HR, 19-02-2019, nr. 17/02845
ECLI:NL:HR:2019:254
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19-02-2019
- Zaaknummer
17/02845
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:254, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑02‑2019; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHSHE:2017:2262
- Vindplaatsen
Uitspraak 19‑02‑2019
Inhoudsindicatie
Poging zware mishandeling in recreatiepark in Lith door op de grond liggend slachtoffer tegen het gezicht te schoppen en stompen, art. 302.1 Sr. Bewijsklacht m.b.t. schoppen in gezicht. HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 17/02846.
Partij(en)
19 februari 2019
Strafkamer
nr. S 17/02845
SB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 22 mei 2017, nummer 20/000021-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboortplaats] op [geboortedatum] 1995.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt en P. van Dongen, beiden advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 februari 2019.