Richtlijn 85/374/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake de aansprakelijkheid voor produkten met gebreken
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 04-06-1999
- Bronpublicatie:
10-05-1999, PbEG 1999, L 141 (uitgifte: 01-01-1999, regelingnummer: 1999/34/EG)
- Inwerkingtreding
04-06-1999
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-05-1999, PbEG 1999, L 141 (uitgifte: 01-01-1999, regelingnummer: 1999/34/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Vervoersrecht / Algemeen
Richtlijn van de Raad van 25 juli 1985 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake de aansprakelijkheid voor produkten met gebreken
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
Gezien het advies van het Europese Parlement (2),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),
Overwegende dat de wetgevingen van de Lid-Staten inzake de aansprakelijkheid van de producent voor schade die door een gebrek van diens produkten is veroorzaakt, onderling moeten worden aangepast; dat namelijk onderlinge verschillen op dat gebied de mededinging kunnen vervalsen, het vrij verkeer van goederen binnen de gemeenschappelijke markt kunnen aantasten en tot verschillen kunnen leiden in het niveau van de bescherming van de consument tegen schade die door een produkt met gebreken wordt toegebracht aan diens gezondheid en goederen;
Overwegende dat alleen wanneer de producent ook buiten schuld aansprakelijk wordt gesteld, een passende oplossing kan worden gevonden voor het aan onze tijd van voortschrijdende techniek eigen probleem, waarbij het gaat om een rechtvaardige toewijzing van de met de moderne technische produktie samenhangende risico's;
Overwegende dat de aansprakelijkheid alleen van toepassing kan zijn op roerende goederen die industrieel zijn vervaardigd; dat derhalve landbouwprodukten en produkten van de jacht niet onder deze aansprakelijkheid dienen te vallen, behalve wanneer ze een industriële be- of verwerking hebben ondergaan die tot een gebrek in die produkten kan leiden; dat de in deze richtlijn bedoelde aansprakelijkheid ook dient te gelden voor roerende goederen die bij de bouw van onroerende goederen worden gebruikt of daarvan een bestanddeel vormen;
Overwegende dat de bescherming van de consument vereist dat alle deelnemers aan het produktieproces aansprakelijk zijn, indien het eindprodukt, een onderdeel of de door hen geleverde grondstof gebreken vertoont; dat om dezelfde reden aansprakelijk moeten zijn diegenen die produkten in de Gemeenschap invoeren, die zich als producent presenteren door op het produkt hun naam, hun merk of een ander onderscheidingsteken aan te brengen of die een produkt leveren waarvan niet kan worden vastgesteld wie de producent is;
Overwegende dat, wanneer verscheidene personen aansprakelijk zijn voor dezelfde schade, de bescherming van de consument vereist dat de gelaedeerde zich op ongeacht wie van hen voor de volle omvang van de schade kan verhalen;
Overwegende dat bij de beantwoording van de vraag of een produkt een gebrek vertoont, ter bescherming van de fysieke integriteit en de goederen van de consument, niet de ongeschiktheid van het produkt voor het gebruik maatstaf moet zijn, doch het gebrek aan veiligheid die het grote publiek gerechtigd is te verwachten; bij de beoordeling van deze veiligheid wordt elk in de gegeven omstandigheden onredelijk misbruik van het produkt uitgesloten;
Overwegende dat een rechtvaardige verdeling van de risico's tussen de gelaedeerde en de producent impliceert dat laatstgenoemde zich moet kunnen bevrijden van de aansprakelijkheid als hij het bestaan van hem ontlastende feiten bewijst;
Overwegende dat de bescherming van de consument vereist dat de aansprakelijkheid van de producent niet wordt aangetast door toedoen van anderen die ertoe hebben bijgedragen dat de schade werd veroorzaakt; dat evenwel de medeschuld van de gelaedeerde in aanmerking kan worden genomen om die aansprakelijkheid te verminderen of op te heffen;
Overwegende dat de bescherming van de consument vereist dat schade veroorzaakt door dood of lichamelijk letsel en materiële schade worden vergoed; dat deze laatste schadevergoeding evenwel beperkt moet blijven tot zaken voor ge- of verbruik in de privésfeer en dat daarop een franchise van een vast bedrag moet worden toegepast; zulks om te voorkomen dat er al te veel geschillen ontstaan; dat deze richtlijn het uitkeren van smartegeld en vergoeding van andere vormen van onstoffelijke schade, waarin het ter zake van toepassing zijnde recht in voorkomend geval voorziet, onverlet laat;
Overwegende dat een uniforme verjaringstermijn voor de vordering tot vergoeding van de veroorzaakte schade in het belang van zowel de gelaedeerde als de producent is;
Overwegende dat de produkten in de loop der tijd aan slijtage onderhevig zijn, dat er strengere veiligheidsnormen worden ontwikkeld en dat de wetenschappelijke en technische kennis vooruitgaat; dat het derhalve onbillijk zou zijn de producent aansprakelijk te stellen voor gebreken van zijn produkt zonder tijdsbeperking; dat zijn aansprakelijkheid derhalve na een redelijke termijn moet ophouden, met dien verstande evenwel dat een aanhangige rechtsvordering onverlet blijft;
Overwegende dat, met het oog op een doeltreffende bescherming van de consument, van de aansprakelijkheid van de producent jegens de gelaedeerde niet moet kunnen worden afgeweken bij overeenkomst;
Overwegende dat de gelaedeerde volgens de rechtsstelsels van de Lid-Staten een recht op schadevergoeding kan hebben uit hoofde van een contractuele aansprakelijkheid of uit hoofde van een andere buiten-contractuele aansprakelijkheid dan die waarin deze richtlijn voorziet; dat wanneer dergelijke bepalingen ook een doeltreffende bescherming van de consument tot doel hebben, ze door deze richtlijn onverlet moeten worden gelaten; dat, wanneer een doeltreffende bescherming van de consument in de sector farmaceutische produkten in een Lid-Staat ook reeds wordt gewaarborgd door een speciale aansprakelijkheidsregeling, maatregelen uit hoofde van die regeling eveneens mogelijk moeten blijven;
Overwegende dat het, aangezien de aansprakelijkheid voor nucleaire schade in alle Lid-Staten door bijzondere voorschriften reeds voldoende is geregeld, mogelijk is dergelijke schade uit te sluiten van de werkingssfeer van deze richtlijn;
Overwegende dat de uitsluiting van landbouwgrondstoffen en produkten van de jacht van de werkingssfeer van deze richtlijn, gelet op de eisen ter zake van de bescherming van de consument, in bepaalde Lid-Staten kan worden ervaren als een ongerechtvaardigde beperking van die bescherming; dat een Lid-Staat de aansprakelijkheid derhalve moet kunnen uitbreiden tot die produkten;
Overwegende dat het om soortgelijke redenen in bepaalde Lid-Staten als een ongerechtvaardigde beperking van de bescherming van de consument kan worden ervaren, wanneer een producent de mogelijkheid krijgt zich van de aansprakelijkheid te bevrijden als hij bewijst dat het op grond van de stand van de wetenschappelijke en technische kennis op het tijdstip waarop hij het produkt in het verkeer bracht, onmogelijk was het bestaan van het gebrek te ontdekken; dat een Lid-Staat derhalve in zijn wetgeving de bepaling moet kunnen handhaven dat een dergelijke bewijsvoering voor dat doel ontoelaatbaar is, dan wel daartoe een nieuwe wetsbepaling moet kunnen uitvaardigen; dat evenwel in geval van nieuwe wetgeving gebruikmaking van die afwijking afhankelijk moet worden gesteld van een communautaire standstill-procedure ten einde zo mogelijk het beschermingsniveau in de Gemeenschap op uniforme wijze te verhogen;
Overwegende dat het, gelet op de juridische tradities in de meeste Lid-Staten, niet dienstig is de aansprakelijkheid buiten schuld van de producent aan een financieel maximum te binden; dat het evenwel, aangezien er uiteenlopende tradities bestaan, mogelijk lijkt toe te laten dat een Lid-Staat van het beginsel van de onbeperkte aansprakelijkheid kan afwijken door een grens te stellen aan de volledige aansprakelijkheid van de producent voor dood of lichamelijk letsel veroorzaakt door identieke artikelen met hetzelfde gebrek, op voorwaarde dat deze beperking op een zo hoog niveau komt te liggen dat een adequate bescherming van de consument en een correcte werking van de gemeenschappelijke markt worden gewaarborgd;
Overwegende dat de uit deze richtlijn voortvloeiende harmonisatie in het huidige stadium niet volledig kan zijn, doch wel de weg opent naar verdere harmonisatie; dat de Raad derhalve op gezette tijden verslagen van de Commissie over de toepassing van deze richtlijn voorgelegd moet krijgen met, in voorkomend geval, passende voorstellen;
Overwegende dat het met het oog daarop buitengewoon belangrijk is de bepalingen van deze richtlijn betreffende de afwijkingsmogelijkheden van de Lid-Staten opnieuw te bezien, en wel na het verstrijken van een periode die lang genoeg is om praktische ervaring op te doen met de gevolgen van die afwijkingen voor de bescherming van de consument en voor de werking van de gemeenschappelijke markt,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD: