Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2009/33/EG inzake de bevordering van schone wegvoertuigen ter ondersteuning van emissiearme mobiliteit
Artikel 5 Minimumstreefcijfers voor overheidsopdrachten
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2019
- Bronpublicatie:
20-06-2019, PbEU 2019, L 188 (uitgifte: 12-07-2019, regelingnummer: 2019/1161)
- Inwerkingtreding
01-08-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-06-2019, PbEU 2019, L 188 (uitgifte: 12-07-2019, regelingnummer: 2019/1161)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Afval
Energierecht (V)
1.
De lidstaten zien erop toe dat de aanbesteding van voertuigen en diensten als vermeld in artikel 3 van deze richtlijn in overeenstemming is met de minimumstreefcijfers voor overheidsopdrachten voor schone lichte bedrijfsvoertuigen als vastgesteld in tabel 3 van de bijlage en voor schone zware bedrijfsvoertuigen als vastgesteld in tabel 4 van de bijlage. Die streefcijfers worden uitgedrukt als een minimumpercentage aan schone voertuigen van het totale aantal wegvoertuigen in alle contracten als vermeld in artikel 3, toegekend tussen 2 augustus 2021 en 31 december 2025 voor de eerste referentieperiode, en tussen 1 januari 2026 en 31 december 2030 voor de tweede referentieperiode.
2.
Bij de berekening van de minimumstreefcijfers voor overheidsopdrachten wordt uitgegaan van de datum waarop de openbare aanbestedingsprocedure door middel van de gunning van de opdracht wordt afgerond.
3.
Voertuigen die als gevolg van aanpassingen voldoen aan de definitie van schoon voertuig van punt 4 van artikel 4, of van emissievrij zwaar bedrijfsvoertuig van punt 5 van artikel 4, mogen voor de inachtneming van de minimumstreefcijfers voor overheidsopdrachten als schone voertuigen, respectievelijk emissievrije zware bedrijfsvoertuigen worden meegerekend.
4.
In het geval van overeenkomsten als vermeld in artikel 3, lid 1, onder a), wordt voor het beoordelen van de naleving van de minimumstreefcijfers voor overheidsopdrachten rekening gehouden met het aantal wegvoertuigen onder elk contract voor aankoop, leasing, huur of huurkoop.
5.
In het geval van contracten als vermeld in artikel 3, lid 1, onder b) en c), wordt voor het beoordelen van de naleving van de minimumstreefcijfers voor overheidsopdrachten rekening gehouden met het aantal wegvoertuigen die worden gebruikt voor de verstrekking van de diensten in het kader van elk contract.
6.
Indien voor de periode na 1 januari 2030 geen nieuwe streefcijfers vastgesteld worden, blijven voor daaropvolgende perioden van vijf jaar de streefcijfers van de tweede referentieperiode gelden, die in overeenstemming met de leden 1 tot en met 5 worden berekend.
7.
De lidstaten mogen hogere nationale streefcijfers toepassen of strengere vereisten hanteren dan die welke in de bijlage zijn vermeld, of hun aanbestedende diensten of aanbestedende instanties toestaan dat te doen.