Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 810/2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode
Artikel 3 Onderdanen van derde landen die in het bezit moeten zijn van een transitvisum voor luchthavens
Geldend
Geldend vanaf 27-12-2023
- Bronpublicatie:
22-11-2023, PbEU L 2023, 2023/2667 (uitgifte: 07-12-2023, regelingnummer: 2023/2667)
- Inwerkingtreding
27-12-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-11-2023, PbEU L 2023, 2023/2667 (uitgifte: 07-12-2023, regelingnummer: 2023/2667)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Bijzondere onderwerpen
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
Onderdanen van de derde landen die op de lijst in bijlage IV vermeld staan, moeten in het bezit zijn van een luchthaven-transitvisum wanneer zij door de internationale transitzones van luchthavens op het grondgebied van de lidstaten reizen.
2.
In urgente gevallen van massale toestroom van illegale immigranten kunnen individuele lidstaten verlangen dat onderdanen van andere dan de in lid 1 bedoelde derde landen in het bezit zijn van een luchthaventransitvisum wanneer zij door de internationale transitzones van luchthavens op hun grondgebied reizen. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van elk besluit in die zin vóór het van kracht wordt, alsook van de intrekking van de transitvisumplicht voor luchthavens.
3.
De kennisgevingen worden jaarlijks geëvalueerd door het in artikel 52, lid 1, bedoelde comité met het oog op de plaatsing van het betrokken derde land op de lijst van bijlage IV.
4.
Indien het derde land niet op de lijst vastgelegd in bijlage IV wordt geplaatst, kan de betrokken lidstaat de transitvisumplicht voor luchthavens handhaven, indien wordt voldaan aan de in lid 2 gestelde voorwaarden, of deze afschaffen.
5.
De volgende categorieën personen zijn vrijgesteld van de in de leden 1 en 2 omschreven transitvisumplicht voor luchthavens:
- a)
houders van een door een lidstaat afgegeven geldig eenvormig visum, geldig nationaal visum voor lang verblijf of geldige verblijfsvergunning;
- b)
onderdanen van derde landen die in het bezit zijn van een geldige verblijfstitel die is afgegeven door een lidstaat die niet deelneemt aan de vaststelling van deze verordening of door een lidstaat die de bepalingen van het Schengenacquis nog niet volledig toepast, of onderdanen van derde landen die in het bezit zijn van een geldige verblijfstitel zoals vermeld op de lijst in bijlage V die is afgegeven door Andorra, Canada, Japan, San Marino, het Verenigd Koninkrijk of de Verenigde Staten van Amerika en de onvoorwaardelijke overname van de houder garandeert, of die in het bezit zijn van een geldige verblijfstitel voor een of meer van de landen en gebieden overzee van het Koninkrijk der Nederlanden (Aruba, Curaçao, Sint-Maarten, Bonaire, Sint-Eustatius en Saba);
- c)
onderdanen van derde landen die in het bezit zijn van een geldig visum voor een lidstaat die niet deelneemt aan de vaststelling van deze verordening, of voor een lidstaat die de bepalingen van het Schengenacquis nog niet volledig toepast, of voor Canada, Japan of de Verenigde Staten van Amerika, of houders van een geldig visum voor een of meer van de landen en gebieden overzee van het Koninkrijk der Nederlanden (Aruba, Curaçao, Sint-Maarten, Bonaire, Sint-Eustatius en Saba), wanneer zij reizen naar het land van afgifte of naar een ander derde land, of wanneer zij op terugreis zijn van het land van afgifte, na gebruik van het visum;
- d)
familieleden van burgers van de Unie als bedoeld in artikel 1, lid 2, punt a), familieleden van onderdanen van derde landen als bedoeld in artikel 1, lid 2, punt b), en familieleden van onderdanen van het Verenigd Koninkrijk die onder het EU-VK terugtrekkingsakkoord vallen als bedoeld in artikel 1, lid 2, punt c);
- e)
houders van diplomatieke paspoorten;
- f)
vliegtuigbemanningsleden die onderdaan zijn van een staat die partij is bij het Verdrag van Chicago inzake de Internationale Burgerluchtvaart.