Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2009/16/EG betreffende havenstaatcontrole (Herschikking)
Bijlage V Niet-limitatieve lijst van ‘gegronde redenen’
Geldend
Geldend vanaf 20-08-2013
- Bronpublicatie:
12-08-2013, PbEU 2013, L 218 (uitgifte: 14-08-2013, regelingnummer: 2013/38/EU)
- Inwerkingtreding
20-08-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-08-2013, PbEU 2013, L 218 (uitgifte: 14-08-2013, regelingnummer: 2013/38/EU)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Rechtshandhaving
Waterrecht (V)
(als bedoeld in artikel 13, lid 3)
A. Voorbeelden van gegronde redenen voor een gedetailleerde inspectie
- 1.
De schepen als omschreven in bijlage I, deel II, punten 2A en 2B.
- 2.
Het niet behoorlijk bijgehouden zijn van het oliejournaal.
- 3.
De ontdekking van onnauwkeurigheden bij de controle van de certificaten en de andere documenten.
- 4.
Aanwijzingen dat de bemanningsleden niet kunnen voldoen aan de eisen inzake communicatie aan boord van artikel 18 van Richtlijn 2008/106/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden(1).
- 5.
Een certificaat dat op frauduleuze wijze is verkregen of waarvan de houder niet de persoon is aan wie het oorspronkelijk werd afgegeven.
- 6.
Een schip met een kapitein, officier of kwalificatie met een certificaat dat is afgegeven door een land dat het STCW 78/95 niet heeft geratificeerd.
- 7.
Bewijzen dat het laden en andere verrichtingen niet op veilige wijze of volgens de IMO-richtlijnen zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld het zuurstofgehalte in de inertgashoofdtoevoerleiding naar de laadtanks ligt boven het voorgeschreven maximumpeil.
- 8.
Het niet kunnen voorleggen door de kapitein van een olietanker van de aantekeningen van het olielozingsbewakings- en -regelsysteem voor de laatste reis in ballast.
- 9.
Het ontbreken van een bijgewerkte monsterrol, of bemanningsleden die niet weten wat hun taak is in geval van brand of bij een bevel om het schip te verlaten.
- 10.
De uitzending van foutieve noodsignalen die niet is gevolgd door een passende annuleringsprocedure.
- 11.
Het ontbreken van door de verdragen voorgeschreven belangrijke uitrusting of voorzieningen.
- 12.
Buitengewoon onhygiënische toestanden aan boord van het schip.
- 13.
Op de algemene indruk en waarnemingen van de inspecteur gebaseerde bewijzen dat er een ernstige aantasting van of gebreken aan de romp of de constructie bestaan die een gevaar kunnen betekenen voor de structurele integriteit, de waterdichtheid of de weerbestendigheid van het schip.
- 14.
Informatie of bewijzen dat de kapitein of bemanning niet bekend is met handelingen aan boord die essentieel zijn voor de veiligheid van schepen of de voorkoming van verontreiniging, of dat deze handelingen niet zijn verricht.
- 15.
Het ontbreken van een tabel met de arbeidsorganisatie aan boord of een register met de werk- en rusttijden van de bemanning.
- 16.
De op grond van MLC 2006 vereiste documenten worden niet overlegd, worden niet gehandhaafd of worden valselijk gehouden, of de overgelegde documenten bevatten niet de op grond van het MLC 2006 vereiste informatie of zijn om een andere reden ongeldig.
- 17.
De leef- en werkomstandigheden op het schip zijn niet in overeenstemming met de normen van MLC 2006.
- 18.
Er kan redelijkerwijs worden aangenomen dat het schip van vlag heeft gewisseld opdat MLC 2006 niet hoeft te worden nageleefd.
- 19.
Er is een klacht ingediend dat de leef- en werkomstandigheden op het schip niet in overeenstemming met de normen van MLC 2006 zijn.
B. Voorbeelden van gegronde redenen voor de controle van beveiligingsaspecten op schepen
- 1.
Tijdens de eerste havenstaatcontrole kan de inspecteur op de volgende manier vaststellen dat er gegronde redenen zijn voor aanvullende beveiligingscontroles:
- 1.1.
Het ISSC is ongeldig of verlopen.
- 1.2.
Het veiligheidsniveau van het schip is lager dan dat van de haven.
- 1.3.
Op het schip hebben geen veiligheidsoefeningen plaatsgevonden.
- 1.4.
De verslagen van de laatste 10 transacties tussen schip en haven of tussen schepen onderling zijn onvolledig.
- 1.5.
Bewijs of constatering dat belangrijke bemanningsleden van het schip niet met elkaar kunnen communiceren.
- 1.6.
Bewijs dat de veiligheidsvoorzieningen ernstige tekortkomingen vertonen.
- 1.7.
Informatie van derde partijen zoals een rapport of verslag met informatie inzake veiligheid.
- 1.8.
Het schip bezit een tijdelijk internationaal scheepsbeveiligingscertificaat (ISSC) dat op latere datum en aansluitend bij een eerder tijdelijk ISSC werd afgegeven en de inspecteur is beroepsmatig van oordeel dat de maatschappij dit certificaat heeft aangevraagd om na het verstrijken van het eerste tijdelijke certificaat niet volledig te hoeven voldoen aan SOLAS 74, hoofdstuk XI-2 en deel A van de ISPS-Code. In deel A van de ISPS-Code wordt vermeld in welke omstandigheden een tijdelijk certificaat mag worden verleend.
- 2.
Indien gegronde redenen worden vastgesteld als hierboven vermeld, brengt de inspecteur de voor de veiligheid bevoegde instantie daarvan onverwijld op de hoogte (tenzij de inspecteur ook naar behoren is gemachtigd tot het uitvoeren van veiligheidsinspecties). De voor veiligheid bevoegde instantie besluit vervolgens, rekening houdend met het veiligheidsniveau overeenkomstig Voorschrift nr. 9 van SOLAS 74, hoofdstuk XI, welke controlemaatregelen nodig zijn.
- 3.
Andere dan de voormelde gegronde redenen moeten worden beoordeeld door een naar behoren inzake beveiligingsaspecten gemachtigde functionaris.
Voetnoten
PB L 323 van 3.12.2008, blz. 33