Einde inhoudsopgave
Wet afbreking zwangerschap
Artikel 1 [Begripsbepalingen]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2023
- Bronpublicatie:
22-08-2022, Stb. 2022, 326 (uitgifte: 26-08-2022, kamerstukken: 35737)
- Inwerkingtreding
01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-09-2022, Stb. 2022, 377 (uitgifte: 04-10-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Materieel strafrecht / Algemeen
Strafprocesrecht / Algemeen
1.
Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:
Onze Minister: Onze Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne;
inspecteur: de inspecteur van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd;
arts: degene die bevoegd is de titel van arts te voeren, alsmede, voor zover het betreft de arts bij wie de vrouw onder regelmatige medische behandeling staat, dan wel die als medisch specialist of in de woonplaats van de vrouw als huisarts werkzaam is, degene die in het land waar hij is gevestigd, het beroep van arts wettig uitoefent;
ziekenhuis: een inrichting waarin personen worden opgenomen voor het ondergaan van een genees-, heel- of verloskundig onderzoek of een genees-, heel- of verloskundige behandeling, met inbegrip van een daarvan onderdeel uitmakende polikliniek;
abortuskliniek — hierna te noemen kliniek —: een inrichting, niet zijnde een ziekenhuis, waarin vrouwen een behandeling ondergaan, gericht op het afbreken van zwangerschap.
2.
Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt onder het afbreken van zwangerschap niet verstaan het toepassen van een middel ter voorkoming van de innesteling van een bevruchte eicel in de baarmoeder.
3.
Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt onder ‘geneesheer-directeur’ mede verstaan de arts die, hoewel geen directeursfunctie bekledende, belast is met de zorg voor de algemene gang van zaken op geneeskundig gebied in de inrichting.