Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Noorwegen betreffende administratieve samenwerking, bestrijding van fraude en invordering van schuldvorderingen op het gebied van de btw
Artikel 4 Organisatie
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2018
- Bronpublicatie:
06-02-2018, PbEU 2018, L 195 (uitgifte: 01-08-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-09-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-08-2018, PbEU 2018, L 199 (uitgifte: 07-08-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Administratieve bijstand en invordering
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Fiscaal strafrecht (V)
1.
Elke staat wijst een bevoegde autoriteit aan die belast is met de toepassing van deze overeenkomst.
2.
Elke staat wijst:
3.
Elke bevoegde autoriteit kan, rechtstreeks of bij delegatie:
- a)
verbindingsdiensten aanwijzen om rechtstreeks inlichtingen uit te wisselen in het kader van titel II van deze overeenkomst,
- b)
verbindingsdiensten aanwijzen om wederzijdse bijstand in het kader van titel III van deze overeenkomst te vragen of te verlenen in verband met hun specifieke territoriale of functionele bevoegdheid.
4.
Elke bevoegde autoriteit kan rechtstreeks of bij delegatie bevoegde ambtenaren aanwijzen die rechtstreeks inlichtingen kunnen uitwisselen op basis van titel II van deze overeenkomst.
5.
De centrale verbindingsbureaus houden de lijst van verbindingsdiensten en bevoegde ambtenaren bij en zorgen ervoor dat deze toegankelijk is voor de andere centrale verbindingsbureaus.
6.
Wanneer een verbindingsdienst of een bevoegde ambtenaar een verzoek om bijstand in het kader van deze overeenkomst verzendt of ontvangt, stelt hij zijn centrale verbindingsbureau hiervan in kennis.
7.
Wanneer een centraal verbindingsbureau, een verbindingsdienst of een bevoegde ambtenaar een verzoek om wederzijdse bijstand ontvangt dat een optreden buiten zijn bevoegdheid vereist, zendt het/hij dit verzoek onverwijld door aan het bevoegde centrale verbindingsbureau of de bevoegde verbindingsdienst en stelt het/hij de verzoekende autoriteit hiervan in kennis. In dat geval vangt de in artikel 8 bedoelde termijn aan op de dag nadat het verzoek om bijstand aan het bevoegde centrale verbindingsbureau of de bevoegde verbindingsdienst is doorgezonden.
8.
Elke staat stelt de Europese Commissie binnen een termijn van één maand vanaf de ondertekening van deze overeenkomst in kennis van zijn bevoegde autoriteit voor de toepassing van deze overeenkomst en deelt elke wijziging in dit verband onmiddellijk mee. De Europese Commissie houdt de lijst van bevoegde autoriteiten bij en zorgt ervoor dat deze toegankelijk is voor het Gemengd Comité.