Einde inhoudsopgave
Voorschrift Vreemdelingen 2000
Artikel 4.16
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2019
- Bronpublicatie:
25-09-2019, Stcrt. 2019, 53386 (uitgifte: 30-09-2019, regelingnummer: 2707238)
- Inwerkingtreding
01-10-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-09-2019, Stcrt. 2019, 53386 (uitgifte: 30-09-2019, regelingnummer: 2707238)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Grensbewaking
Vreemdelingenrecht / Verblijf
Vreemdelingenrecht (V)
1.
De korpschef, de Commandant der Koninklijke marechaussee, alsmede de daartoe bevoegde ambtenaar van de Immigratie- en Naturalisatiedienst zijn bevoegd om
- a.
de plaats aan te wijzen waar de vreemdeling met rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder f, van de Wet, zich in verband met het onderzoek naar de inwilligbaarheid van de aanvraag om een verblijfsvergunning dient op te houden; en
- b.
aanwijzingen als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van de Wet, te geven.
2.
De korpschef of de Commandant der Koninklijke marechaussee is bevoegd om de verstrekking van gegevens, bedoeld in artikel 4.38 van het Besluit, te vorderen.
3.
Een vordering als bedoeld in het tweede lid wordt niet bij algemene bekendmaking gedaan dan na goedkeuring van, en volgens voorschrift te geven door, de Minister.