Einde inhoudsopgave
De aanmerkelijkbelangregeling in internationaal perspectief (FM nr. 123) 2007/5.2.1.1
5.2.1.1 Vervreemdingsvoordelen
Mr. dr. F.G.F. Peters, datum 01-03-2007
- Datum
01-03-2007
- Auteur
Mr. dr. F.G.F. Peters
- JCDI
JCDI:ADS365030:1
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Buitenlands belastingplichtige
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Internationaal belastingrecht / Heffingsbevoegdheid
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Europees belastingrecht / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Belastingplichtige
Inkomstenbelasting / Aanmerkelijk belang (box 2)
Voetnoten
Voetnoten
Zie Kamerstukken II, 1984/85, 18 747 (R 1271), nr. 3, blz. 9.
Zie Kostense 2002, blz. 220-224, voor een beschouwing over de zinsnede ‘ingevolge de desbetreffende belastingregelingen van een van de landen’ in artikel 2, lid 1, letter d, BRK. Ik deel zijn conclusie dat, evenals onder artikel 4, lid 1, OESO-modelverdrag, bepalend is de onderworpenheid van de vennootschap aan de vennootschapsbelasting, zodat de door de Hoge Raad aan het begrip ‘full tax liability’ gegeven uitleg ook voor de BRK van belang is.
Toepassing van lid 7 in deze triangular case is uitgesloten, aangezien de vennootschap haar feitelijke leiding niet naar de Nederlandse Antillen, maar naar staat B heeft verplaatst.
Voor de toepassing van het vermogenswinstartikel in de BRK is vereist dat de vennootschap inwoner van Nederland is in de zin van artikel 2, lid 1, letter d, BRK. Aangezien deze woonplaatsbepaling behoudens enkele kleine verschillen hetzelfde bepaalt als artikel 4, lid 1, OESO-modelverdrag en blijkens de parlementaire toelichting aansluiting bij dat artikel ook is beoogd1, is ook voor inwonerschap in de zin van de BRK vereist dat de vennootschap in Nederland ‘fully liable to tax’ is.2 Inwonerschap is derhalve slechts mogelijk bij oprichting naar Nederlands recht. Bij een OESO-modelverdragconform verdrag Nederland-staat B zal de vennootschap voor dat verdrag evenwel als inwoner van staat B worden aangemerkt, terwijl het ondernemingswinstartikel dan wel het restartikel ook de overige inkomsten aan staat B toewijst. Deze beperkte binnenlandse belastingplicht in Nederland kan blijkens het arrest BNB 2001/295 niet worden aangemerkt als de vereiste ‘full tax liability’. Dientengevolge kan de vennootschap voor de toepassing van de BRK niet als inwoner van Nederland worden beschouwd, en mist het vermogenswinstartikel inclusief het aanmerkelijkbelangvoorbehoud toepassing. De vervreemdingsvoordelen worden in dat geval door de saldobepaling in artikel 20 BRK toegewezen aan de Nederlandse Antillen en kunnen door Nederland niet in de heffing worden betrokken.
In het uitzonderlijke geval dat de antimisbruikbepaling van artikel 35b, lid 1 of 43, toepassing vindt, kan Nederland aanmerkelijkbelangvervreemdingsvoordelen wel belasten. De aanmerkelijkbelanghouder mist dan de bescherming van artikel 20 BRK, zodat de Nederlandse bepalingen inzake de buitenlandse belastingplicht voor inkomen uit aanmerkelijk belang onbeperkt kunnen worden toegepast.
Het verdrag Nederland-staat B is voor aanmerkelijkbelangvervreemdingsvoordelen verder zonder betekenis. Het daarin opgenomen vermogenswinstartikel kan niet aan de orde komen, nu de aanmerkelijkbelanghouder geen inwoner van Nederland of staat B is.