NJ 2022/381
Bewijsrecht. Dwingende bewijskracht akte (art. 157 Rv); uitzondering voor schuldbekentenissen (art. 158 Rv); reikwijdte.
HR 25-11-2022, ECLI:NL:HR:2022:1725
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
25 november 2022
- Magistraten
Mrs. M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, A.E.B. ter Heide, S.J. Schaafsma, G.C. Makkink
- Zaaknummer
21/03960
- Conclusie
A-G mr. T. Hartlief
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS679808:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:1725, Uitspraak, Hoge Raad, 25‑11‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:654, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑07‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 12‑11‑2021
- Wetingang
Samenvatting
Op grond van art. 157 lid 2 Rv levert een authentieke of onderhandse akte ten aanzien van de verklaring van een partij omtrent hetgeen de akte bestemd is ten behoeve van de wederpartij te bewijzen, tussen partijen dwingend bewijs op van de waarheid van die verklaring. Art. 158 lid 1 Rv bepaalt dat art. 157 lid 2 Rv niet van toepassing is op een onderhandse akte waarin verbintenissen van slechts één partij zijn ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.