Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag
Artikel 23
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
18-12-2019, Stcrt. 2019, 69810 (uitgifte: 30-12-2019, regelingnummer: 2019-0000199975)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2019, Stcrt. 2019, 69810 (uitgifte: 30-12-2019, regelingnummer: 2019-0000199975)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Algemeen
Milieubelastingen / Algemeen
Milieubelastingen / Energiebelasting
1.
Het verzoek om teruggaaf, bedoeld in artikel 66, eerste lid, van de wet, heeft betrekking op slechts één aansluiting en wordt gedaan binnen dertien weken na afloop van het kalenderjaar waarover teruggaaf wordt verzocht.
2.
In het verzoek om teruggaaf, bedoeld in artikel 66, eerste lid, van de wet, worden ten minste de volgende gegevens vermeld:
- a.
het kalenderjaar waarover teruggaaf wordt verzocht;
- b.
naam en adres van de verbruiker;
- c.
BSN of RSIN van de verbruiker;
- d.
naam en adres van de leverancier of leveranciers;
- e.
de EAN-code van de aansluiting via welke de elektriciteit geleverd is waarop het verzoek betrekking heeft;
- f.
de hoeveelheid elektriciteit die in het kalenderjaar waarover teruggaaf wordt verzocht via de aansluiting, bedoeld in onderdeel d, geleverd is, voor zover deze elektriciteit zakelijk is verbruikt en niet op grond van artikel 64, eerste of derde lid, van de wet van energiebelasting is vrijgesteld.
3.
Bij het verzoek worden overgelegd:
- a.
de factuur of facturen waaruit blijkt hoeveel energiebelasting ter zake van de in het tweede lid, onderdeel e, bedoelde elektriciteit in rekening is gebracht;
- b.
de verklaringen, bedoeld in artikel 66, derde en vierde lid, van de wet.
4.
Indien het verzoek langs elektronische weg wordt ingediend, worden de factuur of facturen, bedoeld in het derde lid, niet bij het verzoek overgelegd maar desgevraagd aan de inspecteur verstrekt.
5.
De verklaring, bedoeld in artikel 66, derde lid, van de wet, wordt door de verbruiker ondertekend en bevat ten minste:
- a.
de dagtekening;
- b.
naam en adres van de verbruiker.
6.
De verklaringen, bedoeld in artikel 66, vierde lid, van de wet, worden door de verbruiker ondertekend en bevatten ten minste:
- a.
de dagtekening;
- b.
naam en adres van de verbruiker;
- c.
de EAN-code van de aansluiting waarop de verklaringen betrekking hebben;
- d.
het kalenderjaar waarop de verklaringen betrekking hebben.
7.
De verbruiker richt zijn administratie zodanig in dat daarin op overzichtelijke wijze de gegevens zijn opgenomen omtrent alle voor de toepassing van de teruggaafregeling, bedoeld in artikel 66 van de wet, van belang zijnde bedrijfshandelingen.