Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968
Artikel 3a
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2008
- Bronpublicatie:
20-12-2007, Stcrt. 2007, 251 (uitgifte: 01-01-2007, regelingnummer: DB2007/655M)
- Inwerkingtreding
01-01-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2007, Stcrt. 2007, 251 (uitgifte: 01-01-2007, regelingnummer: DB2007/655M)
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
1.
Bij vorming van een fiscale eenheid als bedoeld in artikel 7, vierde lid, van de wet, wordt de fiscale eenheid voor het berekenen van de door haar verschuldigde belasting geacht in de plaats te zijn getreden van de natuurlijke personen en lichamen in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, die de fiscale eenheid vormen.
2.
Bij beëindiging van een fiscale eenheid als bedoeld in artikel 7, vierde lid, van de wet, worden de natuurlijke personen en lichamen in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, die de fiscale eenheid vormden, voor het berekenen van de door hen verschuldigde belasting geacht in de plaats te zijn getreden van de fiscale eenheid, voor het deel dat tot hun bedrijfsvermogen behoort.
3.
Bij wijziging van een fiscale eenheid als bedoeld in artikel 7, vierde lid, van de wet:
- a.
is bij toetreding van een natuurlijk persoon of lichaam in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen tot de fiscale eenheid, het eerste lid van overeenkomstige toepassing; en
- b.
is bij uittreding van een natuurlijk persoon of lichaam in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen uit de fiscale eenheid, het tweede lid van overeenkomstige toepassing.
4.
De voorgaande leden gelden niet voor de toepassing van artikel 4c, derde en vierde lid.