Einde inhoudsopgave
Renteaftrekbeperkingen in de VPB (FM nr. 119) 2006/2.4.2.3
2.4.2.3 Verstoring uitdelingsbeslissing
Dr. J. van Strien, datum 20-10-2006
- Datum
20-10-2006
- Auteur
Dr. J. van Strien
- JCDI
JCDI:ADS592197:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vennootschapsbelasting (V)
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Dividendbelasting / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Vergelijk Cnossen, S.; Duale inkomstenbelasting: een beter alternatief, discussiepaper in het kader van het seminar ‘Belastingherziening 2001; politiek en wetenschap in debat’, 10 december 1999, OCFEB/EUR en Cnossen, S. & Bovenberg, A.L.; Hoe moet kapitaalinkomen worden belast, discussiepaper in het kader van het seminar ‘Belastingherziening 2001; politiek en wetenschap in debat’ 10 december 1999, OCFEB/EUR.
Overigens is het ook voor a.b.-houders boven een bepaald rendement aantrekkelijker om exedent vermogen van de eigen bv (belast) uit te keren en dit te beleggen in box 3.
Vergelijk Cnossen, S.; Om de toekomst van de vennootschapsbelasting in de Europese Unie, WFR 1996/871 en Cnossen, S.; Het verrekeningsstelsel in opmars, wat doet Nederland; Sociaal- economische aspecten van de vennootschapsbelasting, Kluwer, Deventer, 1979, blz. 52-53 en zie Baumol, Wj., Heim, P., Malkiel, B.G. & Quandt, R.E.; Earnings Retention, New Capital and the Growth of the Firm, Review of Economics and Statistics. 1970/4, blz. 345-355. Vergelijk ook Brealy, R.A. & Myers, S.C.; Principles of corporate finance, McGraw-Hill, International edition, 1996, blz. 432- 433, waarin zij een overzicht geven van verschillende empirische studies naar de invloed van belasting op het dividendrendement. Deze empirische studies wijzen allemaal in de richting dat aandelen met een hoog dividendrendement lager zijn geprijsd dan aandelen met een lager dividendrendement en dat aandelen met een hoog dividendrendement een hoger rendement vóór belasting hebben dan aandelen met een lager dividendrendement.
Vennootschappen kunnen er overigens niet straffeloos voor kiezen om in het geheel geen dividend meer uit te keren. Dit wordt ook bevestigd door empirische studies, zie Cnossen, S.; Om de toekomst van de vennootschapsbelasting in de Europese Unie, WFR 1996/871. Aan het uitkeren van winsten zijn namelijk ook niet-fiscale voordelen verbonden. Dividenden wijzen er in beginsel op dat een vennootschap financieel gezond is. Tevens verkleinen dividenden de speelruimte van het management, zodat overtollige gelden niet op een verkeerde wijze kunnen worden aangewend door het management. Vergelijk ook Brealy, R.A. & Myers, S.C.; Principles of corporate finance, McGraw-Hill, International edition, 1996, hoofdstuk 16 ‘The dividend controversy’. In dit hoofdstuk komen ook de standpunten van Modigliani en Miller naar voren (en het bekende artikel Miller, M.H. & Modigliani, F.; Dividend Policy, Growth and the Valuation of Shares, Journal of Business, nr. 34, oktober 1961). Volgens deze bedrijfseconomische stroming is de keuze tussen winstuitdeling of winstinhouding niet van belang, aangezien tegenover een dividenduitkering een daling van de waarde van het aandeel staat. Deze stelling wordt algemeen als juist aanvaard, onder de voorwaarde dat er sprake is van een wereld zonder belastingen, transactiekosten en andere marktonvolkomenheden (zoals ook faillissement). De discussie aangaande uitkeringsbeslissingen spitst zich dan ook met name toe op de vraag in hoeverre imperfecties invloed hebben op de uitdelingsbeslissing.
In een situatie waarin uitgedeelde winst zwaarder wordt belast dan door een vennootschap gereserveerde winst, wordt winstinhouding fiscaal gestimuleerd. Onder de huidige inkomstenbelasting zijn alleen box 3-aandeelhouders vanuit fiscaal oogpunt indifferent jegens de uitdelingsbeslissing.1 Voor alle andere aandeelhouders (in de IB-sfeer) bestaat er een fiscale stimulans tot het inhouden van de winsten. Na 1997 is deze fiscale stimulans voor aanmerkelijkbelanghouders overigens wel aanzienlijk gemitigeerd, maar zeker nog niet verdwenen.2
Het stimuleren van winstinhouding betekent een verstoring van de kapitaalmarkt, aangezien het kapitaal niet per definitie daar wordt ingezet waar de beloningsvoet vóór belasting het hoogst is. Er wordt door investeerders namelijk gekeken waar de beloningsvoet ná belastingen het hoogst is. Door een (hogere) belasting op uitgedeelde winst zal het geëiste rendement van nieuw kapitaal vóór belasting hoger zijn dan het geëiste rendement van geherinvesteerd kapitaal vóór belasting. Dat er ook daadwerkelijk een verschil bestaat tussen het geëiste rendement vóór belasting voor nieuw kapitaal en het geëiste rendement vóór belasting voor geherinvesteerd kapitaal, blijkt uit empirisch onderzoek.3 Dat een dergelijk verschil verstorend werkt, blijkt uit de vorige paragraaf. Daarnaast brengt de bevoordeling van financiering met gereserveerde winsten boven financiering met nieuw aandelenkapitaal een voordeel mee voor oudere, gevestigde ondernemingen (met grote winstreserves) ten opzichte van startende/groeiende ondernemingen. Deze laatste dienen voor het financieren van hun groei namelijk een beroep te doen op het relatief dure nieuwe kapitaal.4