Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 810/2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 05-10-2009
- Bronpublicatie:
13-07-2009, PbEU 2009, L 243 (uitgifte: 15-09-2009, regelingnummer: 810/2009)
- Inwerkingtreding
05-10-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-07-2009, PbEU 2009, L 243 (uitgifte: 15-09-2009, regelingnummer: 810/2009)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Bijzondere onderwerpen
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
(Visumcode)
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 62, punt 2, onder a) en b), ii),
Gezien het voorstel van de Commissie,
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (1),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Overeenkomstig artikel 61 van het Verdrag dient de totstandkoming van een gebied waarbinnen personen zich vrijelijk kunnen bewegen vergezeld te gaan van maatregelen met betrekking tot controles aan de buitengrenzen, asiel en immigratie.
- (2)
Krachtens artikel 62, punt 2, van het Verdrag worden maatregelen inzake het overschrijden van de buitengrenzen van de lidstaten houdende voorschriften inzake visa voor voorgenomen verblijven van ten hoogste drie maanden, met inbegrip van de procedures en voorwaarden voor de afgifte van visa door de lidstaten, vastgesteld.
- (3)
Met betrekking tot het visumbeleid is de totstandbrenging van een ‘gemeenschappelijk wetgevingsinstrumentarium’, met name door de consolidering en ontwikkeling van het acquis (de relevante bepalingen van de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord van 14 juni 1985 (2)en de Gemeenschappelijke Visuminstructies (3) één van de wezenlijke onderdelen van een ‘verdere ontwikkeling van het gemeenschappelijk visumbeleid door verdere harmonisatie van de nationale wetgeving en van de uitvoeringspraktijken van de plaatselijke consulaire vertegenwoordigingen, als onderdeel van een gelaagd systeem dat erop is gericht legaal reizen te bevorderen en illegale immigratie te bestrijden’, als omschreven in het Haags Programma: versterking van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie (4).
- (4)
Met betrekking tot visa dienen de lidstaten aanwezig of vertegenwoordigd te zijn in alle derde landen waarvan de ingezetenen visumplichtig zijn. Lidstaten die in een derde land of een bepaald gedeelte van een derde land geen eigen consulaat hebben, dienen ernaar te streven om vertegenwoordigingsregelingen te sluiten teneinde te voorkomen dat het de visumaanvragers onevenredige moeite vergt om toegang tot een consulaat te krijgen.
- (5)
Voor de doorreis via internationale zones op luchthavens dienen voorschriften te worden opgesteld om illegale immigratie te bestrijden. Derhalve dienen onderdanen van op een gemeenschappelijke lijst vermelde derde landen in het bezit te zijn van een luchthaventransitvisum. In urgente gevallen van massale toestroom van illegale immigranten moet de lidstaten bovendien worden toegestaan om een dergelijk vereiste op te leggen aan onderdanen van niet op de gemeenschappelijke lijst vermelde derde landen. De individuele besluiten van de lidstaten dienen jaarlijks te worden geëvalueerd.
- (6)
In de regelingen voor de ontvangst van aanvragers dient voldoende rekening te worden gehouden met de menselijke waardigheid. Visumaanvragen dienen professioneel en met respect te worden behandeld, naar evenredigheid van de nagestreefde doelen.
- (7)
De lidstaten dienen te waarborgen dat de dienstverlening aan het publiek van een hoge kwaliteit is en dat daarbij goede bestuurlijke werkwijzen worden toegepast. Zij dienen voldoende en goed opgeleide medewerkers alsmede voldoende middelen beschikbaar te stellen teneinde de visumaanvraagprocedure zoveel mogelijk te vergemakkelijken. De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat het éénloketprincipe op alle aanvragers wordt toegepast.
- (8)
Mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan, dienen meervoudige inreisvisa te worden afgegeven teneinde de administratieve lasten van de consulaten van de lidstaten te verminderen en ervoor te zorgen dat frequente en regelmatige reizigers vlot kunnen reizen. Voor aanvragers van wie de consulaten weten dat zij integer en betrouwbaar zijn, dient waar mogelijk in een vereenvoudigde procedure te worden voorzien.
- (9)
Met het oog op de registratie van biometrische kenmerken in het Visuminformatiesysteem (VIS), zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van gegevens op het gebied van visa voor kort verblijf (VIS-verordening) (5), dient de persoonlijke verschijning van de aanvrager — in elk geval voor de eerste aanvraag — een van de basisvoorwaarden te zijn voor de aanvraag van een visum.
- (10)
Om de visumaanvraagprocedure voor een eventuele volgende aanvraag te vergemakkelijken, moet het mogelijk zijn vingerafdrukken uit de eerste vermelding in het VIS binnen een termijn van 59 maanden te kopiëren. Na afloop van deze termijn moeten de vingerafdrukken opnieuw worden genomen.
- (11)
Elk document, gegeven of biometrisch kenmerk dat in de loop van een visumaanvraagprocedure door een lidstaat wordt ontvangen, wordt als consulair document in de zin van het Verdrag van Wenen van 24 april 1963 inzake consulaire betrekkingen beschouwd en wordt op passende wijze behandeld.
- (12)
Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (6) is ten aanzien van de lidstaten van toepassing wat de verwerking van persoonsgegevens op grond van deze verordening betreft.
- (13)
Teneinde de procedure te vergemakkelijken, dienen verscheidene samenwerkingsvormen zoals beperkte vertegenwoordiging, co-locatie, gemeenschappelijke aanvraagcentra, beroep op honorair consuls en samenwerking met externe dienstverleners in overweging te worden genomen, waarbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met de gegevensbeschermingsvoorschriften van Richtlijn 95/46/EG. De lidstaten moeten, overeenkomstig de voorwaarden die in het kader van deze verordening zijn vastgesteld, bepalen van welke organisatiestructuur zij in elk derde land gebruik zullen maken.
- (14)
Er moeten regelingen worden getroffen voor situaties waarin een lidstaat voor het in ontvangst nemen van aanvragen besluit met een externe dienstverlener samen te werken. Hiertoe kan worden besloten indien samenwerking met andere lidstaten in de vorm van vertegenwoordiging, beperkte vertegenwoordiging, gedeelde co- locatie of een gemeenschappelijk aanvraagcentrum wegens bijzondere omstandigheden of om redenen die verband houden met de plaatselijke situatie niet aangewezen blijkt voor de betrokken lidstaat. Bij de vaststelling van dergelijke regelingen moeten de algemene beginselen voor de afgifte van visa worden nageleefd, met inachtneming van de gegevensbeschermingsvoorschriften van Richtlijn 95/46/EG. Bij het vaststellen en uitvoeren van dergelijke regelingen moet er tevens rekening mee worden gehouden dat ‘visumshopping’ moet worden voorkomen.
- (15)
Lidstaten die tot samenwerking met een externe dienstverlener besluiten, moeten voor alle aanvragers de mogelijkheid behouden hun aanvraag rechtstreeks bij hun diplomatieke missies of consulaire posten in te dienen.
- (16)
De samenwerking van de lidstaten met externe dienstverleners moet worden geregeld in een rechtsinstrument dat bepalingen bevat betreffende hun precieze verantwoordelijkheden, de rechtstreekse en volledige toegang tot hun gebouwen, voorlichting aan de aanvragers, vertrouwelijkheid en de desbetreffende omstandigheden, voorwaarden en procedures voor de opschorting of beeïndiging van de samenwerking.
- (17)
Door de lidstaten toe te staan met een externe dienstverlener samen te werken voor het inontvangstnemen van aanvragen en het instellen van het éénloketprincipe voor de indiening van aanvragen, schept deze verordening een afwijking van de algemene regel van de verschijning in persoon van de aanvrager bij een diplomatieke of consulaire post. Dit laat de mogelijkheid om de aanvrager op te roepen voor een persoonlijk gesprek onverlet.
- (18)
Plaatselijke Schengensamenwerking is van wezenlijk belang voor de geharmoniseerde toepassing van het gemeenschappelijk visumbeleid en voor een goede beoordeling van migratie- en/of veiligheidsrisico's. Vanwege de verschillen in plaatselijke omstandigheden dient de operationele toepassing van specifieke wettelijke bepalingen te worden beoordeeld door de diplomatieke en consulaire posten van de lidstaten per afzonderlijke locatie teneinde voor een geharmoniseerde toepassing van de wettelijke bepalingen te zorgen en ‘visumshoppen’ en ongelijke behandeling van visumaanvragers te voorkomen.
- (19)
Statistische gegevens zijn een belangrijk middel voor het bewaken van migratiebewegingen en kunnen als doelmatig beheersinstrument worden gebruikt. Derhalve dienen deze gegevens geregeld te worden verzameld volgens een gemeenschappelijk model.
- (20)
De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (7).
- (21)
In het bijzonder moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven wijzigingen in de bijlagen bij de verordening aan te nemen. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft, tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening, onder meer door haar aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EEG bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing.
- (22)
Om de geharmoniseerde toepassing van deze verordening op uitvoerend niveau te waarborgen, dienen aanwijzingen te worden opgesteld met betrekking tot de werkwijzen en procedures die door de lidstaten moeten worden toegepast bij de behandeling van visumaanvragen.
- (23)
Er moet een gemeenschappelijke Schengenvisuminternet-site worden opgericht teneinde de zichtbaarheid van het gemeenschappelijk visumbeleid te verbeteren en een uniform beeld ervan te scheppen. Deze site zal dienen als middel om het publiek alle relevante informatie te verstrekken met betrekking tot het aanvragen van visa.
- (24)
Er moeten passende maatregelen worden getroffen voor het toezicht op en de evaluatie van deze verordening.
- (25)
De VIS-verordening en Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (8) moeten worden gewijzigd teneinde met de bepalingen van deze verordening rekening te houden.
- (26)
In bilaterale overeenkomsten tussen de Gemeenschap en derde landen, gericht op vereenvoudiging van de behandeling van aanvragen voor visa kan van de bepalingen van deze verordening worden afgeweken.
- (27)
Wanneer een lidstaat gastland is voor de Olympische en Paralympische Spelen dient een bijzondere regeling te gelden om de afgifte van visa aan de leden van de Olympische familie te vereenvoudigen.
- (28)
Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk het vaststellen van de procedure en de voorwaarden voor de afgifte van visa voor de doorreis over het grondgebied van de lidstaten of een voorgenomen verblijf op het grondgebied van de lidstaten van ten hoogste drie maanden binnen een periode van zes maanden, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.
- (29)
Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name werden erkend in het Verdrag van de Raad van Europa tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en in het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.
- (30)
De voorwaarden voor binnenkomst op het grondgebied van de lidstaten of voor visumafgifte doen geen afbreuk aan de huidige regels inzake de erkenning van de geldigheid van reisdocumenten.
- (31)
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze verordening, die bijgevolg niet bindend is voor, noch van toepassing is in Denemarken. Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis uit hoofde van de bepalingen van titel IV van het derde deel van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, beslist Denemarken, overeenkomstig artikel 5 van bovengenoemd protocol, binnen een termijn van zes maanden na de datum van aanneming van deze verordening, of het deze in zijn nationale wetgeving zal omzetten.
- (32)
Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis als bedoeld in de tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (9), die vallen onder artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG van de Raad (10) inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst.
- (33)
Er dient een regeling te worden getroffen op grond waarvan vertegenwoordigers van IJsland en Noorwegen kunnen worden betrokken bij de werkzaamheden van comités die de Commissie bijstaan in de uitoefening van haar uitvoerende taken in het kader van deze verordening. Een dergelijke regeling is besproken in de briefwisseling tussen de Raad van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen over de comités die de Commissie van de Europese Gemeenschappen bijstaan bij de uitoefening van haar uitvoerende taken (11) die aan bovengenoemde overeenkomst is gehecht. De Commissie heeft bij de Raad een ontwerp ingediend van een aanbeveling met het oog op de onderhandelingen over deze regeling.
- (34)
Voor Zwitserland vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (12), die vallen onder het gebied dat is bedoeld in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG juncto artikel 3 van Besluit 2008/146/EG (13) van de Raad betreffende de ondertekening van die overeenkomst.
- (35)
Wat Liechtenstein betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG, juncto artikel 3 van de Besluit 2008/261/EG (14) van de Raad betreffende de ondertekening van dat protocol.
- (36)
Deze verordening vormt een ontwikkeling van bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (15). Het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening en deze is niet bindend voor, noch van toepassing op die lidstaat.
- (37)
Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (16). Ierland neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening en deze is niet bindend voor, noch van toepassing in Ierland.
- (38)
Deze verordening, met uitzondering van artikel 3, bevat bepalingen die voortbouwen op het Schengenacquis of daaraan anderszins zijn gerelateerd in de zin van artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte van 2003 in de zin van artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2005,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
Advies van het Europees Parlement van 2 april 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 25 juni 2009.
PB L 239 van 22.9.2000, blz. 19.
PB C 326 van 22.12.2005, blz. 1.
PB C 53 van 3.3.2005, blz. 1.
PB L 218 van 13.8.2008, blz. 60.
PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
PB L 105 van 13.4.2006, blz. 1.
PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.
PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31.
PB L 176 van 10.7.1999, blz. 53.
PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.
PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1.
PB L 83 van 26.3.2008, blz. 3.
PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43.
PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20.