Einde inhoudsopgave
Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies
Artikel 3.27.8 Rangschikkingscriteria
Geldend
Geldend van 12-11-2022 tot 23-12-2026
- Bronpublicatie:
08-11-2022, Stcrt. 2022, 30242 (uitgifte: 11-11-2022, regelingnummer: WJZ/ 22495674)
- Inwerkingtreding
12-11-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-11-2022, Stcrt. 2022, 30242 (uitgifte: 11-11-2022, regelingnummer: WJZ/ 22495674)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
De minister kent aan een aanvraag om subsidie voor een Nederlands belangrijk project een hoger aantal punten toe naarmate:
- a.
de kwaliteit van het projectplan van het Nederlandse belangrijke project beter is, blijkend uit:
- 1°
een onderbouwing waaruit volgt op welke wijze de doelstellingen uit het Europese belangrijke project en bijbehorende doelstellingen van het Nederlandse belangrijke project, bedoeld in artikel 3.27.2, eerste lid, gerealiseerd zullen worden;
- 2°
een beschrijving van aanpak en methodiek van het Nederlandse belangrijke project, de projectactiviteiten, de uitvoerbaarheid van het project en de omgang met risico’s en intellectuele eigendomsrechten;
- 3°
een overzicht van de wijze waarop monitoring plaatsvindt en welke prestatie-indicatoren hierbij gehanteerd worden;
- 4°
de uitwerking van het financieringsplan en de begroting, waaronder begrepen de onderbouwing van de noodzakelijkheid van de benodigde subsidie per subsidieaanvrager, de mate waarin er een financieringskloof aanwezig is en uitwerking van het nul-scenario;
- b.
de subsidieaanvrager die het Nederlandse belangrijke project zelfstandig uitvoert dan wel het Nederlandse samenwerkingsverband dat het Nederlandse belangrijke project uitvoert meer geschikt is om een Nederlands belangrijk project uit te voeren, blijkend uit:
- 1°
de mate waarin de daarvoor benodigde competenties aanwezig zijn;
- 2°
de mate waarin er draagvlak bestaat voor het Nederlands belangrijke project binnen het Nederlands en Europees samenwerkingsverband en bij andere relevante partijen;
- 3°
de mate waarin de subsidieaanvrager of deelnemers aan het samenwerkingsverband succesvolle ervaring hebben met de uitvoering van soortgelijke projecten dan wel samen met de deelnemers in het Europese en Nederlandse samenwerkingsverband een innovatieve samenstelling vormen en kleine en middelgrote ondernemingen en startups betrekken bij de uitvoering van het project;
- 4°
de kwaliteit van de projectorganisaties die aanwezig zijn bij de subsidieaanvrager dan wel in het Nederlands samenwerkingsverband;
- 5°
de binnen het Nederlands samenwerkingsverband gemaakte afspraken en overeengekomen werkwijze;
- 6°
de mate waarin de subsidieaanvrager de financiële draagkracht heeft om bij overschrijding van de in het financieringsplan begrote kosten het Nederlandse belangrijke project voor te zetten, indien het een Nederlands belangrijk project op het gebied van waterstofproductie door elektrolyse als bedoeld in artikel 3.27.2, eerste lid, onderdeel d, betreft;
- c.
het Nederlandse belangrijke project technologisch meer vooruitstrevend is en een grotere impact heeft op de economie en samenleving blijkend uit de omstandigheid dat:
- 1°
het project vernieuwender is ten opzichte van de internationale stand van onderzoek of techniek;
- 2°
het project naar verwachting een grotere bijdrage zal leveren aan de doelstelling van het overkoepelende Europese belangrijk project;
- 3°
het project naar verwachting zal zorgen voor grotere positieve overloopeffecten en toepassingsmogelijkheden voor de Europese en Nederlandse markt en samenleving, waaronder mede begrepen de verwachte bijdrage aan brede welvaart, de productiviteit en het verdienvermogen van Nederlandse ondernemingen en overige publieke belangen;
- 4°
het project een grotere slagingskans heeft en een blijvend effect zal hebben;
- d.
de financiële middelen effectiever en efficiënter worden ingezet, blijkend uit de hoogte van de gevraagde subsidie ten opzichte van andere financiële bijdragen aan het Nederlandse belangrijke project en de verhouding van de inzet van deze financiële middelen tot het beoogde resultaat, mede gelet op het nul-scenario van het Nederlandse belangrijke project;
- e.
de hoogte van de gevraagde subsidie per megawatt waterstof output vermogen lager is, indien de aanvraag een Nederlandse belangrijk project op het gebied van waterstofproductie door elektrolyse als bedoeld in artikel 3.27.2, eerste lid, onderdeel d, betreft.
2.
De minister kent per onderdeel van het eerste lid ten minste één en ten hoogste tien punten toe.
3.
Voor de rangschikking van aanvragen om subsidie voor:
- a.
een Nederlands belangrijk project op het gebied van cloud infrastructuur en services, micro-elektronica en halfgeleiders, waterstoftechnologie, waterstofimport- en opslag of waterstoftoepassingen in mobiliteit en transport als bedoeld in artikel 3.27.2, eerste lid, onderdeel a, b, c, e respectievelijk f wordt het aantal punten gegeven voor het eerste lid, onderdelen c en d, vermenigvuldigd met 2, waarna alle punten worden opgeteld;
- b.
een Nederlands belangrijk project op het gebied van waterstofproductie door elektrolyse als bedoeld in artikel 3.27.2, eerste lid, onderdeel d, wordt het aantal punten gegeven voor het eerste lid, onderdelen a en c, vermenigvuldigd met 2 en voor het eerste lid, onderdelen d en e, vermenigvuldigd met 2,5, waarna alle punten worden opgeteld.
4.
De minister rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist hoger naarmate in totaal meer punten aan het project zijn toegekend.