Einde inhoudsopgave
Burgerlijk ambtenarenreglement defensie
Artikel 34 Ontslag en vakantie
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2019. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2016
- Bronpublicatie:
25-09-2018, Stb. 2018, 402 (uitgifte: 12-11-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2019, terugwerkend tot: 01-01-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-12-2018, Stb. 2018, 501 (uitgifte: 27-12-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Ambtenarenrecht / Arbeidsvoorwaarden
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Indien de ambtenaar op de datum van zijn ontslag nog aanspraak heeft op vakantie, wordt hem voor ieder uur vakantie dat hij niet heeft opgenomen een vergoeding toegekend ten bedrage van het salaris per uur verhoogd met 8 procent vakantie-uitkering als bedoeld in artikel 43, eerste lid en de eindejaarsuitkering als bedoeld in artikel 44, eerste lid, van het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren[lees: ambtenaren defensie] dat de ambtenaar direct voorafgaand aan zijn ontslag genoot. De vergoeding wordt berekend over ten hoogste twee maal de aanspraak op vakantie over een vol kalenderjaar, uitgaande van het salaris en de arbeidsduur waarvoor hij is aangesteld zoals die direct voorafgaand aan het ontslag voor de ambtenaar golden en de leeftijd welke hij bereikt in het kalenderjaar waarin de dienstbetrekking wordt beëindigd.
2.
Indien op de dag van zijn ontslag blijkt dat de ambtenaar teveel vakantie heeft genoten, is hij voor ieder uur teveel genoten vakantie een bedrag verschuldigd ten bedrage van het salaris per uur.
3.
In geval van overgang zonder onderbreking naar een functie binnen een andere sector van de rijksdienst in de loop van een kalenderjaar kan, indien dit binnen die andere sector van de rijksdienst mogelijk is, de ambtenaar er — in zoverre in afwijking van het eerste lid — voor kiezen de vakantieaanspraken van het lopende kalenderjaar die niet genoten zijn, mee te nemen. Daarbij wordt vakantie die in het lopende kalenderjaar genoten is in mindering gebracht op de aanspraken in dat jaar.
4.
Indien de ambtenaar overlijdt, wordt dit artikel overeenkomstig toegepast.