Einde inhoudsopgave
Handhaving van privaatrecht door toezichthouders (R&P nr. CA17) 2017/2.5
2.5 Europese Unie en de interne markt
mr. C.A. Hage, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. C.A. Hage
- JCDI
JCDI:ADS442076:1
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
M. Monti, The Future of Competition Policy in the European Union, Londen 9 juli 2001, https://ec.europa.eu/competition/speeches/index_speeches_by_the_commissioner.html.
Jones & Sufrin 2014, p. 39.
Jones & Sufrin 2014, p. 39.
P. Craig & G. De Búrca, EU Law, Text, Cases and Materials, Oxford: Oxford University Press 2015 1001
Micklitz 2004, p. 553 en F. Wilman, Private Enforcement of EU Law before National Courts; The EU Legislative Framework, Cheltenham (UK): Edward Elgar 2015, par. 5.01 e.v.
J. Alumnia, Competition, What’s in it for Consumers, Poznan: 24 november 2011, p. 4, https://europa.eu/rapid/press-release_SPEECH-11-803_en.htm?locale=en.
Alumnia 2011, p. 5.
O.O. Cherednychenko, ‘Public and Private Enforcement of European Private Law: Perspectives and Challenges, ERPL 2015/4, p. 485. Zie ook Asser/Houben 7-X 2015/31.
A. Ogus, ‘The Regulation of Services and the Public-Private Divide’, in: F. Cafaggi en H.M. Watt (red.), The Regulatory Function of European Private Law, Cheltenham: Edward Elgar 2009, p. 14. Zie ook H.W. Micklitz, ‘The Transformation of Enforcement in European Private Law: Preliminary Consideration, ERPL 2015/4, p. 496. Zie ook Asser/Houben 7-X 2015/31.
Ogus 2009, p. 4.
Ogus 2009, p. 12.
Micklitz 2015, p. 496.
Ogus 2009, p. 10.
Zie par. 3.2, 4.2 en 5.2.
In deze paragraaf wordt stilgestaan bij de ontwikkeling van een gemeenschappelijke interne Europese markt. Het streven naar een interne competitieve markt is een verklaring voor de toegenomen invloed van toezichthouders.
Het ontstaan van de Europese Unie heeft historische, politieke en economische redenen. Een gemeenschappelijke markt is altijd één van de oorspronkelijke doelen geweest van de Europese Unie en haar voorgangers. Het verdrag van Rome tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (1957) geeft in artikel 2 weer:
‘De Gemeenschap heeft tot taak, door het instellen van een gemeenschappelijke markt en door het geleidelijk nader tot elkaar brengen van het economisch beleid van de Lid-Staten te bevorderen de harmonische ontwikkeling van de economische activiteit binnen de gehele Gemeenschap, een gestadige en evenwichtige expansie, een grotere stabiliteit, een toenemende verbetering van de levensstandaard en nauwere betrekkingen tussen de in de Gemeenschap verenigde Staten.’
Dit artikel is door de jaren heen gewijzigd en de reikwijdte is in de latere verdragen vergroot. In artikel 3 lid 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie is bepaald:
‘De Unie brengt een interne markt tot stand. Zij zet zich in voor de duurzame ontwikkeling van Europa, op basis van een evenwichtige economische groei en van prijsstabiliteit, een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen die gericht is op volledige werkgelegenheid en sociale vooruitgang, en van een hoog niveau van bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu. De Unie bevordert de wetenschappelijke en technische vooruitgang.’
Het doel van het mededingingsrecht en de interne markt stelde ook meer en meer het consumentenbelang voorop. Mario Monti verbreedde, als Eurocommissaris Mededinging, in 2001 in Londen in een speech het mededingingsbeleid tot het streven naar optimale welvaart voor consumenten:
‘The goal of competition policy, in all its aspects, is to protect consumer welfare by maintaining a high degree of competition in the common market. Competition should lead to lower prices, a wider choice of goods, and technological innovation, all in the interest of the consumer.’1
Welvaart voor consumenten als een van de doelstellingen van het mededingingsrecht staat nog steeds op de website van de Europese Commissie:
‘When companies are forced to compete with each other, consumers win. New, better products are developed. Prices go down.’2
Het vergroten van effectieve mededinging binnen de Europese Unie wordt gezien als een van de sleutels tot individuele welvaart en het bereiken van een optimale verdeling van goederen. Bedacht dient echter te worden dat mededinging, samen met de vrijheid van het verkeer van goederen, diensten en personen, oorspronkelijk in het Verdrag was opgenomen om de Europese samenwerking en interne markt te bevorderen.3 Hiermee onderscheidt de doelstelling van het Europese mededingingsrecht zich ten opzichte van andere mededingingssystemen.4 Naast de optimale verdeling van bronnen is het Europese mededingingsrecht uitgebreid met de bescherming van de consument en de kleinere bedrijven tegen grotere economische machten, zoals monopolies, of andere vormen van samenwerking die de mededinging negatief beïnvloeden.5 Na het verdrag van Lissabon is consumentenbescherming nog meer geaccentueerd doordat in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) in artikel 12 is bepaald:
‘Met de eisen terzake van consumentenbescherming wordt rekening gehouden bij het bepalen en uitvoeren van het beleid en het optreden van de Unie op andere gebieden.’
Het consumentenrecht beperkt zich als gevolg van de bemoeienis van de Europese Commissie niet langer tot sociale bescherming die marktregulering legitimeert door het herstellen van de balans tussen de macht van partijen, maar is ook een economisch instrument om de interne markt te verwezenlijken.6 De Europese Commissie en de nationale mededingingsautoriteiten dienen dan ook samen te werken. Het mededingingsrecht is echter geen remedie tegen alle consumentenongelijkheid in de markt. Vereisten voor ingrijpen door de mededingingsautoriteit zijn machtsmisbruik of dominantie. Alumnia, de voormalige Eurocommissaris voor Mededinging, heeft aangegeven dat het mededingingsrecht niet altijd toereikend is om misstanden op de markt te voorkomen. Het mededingingsrecht kan worden ingezet tegen marktpartijen met een dominante positie die andere partijen illegaal toegang tot de markt weigeren. Maar het mededingingsrecht is ontoereikend om marktpartijen zonder een dominante marktpositie, die er bijvoorbeeld oneerlijke handelspraktijken op nahouden of consumenten onvoldoende informeren, aan te pakken. Voor dergelijke problemen zal een oplossing in het contractenrecht gezocht moeten worden.7 In zijn toespraak noemt Alumnia met name de digitale economie, zoals de telecomsector en internetverkoop. De financiële sector wordt echter ook genoemd als een terrein waar controle op de mededinging van toenemend belang is voor consumenten.8
Door de Europese wetgever wordt het privaatrecht, naast het mededingingsrecht, dan ook gezien als middel om de markt te ordenen om zo de consument te beschermen en een goed werkende interne markt te bewerkstelligen. Het privaatrecht is echter onvoldoende geschikt om de markt te ordenen en te reguleren. De Europese wetgever heeft dit ook ingezien. Daarom wordt het privaatrecht met behulp van bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen versterkt om de handhavingstekorten van het privaatrecht te verhelpen, althans om de doelen van de Europese Unie, consumentenbescherming en goede marktwerking op de interne markt, via het privaatrecht te verwezenlijken.9 In dit kader wordt ook gesproken over regulatory private law.10
Het reguleren van contractenrecht in verschillende markten voor specifieke diensten, met name ten behoeve van het algemeen belang, is nodig om verschillende redenen.11 Twee soorten van regulering kunnen worden onderscheiden: economische regulering en sociale regulering.
Economische regulering ziet met name op interventie op markten in de zin van het tegengaan van praktijken die de mededinging belemmeren.12 Zo kan er sprake zijn van te weinig mededinging in bepaalde dienstensectoren omdat er sprake is van natuurlijke monopolies. Hierbij kan gedacht worden aan de energie-, telecom- en transportsector.13
Sociale regulering heeft betrekking op consumenten die gebruik maken van diensten maar te weinig informatie krijgen, zodat het voor de consumenten niet mogelijk is om keuzes te maken waarvan zij de gevolgen overzien. Daarnaast kunnen deze diensten zogenaamde externe effecten hebben, zoals milieueffecten.
Voorts is een combinatie van sociale en economische regulering mogelijk in gevallen waarin de uitkomsten van de markt door beleidsmakers als onwenselijk worden gezien, omdat die bijvoorbeeld sociaal onrechtvaardig zouden zijn.14 Voorbeelden hiervan zijn onderwijs en gezondheidszorg, terreinen die als essentieel worden gezien voor de welvaart. De gemeenschap behoort deze diensten voor minderbedeelden te vergoeden. Ook kan gedacht worden aan gevallen waarin de consument niet voor ogen heeft wat op de lange termijn het beste voor hem is.
In de hoofdstukken 3 tot en met 5 komt bij de verschillende toezichthouders nader aan bod op welke wijze getracht is de handhavingstekorten van het privaatrecht met behulp van bestuursrechtelijke middelen te verhelpen.15