Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 865/2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer
Artikel 66 Merkingsmethoden
Geldend
Geldend vanaf 26-06-2015
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 05-02-2015. De wijziging van 15-01-2015, PbEU L 10 is ingetrokken met ingang van 26-06-2015.
- Bronpublicatie:
05-06-2015, PbEU 2015, L 142 (uitgifte: 06-06-2015, regelingnummer: 2015/870)
- Inwerkingtreding
26-06-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-06-2015, PbEU 2015, L 142 (uitgifte: 06-06-2015, regelingnummer: 2015/870)
- Vakgebied(en)
Douane (V)
1.
Met het oog op het bepaalde in artikel 33, lid 1, artikel 40, lid 1, artikel 59, lid 5, en artikel 65, lid 4, zijn de leden 2 en 3 van dit artikel van toepassing.
2.
In gevangenschap geboren en gefokte vogels worden gemerkt overeenkomstig lid 8 of, wanneer ten genoegen van de bevoegde administratieve instantie is aangetoond dat deze methode wegens de lichamelijke of gedragskenmerken van het betrokken dier niet geschikt is, door middel van een fraudebestendige microchiptransponder met een uniek nummer, die voldoet aan de ISO-normen 11784:1996 (E) en 11785:1996 (E).
3.
Levende gewervelde dieren die geen in gevangenschap geboren en gefokte vogels zijn, worden gemerkt met behulp van een fraudebestendige microchiptransponder met een uniek nummer, die voldoet aan de ISO-normen 11784:1996 (E) en 11785:1996 (E), of de betrokken specimens worden, wanneer ten genoegen van de bevoegde administratieve instantie is aangetoond dat voornoemde methode wegens de lichamelijke of gedragskenmerken van de betrokken specimens c.q. soorten niet geschikt is, gemerkt met behulp van een ring, manchet, label, tatoeage of soortgelijk identificatiemiddel met een uniek nummer, of zij worden op een andere passende wijze herkenbaar gemaakt.
4.
Artikel 33, lid 1, artikel 40, lid 1, artikel 48, lid 2, artikel 59, lid 5, en artikel 65, lid 4, zijn niet van toepassing wanneer ten genoegen van de bevoegde administratieve instantie wordt aangetoond dat de lichamelijke kenmerken van de betrokken specimens van dien aard zijn dat op het moment van de afgifte van het desbetreffende certificaat geen enkele merkingsmethode veilig kan worden toegepast.
In dit geval geeft de betrokken administratieve instantie een transactiespecifiek certificaat af en vermeldt zij dit feit in vak 20 van het certificaat of vermeldt zij daar — wanneer op een later tijdstip een merkingsmethode veilig kan worden toegepast — de passende voorschriften.
Specimenspecifieke certificaten, certificaten voor reizende tentoonstellingen en certificaten van persoonlijke eigendom worden niet afgegeven voor onder dit lid vallende levende specimens.
5.
Specimens die vóór 1 januari 2002 met een niet aan de ISO-normen 11784:1996 (E) en 11785:1996 (E) beantwoordende microchiptransponder werden gemerkt, of die vóór 1 juni 1997 volgens één van de in lid 3 genoemde methoden werden gemerkt, of die overeenkomstig lid 6 werden gemerkt voordat zij de Gemeenschap werden binnengebracht, worden geacht overeenkomstig het bepaalde in de leden 2 en 3 te zijn gemerkt.
6.
De in de artikelen 64 en 65 bedoelde specimens worden gemerkt volgens de methode die door de Conferentie der Partijen bij de Overeenkomst voor de betrokken specimens is goedgekeurd of aanbevolen; meer bepaald worden de in artikel 57, lid 5, onder a), artikel 64, lid 1, onder g), artikel 64, lid 2, en artikel 65, lid 3, bedoelde recipiënten met kaviaar afzonderlijk gemerkt met niet-herbruikbare etiketten die op elke primaire recipiënt worden aangebracht. Voor zover de niet-herbruikbare etiketten de primaire recipiënt niet verzegelen, moet de kaviaar zodanig worden verpakt dat als de recipiënt werd geopend, dit zichtbaar is.
Kaviaar van verschillende soorten steurachtigen (Acipenseriformes) mag niet in een primair recipiënt worden gemengd, behalve in het geval van geperste kaviaar (d.w.z. kaviaar bestaande uit de niet-bevruchte eieren (kuit) van één of meer soorten steuren of lepelsteuren die overblijven na de verwerking en bereiding van hoogwaardigere kaviaar).
7.
Alleen verwerkings- en (her)verpakkingsbedrijven die van de administratieve instantie van een lidstaat daartoe een vergunning hebben verkregen, zijn gerechtigd kaviaar te verwerken en te verpakken of te herverpakken met het oog op uitvoer, wederuitvoer of intracommunautaire handel.
Verwerkings- en (her)verpakkingsbedrijven die over een vergunning beschikken, zijn verplicht een adequaat register bij te houden van de hoeveelheden kaviaar die, naar gelang van het geval, worden ingevoerd, uitgevoerd, wederuitgevoerd, in situ geproduceerd of opgeslagen. Dit register moet beschikbaar worden gemaakt voor controle door de administratieve instantie van de betrokken lidstaat.
Aan elk van deze verwerkings- of (her)verpakkingsbedrijven wordt door die administratieve instantie een unieke registratiecode toegekend.
De lijst van installaties die overeenkomstig dit artikel over een vergunning beschikken, alsook elke wijziging hiervan, moet aan het secretariaat van de Overeenkomst en aan de Commissie worden meegedeeld.
Voor de toepassing van dit lid worden ook kaviaarproducerende aquacultuurbedrijven als verwerkingsbedrijven beschouwd.
8.
In gevangenschap geboren en gefokte vogels alsook andere in een gecontroleerd milieu geboren vogels worden gemerkt met behulp van een individueel gemerkte naadloze, gesloten pootring.
Als naadloze, gesloten pootring geldt een ononderbroken ring of manchet, zonder enige naad of las, waarmee op geen enkele wijze is geknoeid en waarvan het formaat zodanig is dat hij, nadat hij in de eerste levensdagen van de vogel is aangebracht, niet meer kan worden verwijderd wanneer de poot van de vogel zijn definitieve omvang heeft bereikt, en die commercieel voor dat doel is vervaardigd.