Einde inhoudsopgave
Omgevingsverordening provincie Groningen 2009
Artikel 4.22 Agrarisch bouwperceel
Geldend
Geldend vanaf 28-04-2010
- Bronpublicatie:
17-06-2009, Provinciaal blad van Groningen 2009, 15 (uitgifte: 01-07-2009, regelingnummer: A.1)
- Inwerkingtreding
28-04-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-04-2010, Provinciaal blad van Groningen 2010, 8 (uitgifte: 27-04-2010, regelingnummer: A.23)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Algemeen
1.
Een bestemmingsplan voorziet niet
- a.
in nieuwe agrarische bouwpercelen;
- b.
in uitbreiding van bouwpercelen tot een omvang groter dan één hectare.
2.
Indien het betreft de gemeenten Grootegast, Leek , Marum, Zuidhorn, Groningen, Haren, Hoogezand-Sappemeer, Slochteren kunnen Gedeputeerde Staten een omvang tot maximaal twee hectare voor een bouwperceel vaststellen.
3.
Indien het betreft de gemeenten Vlagtwedde, Bellingwedde, Veendam, Pekela, Stadskanaal, Menterwolde, Scheemda, Winschoten, Reiderland, Delfzijl, Appingedam, Eemsmond, Loppersum, De Marne, Bedum, Winsum, Ten Boer is een maximale omvang van twee hectare voor een bouwperceel toegestaan.
4.
Ontheffing van het eerste lid, onder a, is uitsluitend mogelijk ten behoeve van een duurzaam volwaardig agrarisch bedrijf binnen de provincie Groningen, waarvan de verwachting bestaat dat de bedrijfsvoering op termijn duurzaam in stand kan worden gehouden en indien
- a.
sprake is van:
- 1)
uitplaatsing uit de ecologische hoofdstructuur;
- 2)
uitplaatsing uit het bebouwingslint van Midwolda in verband met de aanleg van een vaarverbinding;
- 3)
uitplaatsing vanwege ruimtegebrek, milieuhinder of uitplaatsing;
- 4)
een specifieke taakstelling; en.
- b.
5.
Ontheffing van het eerste lid , onder b, is mogelijk voor zover de uitbreiding uit oogpunt van landschap, cultuurhistorie, en infrastructuur aanvaardbaar is.
6.
Een bestemmingsplan voorziet niet in de mogelijkheid tot oprichting van nieuwe agrarische bedrijfsbebouwing en bouwwerken buiten de aangewezen agrarische bouwpercelen.
7.
Een bestemmingsplan voorziet in regels ter bescherming van monumentale erven.
8.
Indien een bestemmingsplan voorziet in de uitbreiding van een agrarisch bouwperceel tot een omvang groter dan één hectare, bevat de toelichting op het plan een beschrijving van de wijze waarop bij de situering, omvang en vormgeving van het agrarisch bouwperceel alsmede in de bij het plan behorende regels rekening is gehouden met:
- a.
het respecteren van de historisch gegroeide landschapsstructuur;
- b.
het houden van afstand tot andere ruimtelijke elementen;
- c.
de toereikendheid van de infrastructurele ontsluiting;
- d.
de evenwichtigheid van de ordening, maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen;
- e.
de inpasbaarheid van de erfinrichting in het landschapstype;
- f.
de wenselijkheid om voor de bedrijfsvoering niet meer in gebruik zijnde opstallen met uitzondering van monumentale of karakteristieke gebouwen op het bouwperceel c.q. het verlaten bouwperceel te saneren.