Einde inhoudsopgave
Belastingregeling voor het land Nederland
Artikel 2.5 Vermogenswinsten
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2019
- Redactionele toelichting
Voor het eerst van toepassing met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 01-01-2019.
- Bronpublicatie:
19-12-2018, Stb. 2018, 514 (uitgifte: 28-12-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-12-2018, Stb. 2018, 514 (uitgifte: 28-12-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen / Algemeen
1.
Voordelen die een inwoner van een van de heffingsgebieden verkrijgt uit de vervreemding van onroerende zaken als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, die in het andere heffingsgebied zijn gelegen, mogen volgens de in dat andere heffingsgebied toepasselijke belastingwetgeving worden belast. Niettegenstaande de vorige volzin zijn voordelen die een lichaam, dat ingevolge artikel 5.2 van de Belastingwet BES wordt geacht in Nederland te zijn gevestigd, verkrijgt uit de vervreemding van onroerende zaken als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, die op de BES eilanden zijn gelegen, slechts belastbaar volgens de in Nederland toepasselijke belastingwetgeving.
2.
Voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende zaken die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een van de heffingsgebieden in het andere heffingsgebied heeft, daaronder begrepen voordelen verkregen uit de vervreemding van die vaste inrichting alleen of tezamen met de gehele onderneming, mogen volgens de in dat andere heffingsgebied toepasselijke belastingwetgeving worden belast.
3.
Voordelen verkregen uit de vervreemding van schepen of luchtvaartuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd of van roerende zaken die bij de exploitatie van die schepen of luchtvaartuigen worden gebruikt, zijn slechts belastbaar volgens de toepasselijke belastingwetgeving in het heffingsgebied waarvan de persoon die de onderneming drijft inwoner is.
4.
Voordelen verkregen uit de vervreemding van alle andere goederen dan die vermeld in het eerste, tweede en derde lid, zijn slechts belastbaar volgens de in het heffingsgebied waarvan de vervreemder inwoner is toepasselijke belastingwetgeving.
5.
Ingeval een natuurlijke persoon inwoner was van een van de heffingsgebieden en inwoner is geworden van het andere heffingsgebied, verhindert de bepaling van het vierde lid niet dat overeenkomstig de in het eerstgenoemde heffingsgebied geldende wetgeving belasting mag worden geheven over de waardeaangroei van aandelen, winstbewijzen, koopopties en vruchtgebruik op aandelen en winstbewijzen in en schuldvorderingen op een lichaam die is ontstaan gedurende de periode van inwonerschap van de natuurlijke persoon in het eerstgenoemde heffingsgebied. De eerste volzin geldt alleen in situaties waarin aan de natuurlijke persoon een aanslag is opgelegd ter zake van de bij diens emigratie uit het eerstgenoemde heffingsgebied aangenomen vervreemding van de in dit artikellid bedoelde aandelen, winstbewijzen, koopopties, vruchtgebruik en schuldvorderingen, zolang er van deze aanslag nog een bedrag openstaat. Ingeval volgens de in het eerstgenoemde heffingsgebied toepasselijke belastingwetgeving de waardeaangroei overeenkomstig de eerste en tweede volzin is belast, zal deze waardeaangroei niet worden opgenomen in de heffingsgrondslag bij een latere bepaling van de waarde van het vermogen voor de in het andere heffingsgebied toepasselijke belastingwetgeving.