FED 2014/39
Na verbreking van de fiscale eenheid is de uitgetreden werkmaatschappij en niet de fiscale eenheid gerechtigd tot teruggaaf van omzetbelasting wegens oninbaarheid van vorderingen van de werkmaatschappij op haar afnemers
HR 07-02-2014, ECLI:NL:HR:2014:226, m.nt. W.P. Otto en M. Mutsaers
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
7 februari 2014
- Magistraten
Overgauw, Van Vliet, Punt, Koopman, Kalmthout
- Zaaknummer
12/02540
- Conclusie
A-G Van Hilten
- Noot
W.P. Otto en M. Mutsaers
- LJN
BZ5116
- JCDI
JCDI:ADS273685:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Omzetbelasting / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:226, Uitspraak, Hoge Raad, 07‑02‑2014
ECLI:NL:PHR:2013:BZ5116, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑02‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑02‑2013
- Wetingang
Essentie
Na verbreking van de fiscale eenheid is de uitgetreden werkmaatschappij en niet de fiscale eenheid gerechtigd tot teruggaaf van omzetbelasting wegens oninbaarheid van vorderingen van de werkmaatschappij op haar afnemers
Uitspraak
Het geschil betreft de aangiften omzetbelasting over de jaren 2002 en 2003.
OP HET BEROEP IN CASSATIE VAN BELANGHEBBENDE OVERWEEGT DE HOGE RAAD:
3.1.
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
3.1.1.
Tot 20 juli 2005 werden [A] (hierna: [A]), [B] B.V. (hierna: de Holding) en [C] B.V. (hierna: de Werkmaatschappij) aangemerkt als één ondernemer in de zin van artikel 7, lid 4, van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.