Hof Arnhem-Leeuwarden, 22-03-2022, nr. 200.279.399
ECLI:NL:GHARL:2022:2174
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
22-03-2022
- Zaaknummer
200.279.399
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2022:2174, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 22‑03‑2022; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2019:5861, Bekrachtiging/bevestiging
Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:1426, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
Uitspraak 22‑03‑2022
Inhoudsindicatie
Vereiste betekening eiswijziging in geval van niet verschenen geïntimeerde.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.279.399
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem: NL17.10572)
arrest van 22 maart 2022
in de zaak van
de vennootschap naar buitenlands recht
Crownvest AG,
gevestigd te Pfäffikon, Zwitserland,
appellante,
hierna: Crownvest,
advocaat: mr. A.A.H.M. van der Wijst,
tegen:
de stichting
Stichting Katholieke Universiteit,
gevestigd te Nijmegen,
geïntimeerde,
hierna: SKU,
niet verschenen.
1. Het verdere verloop van de procedure
In het arrest van 15 juni 2021 heeft het hof op verzoek van Crownvest een mondelinge behandeling bepaald, die heeft plaatsgevonden op 9 februari 2022. Bij die gelegenheid heeft mr. Van der Wijst het standpunt van Crownvest kort toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt.
2. De vaststaande feiten
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 t/m 2.16 van het vonnis van 18 december 2019 (gepubliceerd onder ECLI:NL:RBGEL:2019:5861).
3. De beoordeling van de grieven en de vordering
Het gaat in deze zaak kort gezegd om het volgende. Wound-ex B.V. (oorspronkelijk eiser, hierna: ‘Wound-ex’) heeft in de procedure voor de rechtbank, samengevat, afgifte gevorderd door SKU van materialen (onder andere monomeren en polymeren) die zij nodig had voor de uitoefening van haar werkzaamheden in het kader van een project genaamd Heal-X (‘het Project’). Het Project had betrekking op de ontwikkeling van een gel die was bedoeld voor de behandeling van brandwonden. De rechtbank heeft de vorderingen van Wound-ex in het vonnis van 18 december 2019 afgewezen. Van dat vonnis is Wound-ex in hoger beroep gekomen, bij dagvaarding van 17 maart 2020. Op 16 juni 2020 heeft Wound-ex een akte van partijwisseling genomen, op de grond dat zij haar vordering op SKU op 6 april 2020 heeft gecedeerd aan Crownvest. Daarna is de zaak op grond van artikel 225 lid 1 sub c RV geschorst. In het oproepingsexploot van 2 juli 2020 (hersteld bij exploot van 17 juli 2020) heeft Crownvest SKU opgeroepen om te verschijnen om de procedure te hervatten. SKU is daarop niet verschenen en tegen haar is verstek verleend.
4. De beoordeling in hoger beroep
Verzuim betekening eiswijziging
4.1
Crownvest heeft in haar memorie van grieven haar eis gewijzigd. De advocaat van Crownvest heeft op de zitting desgevraagd verklaard dat de eiswijziging niet aan SKU is betekend zoals bedoeld in artikel 130 lid 3 Rv. Aan de in dat artikel neergelegde eis van tijdige betekening ligt de gedachte ten grondslag dat moet worden vermeden dat een gedaagde of geïntimeerde tot iets veroordeeld kan worden waarvan hij niet weet en niet kan weten dat en waarom het gevorderd is. Crownvest heeft op de zitting een aanhouding gevraagd om de memorie van grieven met gewijzigde eis na afloop van de mondelinge behandeling alsnog aan SKU te laten betekenen. Dat is naar het oordeel van het hof in deze fase van de procedure (tussen mondelinge behandeling en arrest en ruim een jaar na de eiswijziging) ontijdig en in strijd met de goede procesorde. Op grond van artikel 130 lid 3 Rv is de wijziging van eis bij gebreke van een tijdige betekening dus uitgesloten. Het hof zal uitgaan van de vorderingen zoals door de rechtbank beoordeeld in het vonnis van 18 december 2019.
Geen belang bij toewijzing oorspronkelijke hoofdvorderingen
4.2
Wound-ex heeft in de procedure voor de rechtbank -samengevat- gevorderd:
1. een verklaring voor recht dat Wound-ex eigenaar is van de betreffende
monomeren;
2. een verklaring voor recht dat SKU gehouden is de monomeren aan Wound-ex
af te geven;
3. veroordeling van SKU tot het overdragen van de materialen aan Wound-ex;
4. veroordeling van SKU in de beslag- en proceskosten.
4.3
In punt 151 van de memorie van grieven heeft Crownvest gesteld dat zij haar eis heeft gewijzigd omdat bij de oorspronkelijk door Wound-ex ingestelde vorderingen geen belang meer bestaat. Crownvest heeft uitgelegd dat dat komt doordat (i) de materialen waarop de oorspronkelijke vordering zag waarschijnlijk niet meer in bezit zijn van SKU, (ii) die materialen vermoedelijk onjuist zijn getransporteerd, (iii) het project feitelijk niet meer loopt sinds 2018 en (iv) Wound-ex door de liquidatie van Secmatix en dochter Novicell zonder laboratorium, medewerkers en bestuur is komen te zitten, terwijl (v) het consortium zelf feitelijk niet meer functioneert. In de punten 153 en 154 heeft Crownvest verder toegelicht waarom de oorspronkelijke vorderingen weinig betekenis meer hebben.
4.4
Voor zover het voorgaande al niet als eisvermindering moet worden begrepen, leidt dit er in ieder geval toe dat de oorspronkelijke vorderingen niet toewijsbaar zijn. Op grond van artikel 3:303 BW geldt immers dat zonder voldoende belang niemand een rechtsvordering toekomt. De aanvankelijk ingestelde hoofdvorderingen kunnen in dit hoger beroep dus niet alsnog worden toegewezen. Om die reden zijn ook de gevorderde beslagkosten niet toewijsbaar.
De kosten van de procedure voor de rechtbank
4.5
De grieven kunnen evenmin leiden tot het oordeel dat Wound-ex door de rechtbank ten onrechte in de proceskosten is veroordeeld. Het hof deelt het oordeel van de rechtbank dat Wound-ex geen eigenaar is geworden van de materialen en verwijst naar wat de rechtbank in r.o. 4.3-4.7van het bestreden vonnis daarover heeft overwogen. Ook in hoger beroep is onvoldoende gesteld om de conclusie te rechtvaardigen dat de door haar uit Amendment 1 en Amendment 2 en de bijbehorende bijlagen aangehaalde bepalingen -in samenhang gelezen- een tweezijdige verklaring bevatten als bedoeld in artikel 3:115 BW. Voor zover Crownvest in haar memorie van grieven heeft willen stellen dat in de brief van Wound-ex van 26 juni 2017 (zie 2.9. van het vonnis) en de reactie daarop van Prof. [naam1] van diezelfde dag (zie 2.10. van het vonnis) een dergelijke tweezijdige verklaring is te lezen, volgt het hof haar daarin niet. Uit die correspondentie en ook uit de brief van ZonMw van 22 september 2017 (zie 2.11. van het vonnis) valt niet te lezen dat SKU van die materialen al eigenaar is geworden of dat de levering plaatsvindt op de wijze als in artikel 3:115 BW omschreven. De verklaring van [naam2] , CEO van Chiralix, waarnaar Crownvest verwijst (productie 32 Wound-ex), maakt dat niet anders.
Voor wat betreft de vorderingen tot afgifte geldt dat Crownvest haar gebrek aan belang bij toewijzing daarvan in haar memorie van grieven onder andere heeft gebaseerd op de omstandigheid dat het Project sinds 2018 niet meer loopt. Gelet op de datum van het vonnis (18 december 2019) lag het op de weg van Crownvest om concrete feiten en omstandigheden aan te voeren waarom zij ten tijde van het vonnis nog wel belang bij afgifte van de materialen had.
Een en ander brengt mee dat de rechtbank Wound-ex terecht in de kosten van de procedure heeft veroordeeld.
5. Slotsom
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het vonnis van de rechtbank moet worden bekrachtigd. Gelet daarop is het antwoord op de vraag of Wound-ex haar vorderingen op SKU geldig aan Crownvest heeft overgedragen, voor de uitkomst van de zaak niet van belang.
6. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Gelderland van 18 december 2019;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.B. Beekhoven van den Boezem, Ch.E. Bethlem en J.P.H. van Driel van Wageningen en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2022.