Richtlijn 85/374/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake de aansprakelijkheid voor produkten met gebreken
Artikel 15
Geldend
Geldend van 04-06-1999 tot 09-12-2026
- Bronpublicatie:
10-05-1999, PbEG 1999, L 141 (uitgifte: 01-01-1999, regelingnummer: 1999/34/EG)
- Inwerkingtreding
04-06-1999
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-05-1999, PbEG 1999, L 141 (uitgifte: 01-01-1999, regelingnummer: 1999/34/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Vervoersrecht / Algemeen
1.
Elke Lid-Staat kan:
- a)
vervallen;
- b)
in afwijking van artikel 7, sub e), in zijn wetgeving de bepaling handhaven of, met inachtneming van de in lid 2 beschreven procedure, bepalen dat de producent ook aansprakelijk is als hij bewijst dat het op grond van de stand van de wetenschappelijke en technische kennis op het tijdstip waarop hij het produkt in het verkeer bracht, onmogelijk was het bestaan van het gebrek te ontdekken.
2.
De Lid-Staat die de in lid 1, sub b), bedoelde maatregel wil invoeren deelt de Commissie de tekst van de voorgenomen maatregel mee; de Commissie stelt de andere Lid-Staten ervan in kennis.
De betrokken Lid-Staat stelt de voorgenomen maatregel uit gedurende een termijn van negen maanden te rekenen vanaf de kennisgeving van de Commissie, mits de Commissie niet inmiddels met betrekking tot de bewuste aangelegenheid aan de Raad een voorstel tot wijziging van deze richtlijn heeft voorgelegd. Indien de Commissie echter niet binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de ontvangst van bedoelde kennisgeving, aan de betrokken Lid-Staat haar voornemen kenbaar maakt om een dergelijk voorstel bij de Raad in te dienen, kan de voorgenomen maatregel door de Lid-Staat onmiddellijk worden getroffen.
Indien de Commissie binnen de bovengenoemde termijn van negen maanden een dergelijk voorstel tot wijziging van deze richtlijn bij de Raad indient, stelt de betrokken Lid-Staat de voorgenomen maatregel uit gedurende een nieuwe termijn van achttien maanden te rekenen vanaf de indiening van dat voorstel.
3.
Tien jaar na de datum van kennisgeving van deze richtlijn legt de Commissie aan de Raad een verslag voor over de gevolgen van de toepassing door de rechtbanken van artikel 7, sub e), en van lid 1, sub b), van dit artikel voor de bescherming van de consument en de werking van de gemeenschappelijke markt. In het licht van dat verslag besluit de Raad overeenkomstig artikel 100 van het Verdrag op voorstel van de Commissie of artikel 7, sub e), moet vervallen.