De invloed van het EVRM op het ondernemingsrecht
Einde inhoudsopgave
De invloed van het EVRM op het ondernemingsrecht (IVOR nr. 91) 2012/3.7.5:3.7.5 Inzicht in ‘de diepte’ door het EHRM
De invloed van het EVRM op het ondernemingsrecht (IVOR nr. 91) 2012/3.7.5
3.7.5 Inzicht in ‘de diepte’ door het EHRM
Documentgegevens:
mr. A.J.P. Schild, datum 06-11-2012
- Datum
06-11-2012
- Auteur
mr. A.J.P. Schild
- JCDI
JCDI:ADS387655:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
EHRM 11 juli 2002, appl. nr. 28957/95 (Christine Goodwin t. Verenigd Koninkrijk), § 90.
EHRM 11 juli 2002, appl. nr. 28957/95 (Christine Goodwin t. Verenigd Koninkrijk), § 91.
In zijn noot onder EHRM 11 maart 2011, appl. nr. 30814/06, NJ 2011, 588 (Lautsi e.a. t. Italië) wijst Alkema op het belang om hetgeen traditioneel zo is, kritisch te blijven onderzoeken.
Margalit 1996, pp. 288-290.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In het voorgaande is gewezen op het verband tussen de wijze waarop het denken over mensenrechten zich heeft ontwikkeld en de mate waarin mensen bereid en in staat zijn zich te verplaatsen in anderen, buiten de traditionele lijnen van de eigen maatschappelijke klasse, cultuur en bijvoorbeeld het eigen geloof. De toetsing aan grondrechten dwingt de rechter een perspectief van beoordeling te kiezen waarbij de verzoeker de kans wordt geboden de wereld vanuit zijn wellicht niet steeds zo gangbare culturele perspectief voor het voetlicht te brengen. Een uitspraak die dat kan illustreren betreft de zaak van Christine Goodwin.
Goodwin wilde na een operatie, waarin haar geslacht van het mannelijke naar het vrouwelijke was gewijzigd, haar birth certificate wijzigen, in die zin dat daarin ook haar geslachtsaanduiding zou worden gewijzigd naar vrouwelijk. Goodwin voerde onder meer aan dat zij problemen op het werk had ondervonden nadat haar werkgever had ontdekt dat zij een geslachtswijziging had ondergaan. Het Engelse recht voorzag niet in de mogelijkheid van wijziging van het geslacht in het birth certificate. Bij de beoordeling van de klacht van Goodwin stelde het EHRM voorop dat “the very essence of the Convention is respect for human dignity and human freedom.”1 Daaraan voegde het EHRM toe dat:
“In the twenty first century the right of transsexuals to personal development and to physical and moral security in the full sense enjoyed by others in society cannot be regarded as a matter of controversy requiring the lapse of time to cast clearer light on the issues involved. In short, the unsatisfactory situation in which post-operative transsexuals live in an intermediate zone as not quite one gender or the other is no longer sustainable.”
Het EHRM vervolgde zijn overwegingen met een opmerking over de noodzakelijke wijzigingen die nodig waren in de diverse systemen om de geslachtswijziging te kunnen doorvoeren. Hoewel het EHRM deze nadelen niet wilde onderschatten meende het hof dat het belang van transsexuelen om in waardigheid te leven naar de sexe die zij met grote persoonlijke inspanningen hadden gekozen, diende te prevaleren.2
In deGoodwin-uitspraak heeft het ERHM overwogen dat het de bescherming van de menselijke waardigheid als één van zijn kerntaken beschouwt. Het EHRM biedt een verzoeker de kans in Straatsburg zijn verhaal doen als deze meent dat zijn of haar menselijke waardigheid onvoldoende is gerespecteerd. Aan de hand van het verhaal van de verzoek(st)er wordt vervolgens beoordeeld hetgeen redelijkerwijze van een staat gevergd kan worden, teneinde de grondrechten van de verzoek(st)er te beschermen. Het kan ertoe leiden dat het EHRM met zijn uitspraak ingaat tegen traditie of vooruitloopt op conventional wisdom.3
De Goodwin-uitspraak kan worden beschouwd als een voorbeeld van een uitspraak waarin empathie met de verzoeker het in Straatsburg wint van de traditie. Volgens Margalit onderscheidt de decent society zich van de just society in die zin dat in de decent society de staat tracht te voorkomen dat onderdanen zich op enigerlei wijze niet ten volle voelen gerespecteerd door de staat.4 In het geval van Goodwin kon van het Verenigd Koninkrijk gevergd worden dat zij haar wetgeving aan zou passen, zo zou men het oordeel van het EHRM kunnen verstaan, teneinde te bevorderen dat ook transsexuelen het gevoel hebben op gelijke wijze mee te tellen.
De beantwoording van de vraag wat redelijkerwijze van een staat gevergd kan worden brengt soms de moeilijkheid met zich dat daarover verschillend kan worden gedacht. De opvattingen over hetgeen the decent society vergt verschillen. Het EHRM dient ook daar rekening mee te houden en te beschikken over een brede horizon.