandeld (zie r.o. 3.58. en 3.59.).
3.3.
Omdat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] daaromtrent in de onderhavige procedure niet meer of anders heeft gesteld dan in de procedure met zaaknummer 163575 / HA ZA 11-304, heeft hetgeen de rechtbank in die procedure daarover heeft geoordeeld, ook in de onderhavige procedure te gelden. Dit betekent dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] WML schade heeft berokkend door de 21 percelen voor een te lage prijs te verkopen, dat de als gevolg daarvan ontstane schade door [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] opzettelijk dan wel bewust roekeloos is toegebracht en dat [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] derhalve op grond van art. 7:661 BW aansprakelijk is voor die schade.
3.4.
Uit het vorenstaande volgt dat WML niet onrechtmatig jegens [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] heeft gehandeld. [gedaagde zaaknr. C/03/160065] heeft dit als gesteld leidinggevende aan die handelingen bijgevolg ook niet gedaan. De vordering sub I moet derhalve worden afgewezen.
3.5.
Ten aanzien van de sub II gevorderde eindafrekening ter zake de beëindiging van de arbeidsovereenkomst overweegt de rechtbank het volgende. WML heeft niet betwist dat zij op grond van een eindafrekening nog geld aan [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] verschuldigd was, maar zij stelt dat het verschuldigde al is/zal worden verrekend met door [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] aan WML berokkende schade. Volgens haar dient op de door [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] gevorderde hoofdsom van € 48.135,-- bruto in mindering te worden gebracht het uitbetaalde loon over de maand maart 2010, zijnde een bedrag van € 2.047,47 bruto. Daarnaast dient op de vordering van [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] nog een nettobedrag in mindering te worden gebracht van € 12.001,-- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 31 augustus 2010, in verband met de overname van een lease-auto door [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065].
3.6.
Nu het verweer van WML niet voldoende gemotiveerd is betwist, ligt deze vordering, met inachtneming van de volgens WML in mindering te brengen bedragen, voor toewijzing gereed. De rechtbank ziet in de hoogte van het af te rekenen bedrag aanleiding de hoogte van de dwangsom op deze afrekening te verlagen en het totaal te maximeren.
3.7.
Omdat uit het voorgaande volgt dat WML en [gedaagde zaaknr. C/03/160065] niet onrechtmatig jegens [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] hebben gehandeld, bestaat er ook geen rechtsgrond voor toewijzing van de vordering sub IV.
3.8.
Er bestaat evenmin grond voor toewijzing van de sub V gevorderde veroordeling tot het plaatsen van een rectificatie, nu uit het voorgaande volgt dat er wél sprake is geweest van een verwijtbaar onjuiste vastgoedtransactie.
3.9.
Nu uit het vonnis in de zaak met nummer 163575 / HA ZA 11-304 volgt dat WML een aanzienlijke vordering heeft op [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065], tot zekerheid waarvan de omstreden beslagen zijn gelegd, zijn de beslagen terecht gelegd en bestaat er dus geen aanleiding de vordering tot opheffing van de door WML gelegde beslagen toe te wijzen. Derhalve moet ook de vordering sub VI worden afgewezen.
3.10.
De sub III gevorderde veroordeling tot betaling van de daadwerkelijk gemaakte advocaatkosten moet worden afgewezen. De aard en de omvang van de aansprakelijkheid van WML voor het (beperkte) wel toewijsbare deel van de vordering rechtvaardigen geen veroordeling van WML en [gedaagde zaaknr. C/03/160065] tot betaling/vergoeding van door [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] gemaakte advocaatkosten in volle omvang.
3.11.
Ten aanzien van de proceskosten overweegt de rechtbank het volgende. Omtrent de kosten van het door de rechtbankdeskundigen uitgebrachte rapport, dat met toestemming van partijen moet worden geacht ook in onderhavige procedure te zijn uitgebracht, is in de procedure met zaaknummer 163575 / HA ZA 11-304 reeds beslist, zodat een beslissing daarover in de onderhavige procedure achterwege kan blijven.
3.12.
In de verhouding tot WML worden, behoudens de vordering sub II, alle vorderingen afgewezen. De rechtbank zal ten aanzien van de vordering sub II, die wordt aangemerkt als een vordering van onbepaalde waarde, met betrekking tot het advocatensalaris tarief II toepassen en WML overigens veroordelen tot betaling van de dagvaardingskosten en het door [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] betaalde griffierecht. Weliswaar krijgt WML aldus geen vergoeding van de advocaatkosten gemaakt in verband met de omvangrijke betwisting van de overige, afgewezen, vorderingen, maar de rechtbank acht dat in het onderhavige geval niet onredelijk. De stellingen die WML in de onderhavige zaak heeft aangevoerd ter betwisting van de vorderingen van [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] zijn immers in essentie gelijk aan de stellingen die WML heeft aangevoerd ter onderbouwing van haar vordering in de zaak met nummer 163575 / HA ZA 11-304. Met de verwijzing van [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] in de proceskosten van WML in die laatste zaak heeft WML derhalve al een (forfaitaire) vergoeding ontvangen voor die werkzaamheden.
3.13.
In de verhouding tot [gedaagde zaaknr. C/03/160065] overweegt de rechtbank ten aanzien van de proceskosten het volgende. Alle vorderingen die zijn gericht tegen [gedaagde zaaknr. C/03/160065], worden door de rechtbank afgewezen. De rechtbank stelt de proceskosten van [gedaagde zaaknr. C/03/160065] ter betwisting van die vorderingen echter op nihil op grond van het volgende. De vorderingen tegen [gedaagde zaaknr. C/03/160065] zijn ook steeds gericht tegen WML. [gedaagde zaaknr. C/03/160065] en WML zijn bijgestaan door dezelfde advocaat, die voor beide partijen steeds gezamenlijk heeft geconcludeerd, weshalve ook maar éénmaal griffierecht in rekening is gebracht. Door [gedaagde zaaknr. C/03/160065] is niet gesteld, terwijl evenmin is gebleken, dat [gedaagde zaaknr. C/03/160065] een deel van de advocaatkosten of het griffierecht voor haar rekening heeft moeten nemen, zodat zij kennelijk geen kosten heeft hoeven maken.
3.14.
De kosten aan de zijde van [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] worden begroot op: - dagvaardingsexploot € 109,35; - betaald griffierecht € 258,00; - salaris advocaat € 1.808,00 (4,0 punten × factor 1,0 × tarief € 452,00); Totaal € 2.175,35.
4. De beslissing
De rechtbank:
veroordeelt WML om:
1. binnen tien dagen na dit vonnis de juiste eindafrekening – met inachtneming van in mindering te brengen bedragen als onder 3.5. vermeld – aan [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] te doen toekomen betreffende de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] met WML per 15 maart 2010, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf die datum en te vermeerderen met een dwangsom van € 500,-- voor iedere dag dat WML in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, zulks tot een maximum van in totaal € 10.000,-- aan te verbeuren totaalsom;
2. het saldo van de juiste eindafrekening binnen veertien dagen na dit vonnis aan[gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] te voldoen, te vermeerderen met 50%, in overeenstemming met art. 7:625 BW;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
veroordeelt WML in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] begroot op € 2.175,25;
veroordeelt [gedaagde zaaknr. C/03/163575, eiser zaaknr. C/03/160065] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [gedaagde zaaknr. C/03/160065] begroot op nihil;
wijst het meer of anders gevorderde af.
In de zaken met nummer C/03/163575 / HA ZA 11-645 en C/03/160065 / HA ZA 11-304
Deze vonnissen zijn gewezen door mr. J.F.W. Huinen, mr. H.W.M.A. Staal en mr. A.J. Henzen, rechters, en zijn in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.1.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 29‑01‑2014