Bevrijdende verweren
Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/138:138 Conclusie verschillende leerstukken
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/138
138 Conclusie verschillende leerstukken
Documentgegevens:
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691627:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Met behulp van de in hoofdstuk 2 gevonden conclusies zijn enkele leerstukken onderzocht.
Causaal verband
Wordt een pseudogemachtigde aansprakelijk gesteld en voert hij het verweer dat het causaal verband tussen een ontoereikende volmacht en de schade ontbreekt, dan kom ik in navolging van verschillende auteurs tot de conclusie dat sprake is van een grondslagverweer; de Hoge Raad oordeelde dat de pseudogemachtigde een beroep doet op een ander rechtsgevolg (een bevrijdend verweer). Voor de pseudogemachtigde kan m.i. een verzwaarde motiveringsplicht worden aangenomen. Het bewijsrisico berust dan weliswaar bij de derde, maar de pseudogemachtigde zal aanknopingspunten moeten aanleveren.
Wordt een beroepsbeoefenaar, in het bijzonder een advocaat, aansprakelijk gesteld wegens een beroepsfout, dan rust het bewijs van het causaal verband tussen de beroepsfout en de schade op de cliënt. Bij toepassing van de methode van trial within a trial geldt het volgende: berustte het bewijsrisico in de eerdere procedure bij de cliënt, dan is er geen bezwaar ook in de aansprakelijkheidsprocedure het bewijsrisico van het bestaan van causaal verband op de cliënt te laten rusten. Berustte het bewijsrisico in de eerdere procedure niet bij de cliënt (als eiser), dan hoeft de cliënt slechts aannemelijk te maken dat het (bevrijdend) verweer van zijn wederpartij niet zou zijn gehonoreerd. Berustte het bewijsrisico in de eerdere procedure niet bij de cliënt (als verweerder), dan hoeft de cliënt slechts aannemelijk te maken dat de stellingen van zijn wederpartij (eiser) niet zouden zijn gehonoreerd. Het aannemen van een verzwaarde motiveringsplicht voor de aangesproken advocaat is m.i. een minder gecompliceerde oplossing.
Opschortende en ontbindende voorwaarde
Doet verweerder bij een vordering tot nakoming een beroep op het bestaan van een opschortende voorwaarde, en betwist eiser dit bestaan, dan is naar de mening van verschillende auteurs een beroep op het bestaan van een opschortende voorwaarde te kwalificeren als een grondslagverweer en zal de (schuld)eiser moeten stellen en zo nodig bewijzen dat sprake is van een onvoorwaardelijke overeenkomst. Ik sluit mij aan bij deze auteurs. Volgens de Hoge Raad is het verweer daarentegen te kwalificeren als een bevrijdend verweer.
Staat het bestaan van de opschortende voorwaarde vast, dan zal de schuldeiser het vervuld zijn van de opschortende voorwaarde moeten stellen en bewijzen; een beroep van verweerder op het niet-vervuld zijn van een opschortende voorwaarde is eveneens een grondslagverweer. Bij beide verweren betwist verweerder het element van opeisbaarheid.
Doet verweerder een beroep op een ontbindende voorwaarde dan moet verweerder stellen en zo nodig bewijzen dat partijen een ontbindende voorwaarde zijn overeengekomen en dat deze voorwaarde is vervuld.
Onverschuldigde betaling
Eiser heeft stelplicht dat hij zonder rechtsgrond heeft betaald. Doet verweerder een beroep op een rechtsgrond waarop de betaling is gebaseerd, dan is dat een grondslagverweer.
Ingeval verweerder het verweer voert dat sprake is van een rechtsgrond tot betaling – en eiser die rechtsgrond gemotiveerd betwist – dan kan in gevallen waarin de domeingedachte een rol speelt worden uitgegaan van een verzwaarde motiveringsplicht voor verweerder. Alleen in enkele gevallen kan het verweer van verweerder gekwalificeerd worden als een bevrijdend verweer; de wet of rechtspraak schrijft voor die situatie een bepaalde stelplicht- en bewijslastverdeling voor.
Eiser legt een onderhandse akte over
Verweerder kan stellig ontkennen dat hij de handtekening onder de akte heeft geplaatst. Aan deze stellige ontkenning worden geen zware eisen gesteld; een duidelijke betwisting van de echtheid is voldoende (een grondslagverweer). De akte heeft zolang de echtheid van de handtekening (door eiser) niet is bewezen geen enkele bewijskracht.
Verweerder kan ook een beroep doen op valsheid in geschrifte (een bevrijdend verweer).
Verweerder kan een bewijsaanbod doen dat anders is verklaard dan in de akte is opgenomen of dat de in de akte opgenomen verklaring niet overeenstemt met de werkelijkheid (aanbod tot tegenbewijs).