Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012
Artikel 484 Grandfatheringcriteria voorbestanddelen die uit hoofde van nationale omzettingsmaatregelen voor Richtlijn 2006/48/EG als eigen vermogen werden aangemerkt
Geldend
Geldend vanaf 28-06-2013
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2013, L 321).
- Bronpublicatie:
26-06-2013, PbEU 2013, L 176 (uitgifte: 27-06-2013, regelingnummer: 575/2013)
- Inwerkingtreding
28-06-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-06-2013, PbEU 2013, L 176 (uitgifte: 27-06-2013, regelingnummer: 575/2013)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Dit artikel is uitsluitend van toepassing op instrumenten en bestanddelen die op of vóór 31 december 2011 zijn uitgegeven en die op 31 december 2011 als eigen vermogen in aanmerking werden genomen en die geen instrumenten als bedoeld in artikel 483, lid 1, zijn.
2.
In afwijking van de artikelen 26 tot en met 29, 51, 52, 62 en 63 is dit artikel gedurende de periode vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2021 van toepassing.
3.
Behoudens artikel 485 van deze verordening en de in artikel 486, lid 2, van deze verordening bepaalde limiet, wordt kapitaal in de zin van artikel 22 van Richtlijn 86/635/EEG, en de daaraan gerelateerde agiorekeningen, dat overeenkomstig de nationale omzettingsmaatregelen voor artikel 57, punt a), van Richtlijn 2006/48/EG als oorspronkelijk eigen vermogen werd aangemerkt, aangemerkt als tier 1-kernkapitaalbestanddelen, niettegenstaande dat kapitaal niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 28 of, naar gelang het geval, van artikel 29 van deze verordening.
4.
Behoudens de in artikel 486, lid 3, van deze verordening bepaalde limiet worden instrumenten, en de daaraan gerelateerde agiorekeningen, die overeenkomstig de nationale omzettingsmaatregelen voor artikel 57, punt c bis), en artikel 154, lid 8 en lid 9, van Richtlijn 2006/48/EG als oorspronkelijk eigen vermogen werden aangemerkt, aangemerkt als aanvullend-tier-1-bestanddelen, niettegenstaande er niet wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 52 van deze verordening.
5.
Behoudens de in artikel 486, lid 4, van deze verordening bepaalde limieten worden bestanddelen, en de daaraan gerelateerde agiorekeningen, die overeenkomstig de nationale omzettingsmaatregelen voor artikel 57, punt e), f), g) of h), van Richtlijn 2006/48/EG in aanmerking kwamen, aangemerkt als tier 2-bestanddelen, niettegenstaande deze bestanddelen niet in artikel 62 van deze verordening worden opgenomen of er niet wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 63 van deze verordening.