Einde inhoudsopgave
Belastingregeling voor het land Nederland
Artikel 2.1 Inkomsten uit onroerende zaken
Geldend
Geldend vanaf 05-03-2011. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2011
- Redactionele toelichting
Tijdstip twk.: 00:00 uur in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 05:00 uur in het Europese deel van Nederland.
- Bronpublicatie:
26-02-2011, Stb. 2011, 107 (uitgifte: 04-03-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
05-03-2011, terugwerkend tot: 01-01-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-02-2011, Stb. 2011, 107 (uitgifte: 04-03-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen / Algemeen
1.
Inkomsten uit onroerende zaken, daaronder begrepen inkomsten uit landbouw- of bosbedrijven, mogen worden belast volgens de in het heffingsgebied waar deze zaken zijn gelegen toepasselijke belastingwetgeving. Niettegenstaande de vorige volzin zijn inkomsten uit onroerende zaken van een lichaam dat ingevolge artikel 5.2 van de Belastingwet BES voor de toepassing van de opbrengstbelasting als bedoeld in hoofdstuk V van de Belastingwet BES, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Wet op de dividendbelasting 1965 wordt geacht in Nederland te zijn gevestigd, slechts belastbaar volgens de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Wet op de dividendbelasting 1965.
2.
De uitdrukking onroerende zaken heeft de betekenis die daaraan wordt toegekend door het recht van het heffingsgebied waar de desbetreffende zaken zijn gelegen. De uitdrukking omvat in ieder geval de goederen die bij de onroerende zaken behoren, levende en dode have van landbouw- en bosbedrijven, rechten waarop de bepalingen van het privaatrecht betreffende de grondeigendom van toepassing zijn, vruchtgebruik van onroerende zaken en rechten op veranderlijke of vaste vergoedingen ter zake van de exploitatie, of het recht tot exploitatie, van minerale aardlagen, bronnen en andere natuurlijke rijkdommen. Schepen en luchtvaartuigen worden niet als onroerende zaken beschouwd.
3.
Rechten tot exploratie en exploitatie van natuurlijke rijkdommen, daaronder begrepen rechten op belangen bij, of voordelen uit, vermogensbestanddelen die voortvloeien uit de exploratie of exploitatie, worden beschouwd als onroerende zaken die zijn gelegen in het heffingsgebied op wiens zeebodem en ondergrond daarvan deze rechten betrekking hebben. Deze rechten worden voor de toepassing van de artikelen 1.5, 2.2 en 2.5 geacht te behoren tot de activa van een vaste inrichting in dat heffingsgebied.
4.
Het eerste lid is van toepassing op inkomsten verkregen uit het rechtstreekse genot, uit het verhuren of verpachten, of uit elke andere vorm van exploitatie van onroerende zaken.
5.
De bepalingen van het eerste en vierde lid zijn ook van toepassing op inkomsten uit onroerende zaken van een onderneming.