Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, district ‘s-Hertogenbosch, districtsrecherche ‘s-Hertogenbosch, op ambtseed opgesteld door verbalisant [verbalisant 5] , hoofdagent van politie, registratienummer PL2100-2015195979, afgesloten d.d. 6 oktober 2015, inhoudende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-104.
Hof 's-Hertogenbosch, 22-05-2017, nr. 20-000021-16
ECLI:NL:GHSHE:2017:2262
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
22-05-2017
- Zaaknummer
20-000021-16
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2017:2262, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 22‑05‑2017; (Hoger beroep, Op tegenspraak)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:254
- Wetingang
Uitspraak 22‑05‑2017
Inhoudsindicatie
Veroordeling ter zake van poging tot zware mishandeling op een camping/recreatiepark te Lith tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Bewijswaardering getuigenverklaringen nu uit het onderzoek naar voren is gekomen dat sprake is geweest van (pogingen tot) beïnvloeding van getuigen door het aanbieden van een geldbedrag. Vordering tot tenuitvoerlegging toegewezen. Voorwaardelijke jeugddetentie deels omgezet in taakstraf. Toepasselijkheid art. 14g lid 2 jo. 22b van het Wetboek van Strafrecht.
Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-000021-16
Uitspraak : 22 mei 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 29 december 2015, met parketnummer 01-845735-15, alsmede de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, onder parketnummer 01-839291-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonadres] .
Hoger beroep
Bij voormeld vonnis is de verdachte ter zake van poging tot zware mishandeling veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft voorts de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] ten dele toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De proceskosten van partijen zijn gecompenseerd. Ten slotte heeft de rechtbank de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 6 maanden.
Namens de verdachte is daartegen hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft op het wensenformulier d.d. 8 november 2016 aangegeven zijn verzoek tot schadevergoeding aan te passen c.q. te wijzigen en wel in die zin dat hij de hoogte van zijn verzoek tot schadevergoeding heeft verlaagd tot € 0,00. Desgevraagd heeft de benadeelde partij ter terechtzitting van het hof te kennen gegeven zijn vordering in het hoger beroep niet te handhaven. Het hof vat dit op als een intrekking van de vordering. Derhalve is deze vordering in hoger beroep niet meer aan de orde en het hof zal daarop geen beslissing nemen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het subsidiair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts is de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de rechtbank Oost-Brabant te ’s-Hertogenbosch van 10 september 2013 onder parketnummer 01-839291-13 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 6 maanden.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 augustus 2015 te Lith, gemeente Oss, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaak/aangezichtsfracturen, heeft toegebracht, door die [slachtoffer]
- te trappen en/of te duwen tegen zijn borstkast en/of
- een vuistslag in het gezicht te geven en/of vervolgens
- terwijl die [slachtoffer] op de grond lag tegen zijn gezicht te schoppen en/of te trappen en/of te slaan/stompen en/of een knietje te geven;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 augustus 2015 te Lith, gemeente Oss, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- heeft getrapt en/of geduwd tegen zijn borstkast en/of
- een vuistslag in het gezicht heeft gegeven en/of
vervolgens, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, tegen zijn gezicht heeft geschopt en/of heeft getrapt en/of heeft geslagen/gestompt en/of een knietje heeft gegeven,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak primair ten laste gelegde en medeplegen
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en evenmin dat er een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] is geweest.
Daartoe overweegt het hof als volgt.
Hoewel het slachtoffer [slachtoffer] een gebroken kaak en enkele aangezichtsfracturen heeft opgelopen, constateert het hof dat dit letsel niet permanent van aard is gebleken. Derhalve kwalificeert het hof het letsel niet als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht.
Op grond van de hierna gebezigde bewijsmiddelen kan naar het oordeel van het hof niet worden vastgesteld dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking door de verdachte en zijn medeverdachte en gericht op een gezamenlijke uitvoering van de bewezenverklaarde handelingen van de verdachte jegens [slachtoffer] . Naar het oordeel van het hof volgt uit de bewijsmiddelen dat het slachtoffer eerst door de medeverdachte en vervolgens daarop volgend door de verdachte is mishandeld. Nergens blijkt uit dat sprake is geweest van een door verdachte en medeverdachte vooraf gemaakt plan of een bewuste samenwerking bij de uitvoering van de bewezenverklaarde handelingen. Aldus ontbreekt het wettige bewijs voor het ten laste gelegde medeplegen.
Mitsdien zal de verdachte van de primair ten laste gelegde zware mishandeling en het ten laste gelegde medeplegen worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 augustus 2015 te Lith, gemeente Oss, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, tegen zijn gezicht heeft geschopt en gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijs1.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
1.
Een proces-verbaal van aangifte, opgesteld door verbalisant [verbalisant 1] , d.d. 2 september 2015, dossierpagina’s 41-42, inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van aangever [slachtoffer] :
Op zondag 30 augustus 2015 was ik in café [café] . Dit is het café nabij de receptie van chaletpark [recreatiepark] te Lith. Ik was hier samen met mijn vrouw, [partner slachtoffer] . Rond 01.00 uur ging ik na een gezellige avond naar buiten. Toen ik buiten was zag ik dat mijn vrouw van een van de trappen afrolde.(…)Ik schrok daar heel erg van en ben snel naar mijn vrouw gegaan. Toen ik naar mijn vrouw ging heb ik [vriendin verdachte] geduwd om sneller bij mijn vrouw te zijn.(…)Kort hierop hoorde ik de stem van de vader van [vriendin verdachte] , deze heet [medeverdachte] . Ik hoorde hem zeggen: ‘Hij heeft mijn dochter geslagen!’. Hij kwam hierna snel op mij af gelopen. Ik zag en voelde dat hij mij daarna sloeg met zijn rechter vuist. Door deze vuistslag viel ik achterover. Ik werd toen in mijn gezicht geschopt. Dit heeft hij een keer of 3, 4 gedaan.
(…)
Ik weet niet of ik toen het bewustzijn ben verloren.Toen ik overeind kwam zag ik dat er bloed op mijn handen viel. Hierna viel mijn kaakprothese in vier stukken uit mijn mond.(…)In het ziekenhuis in ’s-Hertogenbosch vertelde een arts dat mijn bovenkaak is gebroken. Verder is mijn mondprothese kapot gegaan, heb ik mijn rug gekneusd, mijn mond open gehaald, bloeduitstortingen in het gezicht en een schaafwond op mijn rechter onderarm. Ik heb tot zondagmiddag in het ziekenhuis gelegen. Maandagochtend ben ik wakker geworden door bloedingen uit mijn neus. Toen dit na drie kwartier niet ophield, zijn we naar het ziekenhuis in Uden gegaan. Daar kreeg ik te horen dat mijn bovenkaak op meerdere plekken was gebroken.
(…)Ik heb niemand het recht of de toestemming gegeven om mij te slaan of te schoppen. Door dit feit heb ik letsel opgelopen en heb ik tot dit moment aan toe pijn.
2.
Een door de benadeelde partij [slachtoffer] in eerste aanleg ingebrachte brief van [chirurg] , mond-, kaak- en aangezichtschirurg in het Jeroen Bosch Ziekenhuis te ’s-Hertogenbosch, aan huisarts [huisarts] te Lith, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van voormelde chirurg:
Op 7 september 2015 zag ik patiënt [slachtoffer] voor controle in verband met een handgemeen vorige week waarna patiënt op de spoedeisende hulp werd gezien. Bij onderzoek is er sprake van uitgebreide hematomen in het aangezicht met daarnaast beperkte mobiliteit van de bovenkaak, paresthesie van de nervus infraorbitalis links, dit is reeds verbeterd sinds 1 week. De CT-scan toont een fractuur in de bovenkaak met een beperkte tot geen dislocatie.
(…)Concluderend:Le fort I fractuur met minimale dislocatie met parethesie van de nervus infraorbitalis links, welke reeds verbeterd is.
3.
Een proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte, opgesteld door verbalisant [verbalisant 2] , d.d. 4 september 2015, dossierpagina’s 93-96, inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] :
Op zaterdag 29 augustus 2015 omstreeks middernacht was ik samen met mijn vriendin [het hof begrijpt: [vriendin medeverdachte] ] bij café [café] op [recreatiepark] in Lith.
(…)
Ik bevond mij inmiddels buiten, ter hoogte van de buitendeur van het café, toen ik zag dat [slachtoffer] een flinke klap gaf aan mijn dochter [het hof begrijpt: [vriendin verdachte] ].
(…)
[partner slachtoffer] [het hof begrijpt: [partner slachtoffer] ] viel twee traptreden naar beneden en viel uiteindelijk op de grond. Ik zag dat [slachtoffer] [het hof begrijpt: [slachtoffer] ] zich omdraaide en de val van zijn vrouw [partner slachtoffer] zag. Ik zag dat [slachtoffer] een slaande beweging maakte naar mijn vriendin. Ik stond iets hoger op de trap, [slachtoffer] stond iets lager. Ik trapte [slachtoffer] tegen zijn borst aan. Daarna gaf ik een flinke duw met mijn ellenboog tegen de borstkas van [slachtoffer] aan.
(…)
Ik werd vervolgens door omstanders tegengehouden.(…)Vervolgens sprong de vriend van mijn dochter [het hof begrijpt: verdachte [verdachte] ] vol op [slachtoffer] . De vriend van mijn dochter stond hoger dan [slachtoffer] . Hij sprong met zijn knie naar voren toe in de richting van het hoofd van [slachtoffer] . Ik zag dat de knie in het gezicht van [slachtoffer] terecht kwam. Ik zag dat [slachtoffer] op de grond viel. Ik zag dat de vriend van mijn dochter nog meerdere keren in het gezicht van [slachtoffer] sloeg. Door de bewegingen die de jongen maakte moest ik heel erg aan kickboksen denken.
4.
Een proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte, opgesteld door verbalisant [verbalisant 3] , d.d. 6 september 2015, dossierpagina 101, inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van verdachte [verdachte] :
Ik heb een relatie met [vriendin verdachte] [het hof begrijpt: [vriendin verdachte] ].
5.
Een proces-verbaal van verhoor getuige, opgesteld door verbalisant [verbalisant 4] , d.d. 4 september 2015, dossierpagina’s 69-71, inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van getuige [vriendin medeverdachte] :
Ik was op zondag 30 augustus 2015 met mijn vriend [medeverdachte] [het hof begrijpt: [medeverdachte] ] bij café [café] aan [recreatiepark] .
(…)Ik zag dat [slachtoffer] [het hof begrijpt: [slachtoffer] ] buiten de trap af liep.(…)
Ik zag dat [medeverdachte] tegen [slachtoffer] een trap gaf. Ik zag dat het met zijn rechterbeen was. Tegelijk zag ik dat [medeverdachte] een elleboogstoot gaf in de nek van [slachtoffer] . Hierna zag ik [slachtoffer] omvallen op de grond. Toen zag ik dat [medeverdachte] weg liep bij [slachtoffer] . Meteen zag ik dat [verdachte] [het hof begrijpt: verdachte [verdachte] ] naar [slachtoffer] ging en die heeft hem daar lopen bewerken. Ik heb niet gezien wat [verdachte] precies gedaan heeft, maar ik hoorde van [vriendin verdachte] [het hof begrijpt: [vriendin verdachte] ] dat [verdachte] flink geslagen had.
6.
Een proces-verbaal van verhoor getuige, opgesteld door verbalisant [verbalisant 5] , d.d. 7 september 2015, dossierpagina’s 75-76, inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van getuige [getuige 1] :
Ik sta nu voor het tweede weekend op recreatiepark [recreatiepark] te Lith. Met een aantal vrienden zijn wij op zaterdag 29 augustus 2015 uit gegaan naar bar [café] .
(…)
Ik kende de mensen op het park niet, maar heb die avond diverse mensen leren kennen.
(…)
Ik heb die avond in ieder geval gezien [slachtoffer] met [partner slachtoffer] , [medeverdachte] en [naam 1] , [vader verdachte] [het hof begrijpt: [vader verdachte] , de vader van verdachte] en [naam 2] waren er ook.
(…)Ik zag op een bepaald moment dat [slachtoffer] naar buiten liep.
(…)[getuige 2] was ook buiten.
(…)
Ik hoorde [medeverdachte] toen nogal schreeuwen dat zijn dochter niet aangeraakt moest worden.
(…)Ik zag toen [slachtoffer] achter wat struiken omhoog kruipen.(…)Ik zag dat [slachtoffer] weg liep en ik ben bovenlangs gelopen om zo naar [slachtoffer] te gaan. Toen ik bij hem was zag ik goed dat hij pijn had. Met een lampje maakte ik licht en ik zag dat zijn gezicht bloedde en kapot was. Hij had duidelijk klappen gehad.
(…)
Onderweg naar het ziekenhuis heb ik [vader verdachte] [het hof begrijpt: [vader verdachte] , de vader van verdachte] nog wel horen zeggen dat er over [verdachte] gesproken mocht worden als er politie zou komen, omdat hij het allemaal heel beroerd vond voor [slachtoffer] .
7.
Een proces-verbaal van verhoor getuige, opgesteld door verbalisant [verbalisant 5] , d.d. 7 september 2015, dossierpagina’s 77-78, inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van getuige [getuige 2] :
Op zaterdag 29 augustus 2015 bevond ik mij samen met een aantal vrienden op recreatiepark [recreatiepark] te Lith. Een van mijn vrienden is [getuige 1] .
(…)
Wij gingen met een aantal mensen naar het café [café] .
(…)
Er waren diverse mensen die ik voor die tijd eigenlijk niet kende.
(…)
Op een bepaald moment bleek dat de kastelein van dit café op zondagochtend 30 augustus 2015 rond 01.00 uur de lampen aan maakte en duidelijk maakte dat hij ging stoppen. Hier werden enkele mensen boos over en er ontstond wat discussie. Ik hou hier niet van en
ben daarom als een van de eersten dit café uitgelopen en ben buiten op het terras gaan zitten om een sigaret te roken. Even later kwamen er nog wat meer mensen naar buiten. Op een bepaald moment zie ik dat [slachtoffer] naar buiten komt schreeuwen. Ook [medeverdachte] komt naar buiten en [slachtoffer] en hij schreeuwen naar elkaar.
(…)
Ik hoorde dat [medeverdachte] hard riep dat [slachtoffer] van zijn dochter af moest blijven.
(…)
Iemand van de andere mensen hield [medeverdachte] op een bepaald moment tegen en [slachtoffer] liep toen de trap af, volgens mij wilde hij weg gaan.
(…)
Ik heb toen [verdachte] [het hof begrijpt: verdachte [verdachte] ], de vriend van [vriendin verdachte] , voorbij zien rennen in de richting van de trap en [slachtoffer] . Ik zag dat [slachtoffer] rechtsaf wilde onder aan de trap. Hij liep iets naar rechts waar het zicht belemmerd werd door wat struiken en planten. Ik kon niet goed zien wat daar gebeurde, maar ik hoorde toen een doffe klap, waarvan ik aannam dat er iemand geslagen werd.
(…)
[slachtoffer] had flinke verwondingen opgelopen.
8.
Een proces-verbaal van bevindingen met als bijlagen enkele Whatsapp-berichten, opgesteld door verbalisant [verbalisant 6] , d.d. 5 september 2015, dossierpagina’s 85-89, inhoudende – zakelijk weergegeven – het relaas van voormelde verbalisant:
Op zaterdag 5 september 2015 omstreeks 11.00 uur doorzocht ik de telefoon van verdachte [medeverdachte] . Ik bekeek de applicatie Whatsapp welke wordt gebruikt om berichten te versturen en te ontvangen. Ik zag de naam [vriendin verdachte] staan en opende het gesprek. Ik bekeek het gesprek en maakte twee fotografische opnamen van een deel van dit gesprek. Deze fotografische opnamen worden als bijlage 1 en 2 bij dit proces-verbaal van bevindingen gevoegd.
Bijlage gesprek d.d. 30 augustus 2015 tussen 13.55 uur en 18:16 uur:
Medeverdachte [medeverdachte] : En goed geslapen[vriendin verdachte] : Ja xx hebben jullie nog iets gehoord?Medeverdachte [medeverdachte] : Nee jullie wel dan[vriendin verdachte] : Nee: Ik was wel m’n goude oorbel van oma kwijt gister maar ik heb hem weer gevondenMedeverdachte [medeverdachte] : Oke als je iets hoort laat maar weten xx
[vriendin verdachte] : Ik en [verdachte] zijn weer bij [verdachte] thuis xxMedeverdachte [medeverdachte] : Heb je wel op de boot geslapen[vriendin verdachte] : Ja we zijn net terugMedeverdachte [medeverdachte] : OkeMedeverdachte [medeverdachte] : Zijn [vader verdachte] nog wel tekeer gegaan tegen [verdachte] hij kon er niets aan doen[vriendin verdachte] : Nee vald mee hebben alleen gezegd dat ie ni zo hard had moeten slaan wand hij ziet er echt uitMedeverdachte [medeverdachte] : Hoe weet je dat[vriendin verdachte] : Ik vond wel lief dat [verdachte] voor mij opkwam al m’n andere vriendjes rende weg op zulke momente xd
9.
Een proces-verbaal van verhoor getuigen door de rechter-commissaris in de rechtbank Oost-Brabant te ’s-Hertogenbosch, belast met de behandeling van strafzaken, d.d. 16 november 2015, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van getuige [vriendin verdachte] :
Mij wordt een aantal Whatsapp-berichten voorgehouden. Er zit een print in het dossier van het toestel van mijn vader en ik zie mijn naam [vriendin verdachte] staan op het toestel van mijn vader. Ik ben degene geweest die heeft geschreven: ‘Nee vald mee hebben alleen gezegd dat ie ni zo hard had moeten slaan wand hij ziet er echt uit’.
10.
Een proces-verbaal van bevindingen met als bijlagen enkele Whatsapp-berichten, opgesteld door verbalisant [verbalisant 6] , d.d. 5 september 2015, dossierpagina’s 90-91, inhoudende – zakelijk weergegeven – het relaas van voormelde verbalisant:
Op zaterdag 5 september 2015 omstreeks 10.50 uur doorzocht ik de telefoon van [vriendin medeverdachte] . Ik opende de applicatie Whatsapp en bekeek de openstaande gesprekken. Ik zag een gesprek met [vriendin verdachte] staan en opende dit gesprek. Ik maakte een fotografische opname van een deel van het gesprek. Deze fotografische opname wordt als bijlage 1 bij dit proces-verbaal van bevindingen gevoegd.
Bijlage gesprek d.d. 30 augustus 2015:
[vriendin verdachte] : Haha [slachtoffer] heeft wss een gebroken kaak (tijdstip: 01.43 uur)[vriendin medeverdachte] : Ja ik hoorde het van je vader eerst je pa toen [verdachte] whaaaaaa (tijdstip: 01.46 uur).
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. Daartoe is – kort gezegd – het volgende aangevoerd. Aangever [slachtoffer] verklaart enkel over [medeverdachte] als dader. Getuigen [getuige 3] , [getuige 4] en [getuige 1] hebben slechts gehoord dat aangever door [medeverdachte] is geslagen en niet over de omstandigheid dat de verdachte eveneens geweld zou hebben toegepast. Bovendien hebben getuigen [getuige 1] en [getuige 2] niet gezien dat de verdachte geweldshandelingen jegens het slachtoffer heeft gepleegd. De enigen die belastend verklaren zijn medeverdachte [medeverdachte] en diens vriendin [vriendin medeverdachte] , welke er belang bij hebben om geweldshandelingen op de verdachte af te schuiven. Het voorgaande, in combinatie met de omstandigheid dat de verdachte stelt dat hij ten tijde van het delict binnen in het café was, maakt naar de visie van de verdediging dat er te veel twijfel is over de betrokkenheid van de verdachte, zodat het ten laste gelegde niet kan worden bewezen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat in de onderhavige zaak sprake is geweest van (pogingen tot) beïnvloeding van getuigen door het aanbieden van een geldbedrag, vermoedelijk teneinde de verdachte – die liep in de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf – niet te betrekken in het justitieel onderzoek. Hoewel de juiste gang van zaken hieromtrent niet is vast te stellen, is het hof van oordeel dat daardoor terughoudend met de verklaringen van aangever [slachtoffer] , [vriendin verdachte] en verdachte dient te worden omgegaan. Juist om deze reden hecht het hof in het bijzonder waarde aan de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , die geen vriendschappelijke relatie hebben met de overige getuigen. Deze getuigen beschouwt het hof daarom als objectief. Daarnaast acht het hof de appberichten van belang aangezien deze berichten direct na het voorval en vóór de bemiddelingspoging (die kennelijk al tijdens de rit naar het ziekenhuis te ‘s-Hertogenbosch door de vader van verdachte [vader verdachte] is opgestart) zijn verstuurd.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij [slachtoffer] achter wat struiken omhoog zag kruipen. Hij zag dat [slachtoffer] klappen had gehad. Getuige [getuige 2] zag [slachtoffer] de trap af lopen. Toen zag zij de verdachte voorbij rennen in de richting van de trap en [slachtoffer] . [slachtoffer] liep onder aan de trap iets naar rechts. Het zicht van [getuige 2] was daarna beperkt, maar zij hoorde wel een doffe klap, waarvan zij aannam dat er geslagen werd.
De getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] vinden voorts steun in de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] en getuige [vriendin medeverdachte] . Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat de verdachte, nadat medeverdachte [medeverdachte] [slachtoffer] had geslagen, vol op [slachtoffer] sprong, dat [slachtoffer] is gevallen en door de verdachte meerdere keren in het gezicht is geslagen. Getuige [vriendin medeverdachte] heeft verklaard dat zij [slachtoffer] zag omvallen op de grond, waarna de verdachte hem heeft “bewerkt”.
Voornoemde verklaringen weerleggen het verweer van de verdachte dat hij ten tijde van het delict binnen in het café was.
Het op 30 augustus 2015 om 01.46 uur – dus zeer kort na het incident – door [vriendin medeverdachte] aan [vriendin verdachte] verstuurde appbericht duidt naar het oordeel van het hof eveneens op de betrokkenheid van de verdachte bij de geweldshandelingen jegens [slachtoffer] . Daarnaast vindt de betrokkenheid van de verdachte bevestiging in het appberichtenverkeer op diezelfde dag tussen [vriendin verdachte] en haar vader, zijnde medeverdachte [medeverdachte] .
Op grond van het vorenoverwogene is het hof van oordeel dat de verdachte op 30 augustus 2015 tegen het gezicht van [slachtoffer] heeft gestompt. Mitsdien faalt het verweer.
De vervolgvraag waarvoor het hof zich gesteld ziet, is of de verdachte naast [slachtoffer] te hebben gestompt, hem ook heeft geschopt. Aangever [slachtoffer] heeft immers verklaard dat hij niet alleen is geslagen, maar ook meermalen in zijn gezicht is geschopt. Dat zou volgens [slachtoffer] gebeurd zijn door [medeverdachte] . Aangever weet niet of hij gedurende de mishandeling zijn bewustzijn is verloren. [slachtoffer] heeft enkel belastend jegens medeverdachte [medeverdachte] verklaard. Het hof is evenwel van oordeel dat het gelet op de mogelijkheid dat aangever zijn bewustzijn is verloren, de korte tijdsspanne waarbinnen het geweld plaatsvond alsmede de aard van de verwondingen in het gezichtsveld, aannemelijk is dat [slachtoffer] niet goed heeft gezien wie hem heeft geschopt.
In dit verband zijn met name de volgende bewijsmiddelen van belang. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] op enig moment is tegengehouden. Medeverdachte [medeverdachte] heeft gelijkluidend verklaard. Na het tegenhouden heeft [getuige 2] de verdachte langs zien rennen richting [slachtoffer] , waarna zij een doffe klap hoorde. Medeverdachte [medeverdachte] heeft voorts verklaard dat de verdachte met zijn knie naar voren sprong in de richting van het hoofd van [slachtoffer] en hem vervolgens geraakt heeft. Het voorgaande, in combinatie met de verklaring van aangever dat hij meermalen is geschopt en de constatering van het hof dat het aannemelijk is dat aangever niet goed heeft gezien wie hem schopte, leidt ertoe dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte [slachtoffer] heeft geschopt.
Door het slachtoffer [slachtoffer] , terwijl deze weerloos op de grond lag, tegen het gezicht, in de nabijheid van één of meer van de vitale onderdelen van de hersenen, te schoppen en te stompen, heeft de verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zou ondervinden. Gelet op de aard van genoemde gedragingen, die zozeer gericht zijn op het toebrengen van pijn en/of zwaar lichamelijk letsel, kan het – bij gebreke van contra-indicaties – niet anders zijn dan dat de verdachte die aanmerkelijke kans ook heeft aanvaard.
Aldus acht het hof, gelet op de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 30 augustus 2015 heeft gepoogd aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Het hof verwerpt op grond van het voorgaande het verweer in al zijn onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
poging tot zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. De verdachte was op 30 augustus 2015 in café [café] op recreatiepark [recreatiepark] te Lith. Medeverdachte [medeverdachte] was daar eveneens aanwezig. Nadat het café sloot, werd gedacht dat [slachtoffer] de dochter van [medeverdachte] , zijnde destijds de vriendin van verdachte, had geslagen. Daarop is zowel door [medeverdachte] als verdachte geweld toegepast tegen deze [slachtoffer] . De verdachte heeft daarbij [slachtoffer] geschopt en geslagen tegen het gezicht. Door de geweldshandelingen bloedde [slachtoffer] uit zijn mond en brak zijn prothese in vier stukken. In het ziekenhuis bleek dat zijn bovenkaak op meerdere plekken gebroken was en dat hij aangezichtsfracturen heeft opgelopen. Aldus is het slachtoffer ernstig in zijn lichamelijke integriteit aangetast. De omstandigheid dat het slachtoffer geen blijvend letsel heeft opgelopen, is geenszins aan verdachte te danken. Het hof rekent het de verdachte ernstig aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 2 februari 2017, betrekking hebbende op de verdachte, waaruit blijkt dat hij voorafgaand aan het bewezen verklaarde voor een geweldsdelict onherroepelijk is veroordeeld. Doordat aan de verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane feit wegens een soortgelijk misdrijf een taakstraf is opgelegd en hij deze taakstraf heeft verricht, vindt artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht toepassing. Voorts houdt het hof in strafverzwarende zin rekening met de omstandigheid dat hij het onderhavige feit heeft gepleegd gedurende de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige straf dan een gevangenisstraf. Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde, acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden. Al hetgeen door de verdediging over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte naar voren is gebracht, legt tegenover de ernst van het feit onvoldoende gewicht in de schaal om tot een ander oordeel te komen.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie te ‘s-Hertogenbosch heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 6 maanden, opgelegd bij vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 10 september 2013 onder parketnummer 01-839291-13. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aanhangig.
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf dient te worden gelast.
Op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, ziet het hof aanleiding om in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van voormelde voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie een taakstraf te gelasten. Echter, ingeval een rechter in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf een taakstraf gelast, is op grond van artikel 14g lid 2 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht van overeenkomstige toepassing. Dit betekent dat in het onderhavige geval niet kan worden volstaan met de enkele omzetting in een taakstraf, aangezien uit het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 2 februari 2017 blijkt dat aan de verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane feit wegens een soortgelijk misdrijf een taakstraf is opgelegd en hij deze taakstraf heeft verricht. Het hof zal daarom naast een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis, tevens jeugddetentie voor de duur van 1 week gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Oost-Brabant te ‘s-Hertogenbosch van 10 september 2013, onder parketnummer 01-839291-13, te weten van 6 maanden voorwaardelijke jeugddetentie, te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 1 (één) week, alsmede een taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. H.A.W. Vermeulen, voorzitter,
mr. K. van der Meijde en mr. B. Stapert, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.N. van Veen, griffier,
en op 22 mei 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. B. Stapert is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 22‑05‑2017