Einde inhoudsopgave
Sturen met proceskosten (BPP nr. XII) 2011/5.6.2
5.6.2 Kanttekeningen
mr. P. Sluijter, datum 31-10-2011
- Datum
31-10-2011
- Auteur
mr. P. Sluijter
- JCDI
JCDI:ADS601330:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Zie ook de bespreking van de prikkels voor rechters en de status quo bias in hoofdstuk 8.
Zie hierover ook § 8.3.2.
Hof 's-Hertogenbosch 26 januari 2010, LJN BL2339 en in HR 20 maart 2009, NJ 2009, 234 (waarin de uitspraak van het hof wegens een gebrekkige motivering vernietigd werd).
En bijvoorbeeld ook recent Ktr. Haarlem 9 maart 2011, LJN BP7603.
Zie hoofdstuk 6. Bij de VS wordt gedoeld op het federale procesrecht.
Shapard e.a. 1995; Rauma & Willging 2005.
De buitenlandse stelsels dienen daarbij als inspiratie voor nieuwe prikkels, terwijl de rechts-economie wordt gebruikt om de effecten van kostenprikkels op de criteria van het toetsingskader te voorspellen.
Uit de redenen die rechters noemen lijkt naar voren te komen dat zij het vermoeden hebben dat kostenprikkels meestal niet helpen om het proces voortvarender en efficiënter te maken. Het positieve effect van kostenconsequenties, het voorkomen van onnodige vertraging en kosten, schatten zij als laag in. Rechters vinden daarvoor de kostenveroordeling te laag en bovendien teveel achteraf, waardoor het instrument niet preventief zou werken. De negatieve neveneffecten schatten zij juist als hoog in. Bovendien kunnen bij rechters psychologische factoren meespelen die deze negatieve kant versterken, zoals de gewenste nadruk op het materiële conflict en de eigen vertraging binnen de rechterlijke organisatie.1 Dat levert al met al geen positieve kosten-/baten-analyse op. Daar komt nog bij dat men inschat dat alternatieve remedies (vooral regie vooraf) beter scoren.
In hoeverre maken de rechters hier met hun impliciete, negatief uitvallende kosten-/batenanalyse en hun voorkeur voor alternatieve remedies een juiste inschatting? Dat is vooralsnog moeilijk vast te stellen. Rechters zien alleen hoe hun eigen zaken verlopen. Of een door hen uitgedeelde prikkel in een toekomstig proces bij een collega tot effect heeft dat bepaald verstorend gedrag niet vertoond wordt, dat kunnen zij niet zien. Evenmin zien zij in hun eigen processen wat het effect is van eerdere kostenconsequenties die door collega's zijn toegepast. Daarentegen zien zij bij het toepassen van regie vooraf of materiële consequenties wel direct effect binnen de eigen zaak. Het is mogelijk dat dit verschil tussen wat men wel en wat men niet ziet, uitmaakt voor de inschatting.2
Soms wordt de inschatting ook anders gemaakt. Het Hof 's-Hertogenbosch sprak minstens tweemaal3 toch een volledige proceskostenveroordeling uit.4 Waren in die zaken de voordelen van een kostensanctie groter dan de nadelen? Ook in Engeland en de Verenigde Staten is in het procesrecht expliciet de mogelijkheid vastgelegd dat de rechter bij een kostenveroordeling rekening houdt met gedrag en in beide landen bestaat ook het eigen beursje nog.5 In de Verenigde Staten waren federale rechters en advocaten volgens surveys in 1995 en 2005 vóór het in stand houden van die mogelijkheden.6 Buitenlandse en rechtseconomische inzichten kunnen daarom wellicht helpen om de positieve en negatieve effecten van kostenconsequenties ten aanzien van procesgedrag beter in kaart te brengen.7 Op de koppeling tussen de interviewresultaten en het vervolg van het onderzoek wordt in de volgende subparagraaf nader ingegaan.