Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Noorwegen betreffende administratieve samenwerking, bestrijding van fraude en invordering van schuldvorderingen op het gebied van de btw
Artikel 6 Vertrouwelijkheid en bescherming van persoonsgegevens
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2018
- Bronpublicatie:
06-02-2018, PbEU 2018, L 195 (uitgifte: 01-08-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-09-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-08-2018, PbEU 2018, L 199 (uitgifte: 07-08-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Administratieve bijstand en invordering
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Fiscaal strafrecht (V)
1.
Alle door een staat krachtens deze overeenkomst verkregen inlichtingen worden op dezelfde wijze vertrouwelijk behandeld en beschermd als inlichtingen die krachtens de nationale wetgeving zijn verkregen, en, voor zover nodig voor de bescherming van persoonsgegevens, in overeenstemming met Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad en met de waarborgen die de staat die de inlichtingen verstrekt, kan voorschrijven indien deze krachtens zijn wetgeving worden vereist.
2.
Dergelijke inlichtingen kunnen ter kennis worden gebracht van personen of autoriteiten (met inbegrip van rechterlijke instanties en bestuurlijke of toezichthoudende lichamen) die betrokken zijn bij de toepassing van de btw-wetgeving, en met het oog op een juiste heffing van de btw alsook met het oog op de toepassing van handhavingsmaatregelen, met inbegrip van invorderings- of conservatoire maatregelen, ter zake van btw-schuldvorderingen.
3.
De in lid 1 bedoelde inlichtingen kunnen ook worden gebruikt voor de heffing en handhaving, met inbegrip van invordering, van andere belastingen en verplichte socialezekerheidsbijdragen. Indien de uitgewisselde inlichtingen inbreuken op de belastingwetgeving aan het licht brengen of het bestaan daarvan helpen te bewijzen, kunnen zij ook worden gebruikt voor het opleggen van administratieve of strafrechtelijke sancties. Uitsluitend de in lid 2 bedoelde personen of autoriteiten mogen van de inlichtingen gebruikmaken en dit uitsluitend voor de in de voorgaande zinnen van dit lid vermelde doeleinden. Zij mogen deze inlichtingen bekendmaken in openbare rechtszittingen of in rechterlijke beslissingen.
4.
Niettegenstaande de leden 1 en 2 staat de staat die de inlichtingen verstrekt, op basis van een met redenen omkleed verzoek toe dat deze in de ontvangende staat ook voor andere dan de in artikel 2, lid 1, bedoelde doeleinden worden gebruikt, indien de inlichtingen krachtens de wetgeving van de staat die de inlichtingen verstrekt, voor soortgelijke doeleinden kunnen worden gebruikt. De aangezochte autoriteit aanvaardt of weigert een dergelijk verzoek binnen één maand.
5.
Verslagen, verklaringen en overige bescheiden of voor eensluidend gewaarmerkte afschriften of uittreksels daarvan, die door een staat zijn verkregen in het kader van de bijstand waarin deze overeenkomst voorziet, kunnen in die staat als bewijs worden gebruikt op dezelfde voet als soortgelijke bescheiden die door een andere instantie van die staat zijn verstrekt.
6.
Door een staat aan een andere staat verstrekte inlichtingen kunnen door deze laatste worden doorgegeven aan een andere staat, mits de bevoegde autoriteit van wie de inlichtingen afkomstig zijn, daarvoor vooraf haar toestemming heeft verleend. De staat waaruit de inlichtingen afkomstig zijn, kan zich tegen het delen van de inlichtingen verzetten binnen tien werkdagen na de datum van ontvangst van de kennisgeving van de staat die de inlichtingen wenst te delen.
7.
Krachtens deze overeenkomst verkregen inlichtingen kunnen door de staten aan derde landen worden doorgegeven mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- a)
de doorgifte van inlichtingen is slechts mogelijk indien artikel 25 van Richtlijn 95/46/EG betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens ten uitvoer is gelegd in de nationale wetgeving van de staat die de inlichtingen doorgeeft, met name wat betreft het passende beschermingsniveau dat in het betrokken derde land wordt geboden;
- b)
de bevoegde autoriteit van de staat waaruit de inlichtingen afkomstig zijn, heeft daarin toegestemd;
- c)
de doorgifte is toegestaan uit hoofde van een bijstandsregeling tussen de staat die de inlichtingen doorgeeft, en dat specifieke derde land.
8.
Wanneer een staat inlichtingen van een derde land ontvangt, kan die staat die inlichtingen uitwisselen voor zover dat is toegestaan uit hoofde van de bijstandsregeling met dat specifieke derde land.
9.
Elke staat stelt de andere betrokken staten onmiddellijk in kennis van schendingen van de vertrouwelijkheid, het ontbreken van waarborgen voor persoonsgegevens en alle sancties en corrigerende maatregelen die vervolgens zijn getroffen.
10.
Personen die daartoe zijn gemachtigd door de instantie voor veiligheidsaccreditatie van de Europese Commissie, mogen alleen toegang hebben tot deze inlichtingen voor zover dat nodig is voor de goede werking, het onderhoud en de uitbouw van het CCN/CSI-netwerk.