Handhaving van privaatrecht door toezichthouders
Einde inhoudsopgave
Handhaving van privaatrecht door toezichthouders (R&P nr. CA17) 2017/2.7.5:2.7.5 Discretionaire bevoegdheid toezichthouders
Handhaving van privaatrecht door toezichthouders (R&P nr. CA17) 2017/2.7.5
2.7.5 Discretionaire bevoegdheid toezichthouders
Documentgegevens:
mr. C.A. Hage, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. C.A. Hage
- JCDI
JCDI:ADS448242:1
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Zie voor definities: W. Duk, ‘Beoordelingsvrijheid en beleidsvrijheid’, RM Themis 1988/4, p. 157.
Zie artt. 3:2-3:4 Awb.
Zie onder andere Dijkhuizen & Caria 2013, p. 118-119 en E.P. Roelofsen, ‘Overkreditering na de aangepaste Gedragscode: much ado about nothing’, FR 2011/7-8, p. 200. Zie meer algemeen in dit kader ook J. Black, ‘Forms and Paradoxes of Principles-Based Regulation’, CMLJ 2008, p. 446.
Zie bijv. par. 4.5.3.2, 5.6.3.9 en 5.6.4.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Toezichthouders zijn bestuursorganen en bestuursorganen kunnen taken opgelegd krijgen die weinig of geen ruimte laten voor interpretatie, maar ook taken die wel ruimte laten om naar eigen inzicht in te vullen. Dit laatste is de zogenaamde discretionaire bevoegdheid van bestuursorganen.
De discretionaire bevoegdheid vormt een verschil met de handhaving door de civiele rechter. Een civiele rechter gaat immers niet op eigen initiatief over tot handhaving maar beoordeelt de aan hem voorgelegde feiten en stellingen. Bij deze beoordeling geeft de civiele rechter ook invulling aan open normen, maar wel binnen de kaders door partijen gepresenteerde stellingen en feiten.
Twee termen, ‘beoordelingsvrijheid’ en ‘beleidsvrijheid’, spelen een rol bij de discretionaire bevoegdheid van een bestuursorgaan.
Beoordelingsvrijheid houdt in dat aan het bestuursorgaan is overgelaten om zelfstandig te beoordelen of de voorwaarden voor rechtmatige uitoefening van zijn recht of bevoegdheden in concreto zijn vervuld. Hierdoor kan rechts-onzekerheid ontstaan, omdat niet altijd duidelijk zal zijn wanneer een bestuursorgaan van oordeel is of is voldaan aan deze voorwaarden.
Beleidsvrijheid houdt in dat het een bestuursorgaan vrijstaat om van gebruik van een recht of bevoegdheid af te zien.1 Dit betekent echter niet dat een bestuursorgaan zomaar mag bepalen wat het wel of niet wil. De algemene beginselen van behoorlijk bestuur staan hieraan in de weg, zoals het verbod van willekeur (détournement de pouvoir), het motiveringsbeginsel en de redelijke afweging van belangen.2
Beleidsvrijheid kan ook inhouden dat door het bestuursorgaan vage normen worden ingevuld. Deze invulling kan geschieden op basis van beleidsregels die door het bestuursorgaan zelf worden opgesteld. Het bestuursorgaan beoordeelt vervolgens deze beleidsregels weer in het kader van bijvoorbeeld een overtreding. Zo kan de vrees bestaan dat de beleidsregels tot de enige norm worden verheven bij de invulling van de open of vage norm.3 Toezichthouders beoordelen en interpreteren hun eigen beleidsregels. De toezichthouder heeft hierbij een zekere beoordelingsvrijheid. Deze beoordelingsvrijheid kan rechtsonzekerheid met zich meebrengen omdat niet altijd duidelijk zal zijn wanneer een open of vage norm is overtreden. In de casestudies zal deze problematiek nader aan de orde komen.4