Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012
Artikel 490 Tier 2-bestanddelen met aflossingsprikkel
Geldend
Geldend vanaf 28-06-2013
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2013, L 321).
- Bronpublicatie:
26-06-2013, PbEU 2013, L 176 (uitgifte: 27-06-2013, regelingnummer: 575/2013)
- Inwerkingtreding
28-06-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-06-2013, PbEU 2013, L 176 (uitgifte: 27-06-2013, regelingnummer: 575/2013)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
In afwijking van de artikelen 62 en 63 zijn, gedurende de periode vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2021, bestanddelen bedoeld in artikel 484, lid 5, die overeenkomstig de nationale omzettingsmaatregelen voor artikel 57, punt f) of punt h), van Richtlijn 2006/48/EG in aanmerking kwamen en waarvan de voorwaarden een call met aflossingsprikkel voor de instelling bevatten, onderworpen aan dit artikel.
2.
De bestanddelen worden aangemerkt als tier 2-instrumenten mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- a)
de instelling kon alleen uiterlijk op 1 januari 2013 een call met aflossingsprikkel uitoefenen;
- b)
de instelling heeft de call niet uitgeoefend;
- c)
er wordt vanaf 1 januari 2013 voldaan aan de voorwaarden van artikel 63.
3.
De bestanddelen worden aangemerkt als tier 2-instrumenten overeenkomstig artikel 484, lid 5, tot hun werkelijke vervaldag en worden vervolgens aangemerkt als tier 2-bestanddelen zonder limiet indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- a)
de instelling kon alleen op of na 1 januari 2013 een call met aflossingsprikkel uitoefenen;
- b)
de instelling heeft de call niet op de werkelijke vervaldag van de bestanddelen uitgeoefend;
- c)
er wordt vanaf de werkelijke vervaldag van de bestanddelen voldaan aan de voorwaarden van artikel 63.
4.
De bestanddelen worden niet aangemerkt als tier 2-bestanddelen vanaf 1 januari 2014 indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- a)
de instelling kon alleen tussen 31 december 2011 en 1 januari 2013 een call met aflossingsprikkel uitoefenen;
- b)
de instelling heeft de call niet op de werkelijke vervaldag van de bestanddelen uitgeoefend;
- c)
er wordt niet vanaf de werkelijke vervaldag van de bestanddelen voldaan aan de voorwaarden van artikel 63.
5.
De bestanddelen worden aangemerkt als tier 2-bestanddelen waarbij hun inaanmerkingneming overeenkomstig artikel 484, lid 5, wordt verminderd tot hun werkelijke vervaldag en worden vervolgens niet als tier 2-bestanddelen aangemerkt indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- a)
de instelling kon op of na 1 januari 2013 een call met aflossingsprikkel uitoefenen;
- b)
de instelling heeft de call niet op de werkelijke vervaldag van de bestanddelen uitgeoefend;
- c)
er wordt vanaf de werkelijke vervaldag van de bestanddelen voldaan aan de voorwaarden van artikel 63.
6.
De bestanddelen worden aangemerkt als tier 2-bestanddelen overeenkomstig artikel 484, lid 5, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- a)
de instelling kon alleen vóór of op 31 december 2011 een call met aflossingsprikkel uitoefenen;
- b)
de instelling heeft de call niet op de werkelijke vervaldag van de bestanddelen uitgeoefend;
- c)
er wordt niet vanaf de werkelijke vervaldag van de bestanddelen voldaan aan de voorwaarden van artikel 63.