Einde inhoudsopgave
Besluit slachtoffers van strafbare feiten
Artikel 10
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2017
- Bronpublicatie:
24-08-2016, Stb. 2016, 310 (uitgifte: 05-09-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-04-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-03-2017, Stb. 2017, 128 (uitgifte: 31-03-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De opsporingsambtenaar, of andere ambtenaar van een organisatie die opsporing van strafbare feiten tot taak heeft, zorgt ervoor dat het slachtoffer, tijdens of zo spoedig mogelijk na het eerste contact, een tijdige en individuele beoordeling krijgt om specifieke beschermingsbehoeften te onderkennen en om te bepalen of en in welke mate het slachtoffer tijdens het strafproces en de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen van bijzondere maatregelen gebruik moet kunnen maken, gelet op zijn bijzondere kwetsbaarheid voor secundaire en herhaalde victimisatie, voor intimidatie en voor vergelding.
2.
De individuele beoordeling houdt in het bijzonder rekening met:
- a.
de persoonlijke kenmerken van het slachtoffer;
- b.
het soort strafbaar feit of de aard van het strafbare feit, en
- c.
de omstandigheden van het strafbare feit.
3.
Bij de individuele beoordeling wordt bijzondere aandacht besteed aan:
- a.
slachtoffers die aanzienlijke schade hebben geleden als gevolg van de ernst van het strafbare feit;
- b.
slachtoffers van strafbare feiten die zijn ingegeven door vooroordelen of discriminatie die in het bijzonder verband kunnen houden met hun persoonlijke kenmerken;
- c.
slachtoffers wier relatie met en afhankelijkheid van de verdachte of veroordeelde hen bijzonder kwetsbaar maken.
4.
De omvang en gedetailleerdheid van de individuele beoordeling is afhankelijk van de ernst van het strafbare feit en de schade die het slachtoffer kennelijk heeft geleden.
5.
Het slachtoffer wordt nauw bij de individuele beoordeling betrokken. Tevens worden zijn wensen in overweging genomen, waaronder de wens om geen aanspraak te maken op bijzondere maatregelen, als bedoeld in artikel 11, 12 en 14.
6.
De individuele beoordeling wordt gedurende het strafproces en de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen zo nodig aangepast aan de actuele situatie.
7.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven betreffende de toepassing van de individuele beoordeling.