Niet iedere auteur is gelukkig met die benadering; zie bijvoorbeeld Asser-Vranken, Algemeen Deel ** nr 36–38 en 233, zij het niet specifiek toegespitst op de onderhavige kwestie. Ik voel me niet geroepen te pleiten voor een heroverweging van het geldende recht omdat daaraan nogal wat haken en ogen zitten. Bovendien is weinig aantrekkelijk dat de cassatierechter zich met dit soort kwesties zou moeten gaan bezig houden.
HR, 08-07-2011, nr. 10/02476
ECLI:NL:HR:2011:BQ2315
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
08-07-2011
- Zaaknummer
10/02476
- Conclusie
Mr. J. Spier
- LJN
BQ2315
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BQ2315, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 08‑07‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BQ2315
ECLI:NL:PHR:2011:BQ2315, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑04‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BQ2315
- Vindplaatsen
Uitspraak 08‑07‑2011
Inhoudsindicatie
Art. 81 RO. Procesrecht. Bewijsaanbod ten onrechte gepasseerd?
8 juli 2011
Eerste Kamer
10/02476
EV/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
CMS DERKS STAR BUSMANN N.V.,
gevestigd te Utrecht,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. R.A.A. Duk,
t e g e n
[Verweerster],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als CMS en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 390735 CU EXPL 04-14238 van de kantonrechter te Utrecht van 2 november 2005, 23 augustus 2006, 27 december 2006, 19 december 2007 en 19 maart 2008;
b. het arrest in de zaak 200.008.450 van het gerechtshof te Amsterdam van 16 februari 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft CMS beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerster] is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt CMS in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 8 juli 2011.
Conclusie 15‑04‑2011
Mr. J. Spier
Partij(en)
Verkorte conclusie inzake
CMS Derks Star Busmann N.V.
(hierna: CMS)
tegen
[Verweerster]
1.
In zijn in cassatie tijdig bestreden arrest heeft het Hof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, — in cassatie niet bestreden — geoordeeld dat [verweerster] moet bewijzen dat haar RSI-klachten het gevolg zijn van haar werkzaamheden bij CMS (rov. 4.5). Volgens het Hof heeft [verweerster] dat bewijs geleverd. Hetgeen CMS daartegenover heeft aangevoerd heeft het Hof uitvoerig besproken. Het heeft dat alles te licht bevonden (rov. 4.16–4.18).
2.
CMS heeft in haar mvg een bewijsaanbod gedaan dat als volgt luidt:
‘CMS biedt aan de hierboven onder (a) t/m (c) genoemde stellingen te bewijzen, meer in het bijzonder door deskundige [betrokkene 1] als getuige te horen. Gezien zijn kennis, ervaring en achtergrond is [betrokkene 1] bij uitstek geschikt bewijs van genoemde stellingen te leveren.’
3.
Het Hof heeft dit bewijsaanbod gepasseerd zonder er uitdrukkelijk op in te gaan. Daartegen richt het middel zich. Het komt er, naar de kern genomen, op neer dat het hier gaat om tegenbewijs en dat het Hof het bewijsaanbod daarom niet had mogen passeren.
4.
Het lijkt mij aannemelijk dat het Hof het onder 2 genoemde bewijsaanbod heeft gezien; met name ook omdat het uitvoerig is ingegaan op de stellingen van CMS. Daarvan uitgaande, moet het Hof van oordeel zijn geweest dat er geen reden was om het te honoreren. Kennelijk heeft het Hof daarbij aangenomen dat CMS het tegenbewijs slechts wilde leveren door de ‘deskundige [betrokkene 1]’ te doen horen.
5.
Uit het arrest blijkt duidelijk dat en waarom het Hof de bevindingen van [betrokkene 1] niet voldoende overtuigend acht. Dat — feitelijke — oordeel wordt in cassatie (uiteraard) niet bestreden.
6.
Volgens vaste rechtspraak is de feitenrechter niet gehouden deskundigenbewijs te bevelen. In casu heeft het Hof, zonder daartoe gehouden te zijn,1. in mijn hiervoor genoemde lezing uitgelegd waarom het geen behoefte had ‘de deskundige [betrokkene 1]’ te horen.
7.
Een partij kan de onder 6 genoemde rechtspraak niet omzeilen door een ‘deskundige’ aan te duiden als ‘getuige’. Het is volstrekt duidelijk en CMS heeft daar ook geen doekjes om gewonden dat [betrokkene 1] slechts als deskundige zou moeten worden gehoord. Dat geldt eens te meer nu het Hof — niet bestreden — heeft geoordeeld dat hij [verweerster] niet heeft gezien of onderzocht.
8.
Ik realiseer me dat het bewijsaanbod weliswaar alleen [betrokkene 1] noemt. Het bevat ook de passage ‘meer in het bijzonder’. In mijn lezing van 's Hofs arrest heeft het college dat onder ogen gezien en is het ervan uitgegaan dat CMS met ‘in het bijzonder’ niet bedoelde om ook op andere wijze dan door het laten horen van [betrokkene 1] het tegenbewijs te leveren. Om vier — zo nodig in onderlinge samenhang te lezen redenen — acht ik deze lezing, die in 's Hofs arrest besloten ligt, zeker niet onbegrijpelijk:
- a.
CMS heeft in appel op dit punt uitvoerige stellingen betrokken onder overlegging van een aantal stukken. Zeker als groot advocatenkantoor is haar bekend dat het, zoal niet noodzakelijk, dan toch erg nuttig is om in appel belangrijke gegevens terstond aan te dragen. Daarom valt aan te nemen dat zij niets nuttigs aan te voeren heeft naast hetgeen reeds is aangedragen. Met name ook dat zij geen andere personen zou willen laten horen dan de met zoveel woorden genoemde [betrokkene 1];
- b.
de formulering van het bewijsaanbod onderstreept hetgeen onder a werd vermeld. In de eerste plaats wordt daarin expliciet en uitsluitend de naam van [betrokkene 1] genoemd. Dat het om hem te doen is wordt onderstreept door de passage ‘meer in het bijzonder’. Het blijkt tevens uit hetgeen volgt. Dat is volledig toegespitst op [betrokkene 1];
- c.
het middel maakt geen gewag van één of meer anderen die CMS (mogelijk) zou (hebben) willen horen. CMS vindt het blijkbaar niet zinvol om op vernietiging aan te sturen alleen omwille van een overwinning die haar niet zou kunnen baten omdat zij geen ander dan [betrokkene 1] wil laten horen. Voor deze opstelling kan slechts respect en waardering worden opgebracht;
- d.
hetgeen werd vermeld onder c wordt versterkt door de eerste (niet volle) alinea van blz. 5 van de cassatiedagvaarding. Daarin voert CMS aan dat zij het bewijs, zoals ik al aannam, zou willen leveren door het laten horen van [betrokkene 1].
9.
Bij deze stand van zaken mislukt het middel, hoezeer CMS ook kan worden toegegeven dat het gelukkiger was geweest wanneer het Hof hetgeen thans moet worden afgeleid uit het arrest (maar wat er niet met zoveel woorden staat) zou hebben uitgeschreven.
Conclusie
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden,
Advocaat-Generaal
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 15‑04‑2011