Einde inhoudsopgave
RvdW 2014/1127
Beëindiging kredietovereenkomst door bank o.g.v. overeengekomen bevoegdheid rechtsgeldig?; maatstaf van art. 6:248 lid 2 BW; omstandigheden van geval; belangen van partijen; zorgplicht bank neergelegd in art. 2 toepasselijke ABK (Algemene Bepalingen van Kredietverlening); afzonderlijke beoordeling voor verschillende onderdelen kredietfaciliteit?
HR 10-10-2014, ECLI:NL:HR:2014:2929 (ING/De Keijzer Beheer)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10 oktober 2014
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, C.A. Streefkerk, C.E. Drion, G. Snijders, G. de Groot
- Zaaknummer
13/02588
- Conclusie
plv. P-G mr. C.L. de Vries Lentsch-Kostense
- Roepnaam
ING/De Keijzer Beheer
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht (V)
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:2929, Uitspraak, Hoge Raad, 10‑10‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:674, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑06‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 13‑05‑2013
- Wetingang
Art. 6:248 BW
Essentie
Beëindiging kredietovereenkomst door bank o.g.v. overeengekomen bevoegdheid rechtsgeldig?; maatstaf van art. 6:248 lid 2 BW; omstandigheden van geval; belangen van partijen; zorgplicht bank neergelegd in art. 2 toepasselijke ABK (Algemene Bepalingen van Kredietverlening); afzonderlijke beoordeling voor verschillende onderdelen kredietfaciliteit?
Indien een kredietverlener gebruik maakt van een overeengekomen bevoegdheid tot beëindiging van de kredietovereenkomst, moet de rechtsgeldigheid daarvan beoordeeld worden aan de hand van de overeenkomst en aan de hand van de maatstaf van art. 6:248 lid 2 BW, die meebrengt dat de beëindiging door de kredietverlener op grond van een dergelijke bevoegdheid niet rechtsgeldig ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.