HR 30 september 2003, LJN AF9666
Hof Amsterdam, 16-12-2010, nr. 23-003451-09
ECLI:NL:GHAMS:2010:BO7708
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
16-12-2010
- Zaaknummer
23-003451-09
- LJN
BO7708
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2010:BO7708, Uitspraak, Hof Amsterdam, 16‑12‑2010; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2013:BY4858, Bekrachtiging/bevestiging
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2013:BY4858
- Wetingang
art. 255 Wetboek van Strafrecht; art. 257 Wetboek van Strafrecht; art. 300 Wetboek van Strafrecht; art. 450 Wetboek van Strafrecht; art. 352 Wetboek van Strafvordering; Burgerlijk Wetboek Boek 7; art. 3 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg; art. 40 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg; art. 47 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg
- Vindplaatsen
NbSr 2011/61
Uitspraak 16‑12‑2010
Inhoudsindicatie
Zaak "Millecam". Normering van handelen en nalaten door alternatief werkende arts. Bewijslevering van opzettelijke benadeling van de gezondheid. Vrijspraak van verlating van hulpbehoevende, nu hier geen sprake was van hulpbehoevendheid in de door de wetgever bedoelde zin. Verband tussen zorgplicht van de arts en het zelfbeschikkingsrecht van de patiënt. Oplegging straf en motivering daarvan.
Partij(en)
parketnummer: 23-003451-09
datum uitspraak: 16 december 2010
TEGENSPRAAK
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 12 juni 2009 in de strafzaak onder parketnummer 13-412169-08 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1953],
adres: [adres], [woonplaats].
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep van het openbaar ministerie is, zo blijkt uit de appelakte, onbeperkt ingesteld.
De verdachte is door rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder achtereenvolgens 1 primair, 2, 3 primair en 4 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de evenbedoelde beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen de beslissingen tot vrijspraak van de onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 11, 12, 14, 22, 28 en 29 mei 2009 en op de terechtzittingen in hoger beroep van 5 en 8 juli 2010, 8, 9, 16 en 18 november 2010 en 2 december 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank en in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijzigingen is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
- 1.
Primair
hij in of omstreeks de periode van 22 september 1999 tot en met 19 oktober 1999 te Millingen aan de Rijn en/of te Amsterdam, althans in Nederland, (als arts werkzaam in Medisch Centrum de Grens, (centrum voor het bevorderen en uitoefenen van alternatief medisch, energetische praktijk, inbegrepen een homeopathische en acupunctuur praktijk)), (beroepshalve of bedrijfsmatig handelend) aan S.M. Millecam (bij wie, naar hij wist, een knobbeltje in de rechterborst was vastgesteld) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door met dat opzet:
- -
na te laten ten behoeve van de diagnose bij haar huisarts en/of bij het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis (OLVG) gegevens op te vragen en/of
- -
Millecam te onderzoeken en/of te diagnosticeren door middel van elektro-acupunctuur zonder aan Millecam duidelijk te maken en/of mee te delen dat deze methode en/of werkwijze (medisch wetenschappelijk gezien) geen betrouwbare diagnose zou kunnen produceren en/of (dus) niet de mogelijkheid geeft om kanker vast te stellen en/of uit te sluiten en/of
- -
de borst van Millecam door een fysiotherapeut - niet zijnde arts - te laten onderzoeken en diagnosticeren en/of
- -
(op basis van de bevindingen van de hiervoor genoemde onderzoeken) aan Millecam mee te delen dat geen sprake was van een kwaadaardig gezwel/kanker en/of
- -
Millecam niet (actief en/of gericht en/of tijdig) (door) te verwijzen naar haar huisarts en/of een borstkankercentrum (mammapolikliniek) en/of een (kanker)chirurg en/of (kanker)specialist en/of Millecam niet aan te raden zich aldaar nader te laten diagnosticeren en/of te laten behandelen en/of
- -
na te laten haar huisarts te berichten dat Millecam bij hem een 'second opinion' had aangevraagd en wat de resultaten aangaande het door hem verrichte onderzoek aan de rechterborst van Millecam waren,
waardoor Millecam de benodigde (reguliere) medische zorg is onthouden en/of valse hoop is gegeven en/of onvolledig is geïnformeerd, mede tengevolge waarvan Millecam zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen en/of is toegebracht, te weten een (verdere) doorgroei en/of (verdere) uitzaai van een of meerdere kankergezwel(len) en/of een verergering van haar ziektebeeld en/of een (aanzienlijke) afname van de genezingskans en/of levensverwachting;
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 22 september 1999 tot en met 19 oktober 1999 te Millingen aan de Rijn en/of te Amsterdam, althans in Nederland, (als arts werkzaam in Medisch Centrum de Grens, centrum voor het bevorderen en uitoefenen van alternatief medisch, energetische praktijk, inbegrepen een homeopathische en acupunctuur praktijk)), (beroepshalve of bedrijfsmatig handelend) opzettelijk de gezondheid van S.M. Millecam (bij wie, naar hij wist, een knobbeltje in de rechterborst was vastgesteld) heeft benadeeld door met dat opzet:
- -
na te laten ten behoeve van de diagnose bij haar huisarts en/of bij het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis (OLVG) gegevens op te vragen en/of
- -
Millecam te onderzoeken en/of te diagnosticeren door middel van elektro-acupunctuur zonder aan Millecam duidelijk te maken en/of mee te delen dat deze methode en/of werkwijze (medisch wetenschappelijk gezien) geen betrouwbare diagnose zou kunnen produceren en/of (dus) niet de mogelijkheid geeft om kanker vast te stellen en/of uit te sluiten en/of
- -
de borst van Millecam door een fysiotherapeut - niet zijnde arts - te laten onderzoeken en diagnosticeren en/of
- -
(op basis van de bevindingen van de hiervoor genoemde onderzoeken) aan Millecam mee te delen dat geen sprake was van een kwaadaardig gezwel/kanker en/of
- -
Millecam niet (actief en/of gericht en/of tijdig) (door) te verwijzen naar haar huisarts en/of een borstkankercentrum (mammapolikliniek) en/of een (kanker)chirurg en/of (kanker)specialist en/of Millecam niet aan te raden zich aldaar nader te laten diagnosticeren en/of te laten behandelen en/of
- -
na te laten haar huisarts te berichten dat Millecam bij hem een 'second opinion' had aangevraagd en wat de resultaten aangaande het door hem verrichte onderzoek aan de rechterborst van Millecam waren,
waardoor Millecam de benodigde (reguliere) medische zorg is onthouden en/of valse hoop is gegeven en/of onvolledig is geïnformeerd, waardoor Millecam zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen en/of is toegebracht, te weten een (verdere) doorgroei en/of (verdere) uitzaai van een of meerdere kankergezwel(len) en/of een verergering van haar ziektebeeld en/of een (aanzienlijke) afname van de genezingskans en/of levensverwachting;
- 2.
hij in of omstreeks de periode van 22 september 1999 tot en met 19 oktober 1999 te Millingen aan de Rijn en/of te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk S.M. Millecam, tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging hij (als haar behandelend arts) krachtens wet of overeenkomst verplicht was, in een hulpeloze toestand heeft gebracht en/of gelaten, door met dat opzet:
- -
na te laten ten behoeve van de diagnose bij haar huisarts en/of bij het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis (OLVG) gegevens op te vragen en/of
- -
Millecam te onderzoeken en/of te diagnosticeren door middel van elektro-acupunctuur zonder aan Millecam duidelijk te maken en/of mee te delen dat deze methode (medisch wetenschappelijk gezien) geen betrouwbare diagnose zou kunnen produceren en/of (dus) niet de mogelijkheid geeft om kanker vast te stellen en/of uit te sluiten en/of
- -
de borst van Millecam door een fysiotherapeut - niet zijnde arts - te laten onderzoeken en diagnosticeren en/of
- -
(op basis van de bevindingen van de hiervoor genoemde onderzoeken) aan Millecam mee te delen dat geen sprake was van een kwaadaardig gezwel/kanker en/of
- -
Millecam niet (actief en/of gericht en/of tijdig) (door) te verwijzen naar haar huisarts en/of een borstkankercentrum (mammapolikliniek) en/of een (kanker)chirurg en/of (kanker)specialist en/of Millecam niet aan te raden zich aldaar nader te laten diagnosticeren en/of te laten behandelen en/of
- -
door na te laten haar huisarts te berichten dat Millecam bij hem een 'second opinion' had aangevraagd en wat de resultaten aangaande het door hem verrichte onderzoek aan de rechterborst van Millecam waren,
waardoor Millecam zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen en/of is toegebracht, te weten een (verdere) doorgroei en/of (verdere) uitzaai van een of meerdere kankergezwel(len) en/of een verergering van haar ziektebeeld en/of een (aanzienlijke) afname van de genezingskans en/of levensverwachting;
- 3.
Primair
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2001 tot en met 17 augustus 2001 te Millingen aan de Rijn en/of te Amsterdam, althans in Nederland, (als arts werkzaam in Medisch Centrum de Grens, (centrum voor het bevorderen en uitoefenen van alternatief medisch, energetische praktijk inbegrepen een homeopathische en acupunctuur praktijk)), (beroepshalve of bedrijfsmatig handelend) aan S.M. Millecam (van wie verdachte wist dat zij gediagnosticeerd was met borstkanker) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door met dat opzet:
- -
Millecam te adviseren en/of te bewegen gebruik te maken van magneetveldtherapie (door middel van het zogenaamde Papimi-apparaat/"Lotje") zonder aan Millecam duidelijk te maken en/of mede te delen dat de effectiviteit van deze therapie (medisch wetenschappelijk) niet bewezen was ten aanzien van de kwaal waaraan Millecam leed en/of
- -
Millecam (meermalen) mee te delen dat geen sprake was van een kwaadaardig gezwel/kanker en/of
- -
Millecam (meermalen) mee te delen dat zij leed aan een bacteriële infectie, althans Millecam in de waan te laten dat zij leed aan een bacteriële infectie, en/of
- -
Millecam te onderzoeken en/of te diagnosticeren door middel van elektro-acupunctuur zonder aan Millecam duidelijk te maken en/of mee te delen dat deze methode en/of werkwijze (medisch wetenschappelijk gezien) geen betrouwbare diagnose zou kunnen produceren ten aanzien van kwaal waaraan Millecam leed en/of
- -
Millecam (meermalen) mee te delen dat de uitslagen van de elektro-acupunctuur metingen en/of bloedonderzoeken gunstig waren waardoor die Millecam (telkens) werd gesterkt in haar opvatting dat zij niet lijdende was aan kanker en/of
- -
na te laten haar huisarts te berichten dat Millecam in deze periode door hem werd behandeld en wat de resultaten aangaande deze behandeling waren en/of
- -
Millecam (homeopathische) medicijnen en/of middelen en/of voedingssupplementen voor te schrijven en/of te verstrekken zonder aan Millecam duidelijk te maken wat de mogelijkheden en/of effectiviteit en/of risico's van het gebruik van deze medicijnen en/of middelen en/of voedingssupplementen waren voor de gezondheid van Millecam en/of
- -
Millecam te ontraden en/of niet aan te raden zich onder behandeling te stellen van en/of haar niet (actief en/of gericht en/of tijdig) (door) te verwijzen naar haar huisarts en/of een borstkankercentrum (mammapolikliniek) en/of een (kanker)chirurg en/of (kanker)specialist, althans haar te ontraden en/of niet aan de raden zich in het reguliere (niet-alternatief) medische circuit te laten behandelen en/of
- -
na te laten aan Millecam palliatieve therapie, in de vorm van een antitumortherapie ter bestrijding van de klachten ten gevolge van doorgroei of uitzaaiingen van de tumor, aan te bieden en/of met haar te bespreken, althans na te laten tijdig door te verwijzen naar artsen die een therapie kunnen bieden die zich in de loop der tijd wetenschappelijk heeft bewezen, gedurende de periode dat Millecam in zijn praktijk verbleef en/of
- -
na te laten palliatieve therapie, in de zin van pijnbestrijding (met allopathisch (effectief) werkende middelen en/of zuurstoftoediening) aan te bieden en/of met haar te bespreken en/of haar te verwijzen naar een pijnpolikliniek, althans na te laten tijdig door te verwijzen naar artsen die een therapie kunnen bieden die zich in de loop der tijd wetenschappelijk heeft bewezen, gedurende de periode dat die Millecam in zijn praktijk verbleef,
waardoor Millecam de benodigde (reguliere) medische zorg is onthouden en/of valse hoop is gegeven en/of onvolledig is geïnformeerd, mede tengevolge waarvan Millecam zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen en/of is toegebracht, te weten een (verdere) doorgroei en/of (verdere) uitzaai van een of meerdere kankergezwel(len) en/of een verergering van haar ziektebeeld en/of een (aanzienlijke) afname van de genezingskans en/of levensverwachting en/of een (ernstige) toename van de pijnklachten in samenhang met zwaar letsel, zoals ernstig oedeem en/of dyspnoe die het gevolg waren van het uitblijven van deugdelijke palliatieve zorg;
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2001 tot en met 17 augustus 2001 te Millingen aan de Rijn en/of te Amsterdam, althans in Nederland, (als arts werkzaam in Medisch Centrum de Grens, (centrum voor het bevorderen en uitoefenen van alternatief medisch, energetische praktijk inbegrepen een homeopathische en acupunctuur praktijk)), (beroepshalve of bedrijfsmatig handelend) opzettelijk de gezondheid van S.M. Millecam (van wie verdachte wist dat zij gediagnosticeerd was met borstkanker) heeft benadeeld door:
- -
Millecam te adviseren en/of te bewegen gebruik te maken van magneetveldtherapie (door middel van het zogenaamde Papimi-apparaat/"Lotje") zonder aan Millecam duidelijk te maken en/of mede te delen dat de effectiviteit van deze therapie (medisch wetenschappelijk) niet bewezen was ten aanzien van de kwaal waaraan Millecam leed en/of
- -
Millecam (meermalen) mee te delen dat geen sprake was van een kwaadaardig gezwel/kanker en/of
- -
Millecam (meermalen) mee te delen dat zij leed aan een bacteriële infectie, althans Millecam in de waan te laten dat zij leed aan een bacteriële infectie, en/of
- -
Millecam te onderzoeken en/of te diagnosticeren door middel van elektro-acupunctuur zonder aan Millecam duidelijk te maken en/of mee te delen dat deze methode en/of werkwijze (medisch wetenschappelijk gezien) geen betrouwbare diagnose zou kunnen produceren ten aanzien van kwaal waaraan Millecam leed en/of
- -
Millecam (meermalen) mee te delen dat de uitslagen van de elektro-acupunctuur metingen en/of bloedonderzoeken gunstig waren waardoor die Millecam (telkens) werd gesterkt in haar opvatting dat zij niet lijdende was aan kanker en/of
- -
na te laten haar huisarts te berichten dat Millecam in deze periode door hem werd behandeld en wat de resultaten aangaande deze behandeling waren en/of
- -
Millecam (homeopathische) medicijnen en/of middelen en/of voedingssupplementen voor te schrijven en/of te verstrekken zonder aan Millecam duidelijk te maken wat de mogelijkheden en/of effectiviteit en/of risico's van het gebruik van deze medicijnen en/of middelen waren voor de gezondheid van Millecam en/of
- -
Millecam te ontraden en/of niet aan te raden zich onder behandeling te stellen van en/of haar niet (actief en/of gericht en/of tijdig) (door) te verwijzen naar haar huisarts en/of een borstkankercentrum (mammapolikliniek) en/of een (kanker)chirurg en/of (kanker)specialist, althans haar te ontraden en/of niet aan de raden zich in het reguliere (niet-alternatief) medische circuit te laten behandelen en/of
- -
na te laten aan Millecam palliatieve therapie, in de vorm van een antitumortherapie ter bestrijding van de klachten ten gevolge van doorgroei of uitzaaiingen van de tumor, aan te bieden en/of met haar te bespreken, althans na te laten tijdig door te verwijzen naar artsen die een therapie kunnen bieden die zich in de loop der tijd wetenschappelijk heeft bewezen, gedurende de periode dat Millecam in zijn praktijk verbleef en/of
- -
na te laten palliatieve therapie, in de zin van pijnbestrijding (met allopathische (effectief) werkende middelen en/of zuurstoftoediening) aan te bieden en/of met haar te bespreken en/of haar te verwijzen naar een pijnpolikliniek, althans na te laten tijdig door te verwijzen naar artsen die een therapie kunnen bieden die zich in de loop der tijd wetenschappelijk heeft bewezen, gedurende de periode dat die Millecam in zijn praktijk verbleef,
waardoor Millecam de benodigde reguliere medische zorg is onthouden en/of valse hoop is gegeven en/of onvolledig is geïnformeerd, mede tengevolge waarvan bij Millecam een verslechtering van haar gezondheid is opgetreden waardoor Millecam zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen en/of is toegebracht, te weten een (verdere) doorgroei en/of (verdere) uitzaai van een of meerdere kankergezwel(len) en/of een verergering van haar ziektebeeld en/of een (aanzienlijke) afname van de genezingskans en/of levensverwachting en/of een (ernstige) toename van de pijnklachten in samenhang met zwaar letsel, zoals ernstig oedeem en/of dyspnoe die het gevolg waren van het uitblijven van deugdelijke palliatieve zorg;
- 4.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2001 tot en met 17 augustus 2001 te Millingen aan de Rijn en/of te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk S.M. Millecam, tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging hij (als haar behandelend arts) krachtens wet of overeenkomst verplicht was, in een hulpeloze toestand heeft gebracht en/of gelaten, door met dat opzet:
- -
Millecam te adviseren en/of te bewegen gebruik te maken van magneetveldtherapie (door middel van het zogenaamde Papimi-apparaat/"Lotje") zonder aan Millecam duidelijk te maken en/of mede te delen dat de effectiviteit van deze therapie (medisch wetenschappelijk) niet bewezen was ten aanzien van de kwaal waaraan Millecam leed en/of
- -
Millecam (meermalen) mee te delen dat geen sprake was van een kwaadaardig gezwel/kanker en/of
- -
Millecam (meermalen) mee te delen dat zij leed aan een bacteriële infectie, althans Millecam in die waan te laten dat zij leed aan een bacteriële infectie, en/of
- -
Millecam te onderzoeken en/of te diagnosticeren door middel van elektro-acupunctuur zonder aan Millecam duidelijk te maken en/of mee te delen dat deze methode en/of werkwijze (medisch wetenschappelijk gezien) geen betrouwbare diagnose zou kunnen produceren ten aanzien van kwaal waaraan Millecam leed en/of
- -
Millecam (meermalen) mee te delen dat de uitslagen van de elektro-acupunctuur metingen en/of bloedonderzoeken gunstig waren waardoor die Millecam (telkens) werd gesterkt in haar opvatting dat zij niet lijdende was aan kanker en/of
- -
na te laten haar huisarts te berichten dat Millecam in deze periode door hem werd behandeld en wat de resultaten aangaande deze behandeling waren en/of
- -
Millecam (homeopathische) medicijnen en/of middelen en/of voedingssupplementen voor te schrijven en/of te verstrekken zonder aan Millecam duidelijk te maken wat de mogelijkheden en/of effectiviteit en/of risico's van het gebruik van deze medicijnen en/of middelen waren voor de gezondheid van Millecam en/of
- -
Millecam te ontraden en/of niet aan te raden zich onder behandeling te stellen van en/of haar niet (actief en/of gericht en/of tijdig) (door) te verwijzen naar haar huisarts en/of een borstkankercentrum (mammapolikliniek) en/of een (kanker)chirurg en/of (kanker)specialist, althans haar te ontraden en/of niet aan de raden zich in het reguliere (niet-alternatief) medische circuit te laten behandelen en/of
- -
na te laten aan Millecam palliatieve therapie, in de vorm van een antitumortherapie ter bestrijding van de klachten ten gevolge van doorgroei of uitzaaiingen van de tumor, aan te bieden en/of met haar te bespreken, althans na te laten tijdig door te verwijzen naar artsen die een therapie kunnen bieden die zich in de loop der tijd wetenschappelijk heeft bewezen, gedurende de periode dat Millecam in zijn praktijk verbleef en/of
- -
na te laten palliatieve therapie, in de zin van pijnbestrijding (met allopathische (effectief) werkende middelen en/of zuurstoftoediening) aan te bieden en/of met haar te bespreken en/of haar te verwijzen naar een pijnpolikliniek, althans na te laten tijdig door te verwijzen naar artsen die een therapie kunnen bieden die zich in de loop der tijd wetenschappelijk heeft bewezen, gedurende de periode dat Millecam in zijn praktijk verbleef en/of
waardoor Millecam zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen en/of is toegebracht, te weten een (verdere) doorgroei en/of (verdere) uitzaai van een of meerdere kankergezwel(len) en/of een verergering van haar ziektebeeld en/of een (aanzienlijke) afname van de genezingskans en/of levensverwachting en/of een (ernstige) toename van de pijnklachten in samenhang met zwaar letsel, zoals ernstig oedeem en/of dyspnoe die het gevolg waren van het uitblijven van deugdelijke palliatieve zorg.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt, reeds omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt.
Vordering van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld voor het onder 1 subsidiair, 2, 3 subsidiair en onder 4 zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.
Inleiding
De onderhavige strafzaak vindt zijn aanleiding in een op 9 april 2008 door dit hof gegeven bevel tot dagvaarding van twee artsen (onder wie de verdachte) en een vrouw, [medeverdachte], die als genezend medium onder de naam Jomanda landelijke bekendheid geniet. Ieder van hen is in de periode van 1999-2001 op de een of andere manier -kort gezegd- handelend betrokken geweest bij Sylvia Millecam en haar ziekte kanker, aan de gevolgen waarvan zij op 20 augustus 2001 is overleden. De op last van dit hof ingestelde strafvervolging naar aanleiding van het aan ieder van hen verweten handelen en nalaten is door de officier van justitie gegoten in het vat van de in de in de artikelen 255, 257, 300 (leden 2 en 3) en 302 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) omschreven misdrijven.
Aan de door de officier van justitie ingestelde strafvervolging is het volgende vooraf gegaan. Millecam genoot tijdens haar leven landelijke bekendheid, vooral als comédienne.
Na haar overlijden op 20 augustus 2001 is veelvuldig en aanhoudend publicitaire aandacht besteed aan haar ernstige ziekte en de kwaliteit van de aan haar geboden zorgverlening. Hierin heeft de Inspecteur-generaal voor de Gezondheidszorg aanleiding gezien tot het formeren van een landelijk inspectieteam. Dit team is in de zomer van 2002 met een onderzoek gestart. De resultaten van dat onderzoek zijn neergelegd in een rapport van februari 2004 van de Inspectie voor de Gezondheidszorg, getiteld: "De zorgverlening aan S.M. Een voorbeeldcasus". In dit rapport is verslag gedaan van het optreden van een aanzienlijk aantal zorgverleners, waaronder de eerder bedoelde twee artsen (onder wie de verdachte) en de zich als genezend medium Jomanda afficherende vrouw. De inhoud van het rapport heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg er vervolgens toe gebracht op 18 februari 2004 schriftelijk aangifte te doen bij het openbaar ministerie tegen een aantal van die zorgverleners, waaronder de eerder bedoelde twee artsen (onder wie de verdachte) en de evengenoemde vrouw. Hierop is door de officier van justitie een opsporingsonderzoek ingesteld, waarna door deze op grond van de resultaten daarvan bij beslissing van 3 oktober 2006 is beslist dat door hem van het instellen van strafvervolging tegen de evenbedoelde personen werd afgezien.
Vervolgens is door twee belanghebbenden in de maand december van 2006 beklag gedaan bij dit hof, welk beklagen waren gericht tegen deze beslissingen van de officier tot niet-vervolging. De op deze klachten gevolgde beklagprocedure heeft geleid tot de eerder bedoelde beslissing van dit hof van 9 april 2008. De officier van justitie heeft daarop alsnog strafvervolging tegen bedoelde personen, waaronder de verdachte, ingesteld.
De hierboven weergegeven omvang van de ingestelde strafvervolging vindt zijn verklaring in het gegeven dat in verband met de wettelijke verjaringsregeling de vervolging niet (ook) kon worden gegrond op het in artikel 96 van de Wet beroepsuitoefening Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG) in lid 1 als overtreding en in lid 2 als misdrijf strafbaar gestelde feit, noch louter op het in artikel 300, eerste lid, Sr strafbaar gestelde misdrijf van eenvoudige mishandeling, of de in de artikelen 307 en 308 Sr omschreven misdrijven, in welke laatstgenoemde artikelen niet de opzet doch slechts de schuld van de verdachte centraal staat.
Het hof staat reeds op deze plaats in dit arrest in het algemeen stil bij de omvang van de strafvervolging in de strafzaak tegen de verdachte, omdat deze in direct verband staat met de aan de bewijslevering te stellen eisen. Immers, aan het bewijs van opzet op verweten handelen of nalaten worden aanmerkelijk zwaardere eisen gesteld dan aan het bewijs van schuld aan een zeker gevolg, in casu het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel bij een ander, in dit geval Millecam. Het hof releveert deze voorgeschiedenis ook met het oog op het navolgende.
In de onderhavige strafzaak staat het aan de verdachte in relatie tot Millecam verweten handelen en nalaten in de periode van het jaar 1999 tot haar overlijden in augustus 2001 centraal. Dit handelen en nalaten heeft zich voorgedaan in het bestek van de relatie zoals die heeft bestaan tussen Millecam en de verdachte, als zorgverlener. Het aan die relatie onlosmakelijk verbonden vertrouwelijke karakter brengt mee dat, buiten de zorgverlener en de patiënt, er in het algemeen niet ook anderen zijn die uit eigen, directe wetenschap kunnen verklaren over hetgeen tussen hen is besproken, verricht en voorgevallen. Toegespitst op de onderhavige zaak: Millecam is overleden, zodat voor hetgeen zij dienaangaande heeft verklaard en ondervonden slechts kan worden teruggevallen op een door haar aan een arts geschreven en verzonden brief en op hetgeen derden zich herinneren van hetgeen zij toentertijd van Millecam en van anderen -onder wie de verdachte- hebben gehoord of waargenomen. Dit vanzelfsprekend naast de verklaring van de verdachte en hetgeen door hem toentertijd schriftelijk is vastgelegd en behoudens de verklaringen van de als getuige gehoorde [naam partner], die als partner van Millecam soms aanwezig is geweest bij de contacten tussen haar en de verdachte.
Daarbij komt, dat er sinds het verhoor van de hiervoor bedoelde personen, gerekend vanaf de periode waarover zij hebben verklaard, veel tijd is verstreken (met gevolg dat hun geheugen in meer of mindere mate zal zijn verbleekt), dat getuigen herhaald zijn gehoord en een aantal van hen ook onderling over hun waarnemingen en indrukken ter zake heeft gesproken, en, tot slot, dat (ook) de hierboven vermelde publicitaire aandacht de niet-onaanzienlijke mogelijkheid in zich bergt dat hun vermogen tot behoorlijke, in de zin van verifieerbare, duiding van hun redenen van wetenschap van hetgeen door hen is waargenomen en ondervonden daardoor nadelig is beïnvloed.
Dit een en ander brengt mee, dat het hof bij de in de onderhavige zaak te nemen beslissingen in het bijzonder de hierboven weergegeven aspecten onder ogen heeft gezien die, in samenhang beschouwd, het hof nopen tot het betrachten van een bijzondere behoedzaamheid.
Het bewijs
- 1.
Feiten waarvan het hof uitgaat
- 1.1.
Op 22 september 1999 heeft Millecam haar huisarts bezocht in verband met een knobbeltje in haar borst. Deze huisarts, [naam huisarts], heeft door palpatie in de rechterborst een knobbeltje vastgesteld van 1 à 1,5 centimeter. Millecam is direct doorverwezen naar het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis. In dat ziekenhuis is, nog diezelfde dag, een mammografie en een echografie verricht. Daarbij is een tumor van ongeveer 1 centimeter vastgesteld, de aard van de tumor stond daarbij nog niet vast. Huisarts [naam huisarts] heeft vervolgens ten behoeve van Millecam een afspraak met een chirurg van het VU ziekenhuis gemaakt, maximaal een week na 22 september 1999. Op deze afspraak is Millecam niet verschenen.
- 1.2.
Tussen 22 september en 20 oktober 1999 heeft Millecam een bezoek gebracht aan de verdachte die bij haar elektro-acupunctuur heeft toegepast. Fysiotherapeut [naam fysiotherapeut], die ook in de praktijk van de verdachte werkzaam was, heeft Millecam eveneens onderzocht.
- 1.3.
In maart 2000 heeft Millecam in verband met een andere aandoening haar huisarts [naam huisarts] bezocht. Deze heeft eerst toen bemerkt dat zij niet op de afspraak bij het VU-ziekenhuis was verschenen.
- 1.4.
Op 11 mei 2000 heeft [naam plastisch chirurg], plastisch chirurg van het Kennemergasthuis te Haarlem, bij Millecam een knobbeltje vastgesteld van ongeveer 3 à 4 cm. Chirurg [naam chirurg] heeft op diezelfde datum een punctie verricht, waarin adenocarcinoomcellen werden aangetroffen. Daarmee stond de diagnose kanker vast.
Als behandeling is een gecombineerde operatie tijdens één sessie voorgesteld: een borstamputatie door de algemeen chirurg gevolgd door een borstreconstructie door de plastisch chirurg. De operatie kon binnen een week plaatsvinden. Millecam heeft om bedenktijd verzocht en zij wilde elders een second opinion vragen.
- 1.5.
Op 8 juni 2000 heeft Millecam een second opinion bij het VU Medisch Centrum gevraagd. Prof.dr. [naam oncologisch chirurg], oncologisch chirurg, heeft Millecam onderzocht en hij was van oordeel dat sprake was van "local advanced breast cancer, stadium T3 (wellicht hoger)". [naam oncologisch chirurg] heeft aan Millecam medegedeeld dat chemotherapie de eerst aangewezen therapie was, waarna operatie en bestraling zouden kunnen plaatsvinden met eventueel daarna nog een hormoonkuur. Millecam is overgedragen aan internist-oncologe [naam internist-oncologe], werkzaam in het VU Medisch Centrum. Deze heeft op 16 juni bij onderzoek van Millecam een irregulaire tumor geconstateerd, met een diameter van 7 à 8,5 cm, en daarbij een vergrote lymfeklier in de rechteroksel. Het stadium betrof: "locally advanced breast cancer". Er waren geen afwijkingen op lever- en botscan te zien. Zij heeft de behandelmogelijkheden uitvoerig met Millecam besproken.
- 1.6.
Op 19 juni 2000 heeft Millecam nogmaals een second opinion gevraagd, ditmaal bij dr. [naam oncologisch chirurg 2], oncologisch chirurg in het Antonie van Leeuwenhoek ziekenhuis. Naar zijn oordeel was er sprake van "locally advanced breast cancer" stadium T3NO. Er werd een tumor geconstateerd van ongeveer 7 à 8 cm. De behandelmogelijkheden zijn besproken.
- 1.7.
Op 19 juni 2000 had Millecam tevens een nieuwe afspraak met [naam huisarts 2][naam internist-oncologe]. Zij heeft deze afspraak afgezegd en daarbij verteld dat zij de voorkeur gaf aan een alternatieve behandeling in Zwitserland: Cell Specific Cancer Therapy (CSCT) of Zoetron therapie.
- 1.8.
Op 19 juni 2000 heeft Millecam voor het eerst de praktijk van dr. [naam internist], internist te Hilversum, tevens alternatief werkend arts, bezocht. Zij is met [naam internist] in contact gekomen via [medeverdachte], beter bekend als Jomanda. Tevens is zij via [medeverdachte] in contact gekomen met paragnost [naam paragnost], die werkzaam is in de praktijk van [naam internist].
- 1.9.
In juli 2000 heeft Millecam een magneetveldtherapie van vijf weken ondergaan in de CSCT-kliniek in Yverdon-Les-Bains in Zwitserland. Zij is aldaar tweemaal bezocht door de verdachte en Jomanda heeft haar gedurende een week vergezeld.
Na terugkeer uit Zwitserland is Millecam onder behandeling geweest bij [naam internist]. Zij heeft ook haar contacten met Jomanda en [naam paragnost] voortgezet.
- 1.10.
Bij brief van augustus 2000 heeft Millecam dr. [naam oncologisch chirurg 2] onder meer het volgende geschreven:
" (...) ik ben inderdaad naar Zwitserland gegaan (...)Vanaf het begin heb ik mijn twijfels over de chemokuur zowel met mijn huisarts, dr. [naam huisarts 2] als met u besproken. (...)Ik heb de allermoeilijkste momenten van mijn leven achter de rug en ik hoef u natuurlijk niet te vertellen dat zo'n beslissing niet over een nacht ijs is gegaan. (...) Ik ben me bewust van het feit dat ik een keuze heb gemaakt die niet de uwe zou zijn geweest".
- 1.11.
In september 2000 is Millecam een zouttherapie bij [naam therapeut] te Hilversum gestart. Zij is daar ongeveer zes weken onder behandeling geweest. Het effect van de therapie werd gemeten door Proline in Zaandam.
- 1.12.
Op 13 september 2000 heeft Millecam haar eerste bezoek aan Proline echografiepraktijk in Zaandam gebracht. De tumor in haar borst mat, volgens deze kliniek, een omvang van 5 à 6 centimeter.
- 1.13.
Millecam is in oktober 2000 onder behandeling gekomen bij eerder genoemde [naam internist]. Bij deze behandeling zijn ook paragnost [naam paragnost] en Jomanda betrokken. [naam internist] heeft een ontmoeting gearrangeerd tussen Millecam met prof.dr. [naam oncologisch chirurg 3] (oncologisch chirurg). Op 3 oktober 2000 heeft Millecam een ontmoeting met [naam oncologisch chirurg 3] gehad. Er is naar aanleiding van dit gesprek een afspraak gemaakt voor 5 oktober 2000 met oncologisch chirurg [naam oncologisch chirurg 4] in het Anthonie van Leeuwenhoek ziekenhuis. Millecam is op die afspraak niet verschenen.
- 1.14.
Mevrouw [naam helderziende], helderziende, is betrokken geraakt bij de behandeling van Millecam en zij heeft haar telefonisch gesproken vanaf oktober 2000.
- 1.15.
Op 11 oktober 2000 heeft Millecam een tweede bezoek gebracht aan Proline echografiepraktijk in Zaandam. Haar borst was ingetrokken en Millecam was niet meer in staat haar arm omhoog te doen en had ontzettend veel pijn.
- 1.16.
Op 15 oktober 2000 heeft een consult plaatsgevonden bij [naam internist] thuis, met [naam paragnost], [naam therapeut], Jomanda en Millecam en [naam partner].
- 1.17.
Op 23 november 2000 heeft Millecam Proline echografiepraktijk in Zaandam voor de derde keer bezocht. De tumor had een omvang van meer dan 10 cm en kon niet meer in totaliteit in beeld worden gebracht.
Eind november heeft Millecam het contact met [naam therapeut] verbroken.
- 1.18.
Op 5 december 2000 heeft Millecam plastisch chirurg [naam plastisch chirurg 2], op aanraden van [naam internist], geconsulteerd. Het is haar opgevallen dat Millecam sterk vermagerd is en er cachectisch uitzag. [naam plastisch chirurg 2] schrok bij de aanblik van haar borst: het was duidelijk dat het om een indrukwekkende tumor ging met een omvang van 15 bij 10 cm. [naam plastisch chirurg 2] heeft een afspraak in het Sophia Ziekenhuis in Zwolle gemaakt voor het ondergaan van een punctie maar Millecam is op die afspraak niet verschenen.
- 1.19.
De behandeling bij [naam internist] in Hilversum is gestopt en vanaf 12 december 2000 heeft [naam medeverdachte 2], alternatief werkend arts in Haarzuilens, Millecam verder behandeld. Dit is op advies van [naam helderziende]. De rechter borst was ernstig vergroot 10 x 15 cm, rood en warm, druk pijnlijk, plank hard.
- 1.20.
Op 12 maart 2001 heeft Millecam's huisarts [naam huisarts] haar thuis bezocht. Het is het laatste contact dat zij hebben. [naam huisarts] stelt vast dat de mate van de zwelling, de grootheid van de tumor en de afwezigheid van een abces een infectie uitsluiten. [naam huisarts] heeft haar een operatie geadviseerd waarbij de borst verwijderd wordt, die levensverlengend zou zijn geweest en heeft daarbij uitdrukkelijk gezegd: "Als je dit niet laat opereren, dan ga je hier aan dood".
- 1.21.
Ten behoeve van Millecam zijn (onder andere door [naam helderziende]) healings bij Jomanda bezocht. Vanwege hevige pijn gebruikte Millecam 12 tabletten paracetamol per dag.
- 1.22.
Op 14 mei 2001 is de behandeling bij [naam medeverdachte 2] beëindigd (rapport IGZ).
Millecam is naar de verdachte in Millingen aan de Rijn gegaan en zij is bij hem en zijn gezin in huis getrokken. De verdachte zag een gezwel met een ontsteking, er kwam vocht uit. Hij zag een sterk opgezette borst en Millecam had pijn. De verdachte heeft Millecam met een magneetveld-apparaat behandeld.
- 1.23.
Millecam is in juli en augustus 2001 zienderogen achteruit gegaan, ondanks intensieve magneetveldtherapie. Zij heeft last gekregen van een hardnekkige hoest. Er ontstaat oedeem en ernstige dyspnoe.
- 1.24.
Op 14 augustus 2001 heeft de verdachte de hulp ingeroepen van huisarts dr. [naam huisarts 3] uit Millingen aan de Rijn. Hij ziet in Millecam een patiënte met een smal gezicht en schat dat zij 20 kg is afgevallen. Er zijn oedemen aan de benen. Hij ziet een ernstig zieke terminale patiënte in deplorabele toestand. Vanwege ernstige dyspnoe kan zij twee zinnen uitspreken en moet dan weer op adem komen. Zij deelt mede dat zij al een maand niet meer heeft geslapen, heeft pijn, gebruikt paracetamol en sinds 2 à 3 dagen is er koorts.
[naam huisarts 3] heeft een massale tumormassa aan de rechter borst gezien en een vergevorderde borstkanker herkend. [naam huisarts 3] heeft antibiotica en een vochtafdrijvend middel voorgeschreven en heeft ervoor gezorgd dat Millecam in het ziekenhuis wordt opgenomen.
- 1.25.
Op 17 augustus 2001 is Millecam opgenomen in het Radboud Ziekenhuis in Nijmegen. Prof. [naam oncoloog], oncoloog, heeft een patiënte aangetroffen die stervende was. Hij heeft een ver voortgeschreden mastitis carcinomatosa van de rechter borst geconstateerd. Uitwendig was een grote tumormassa reikend tot aan de schouder, inwendig werd nagenoeg de gehele rechter thoraxhelft ingenomen door tumormassa. Voorts waren er forse uitzaaiingen in de oksel. De armen en benen vertoonden oedeem. Qua symptomatologie stond de dyspnoe op de voorgrond, de pijn wat minder. Millecam verkeerde in een slechte conditie.
Millecam heeft zuurstof en bloed toegediend gekregen. De behandeling was erop gericht het haar zo comfortabel mogelijk te maken.
- 1.26.
In de nacht van 19 op 20 augustus 2001 is Sylvia Millecam overleden.
- 2.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
- 2.1.
Ten aanzien van de feiten 2 en 4 (het opzettelijk in hulpeloze toestand brengen of laten)
- 2.1.1.
De advocaat-generaal heeft, zakelijk weergegeven, gesteld dat de verdachte door het gerechtshof moet worden veroordeeld voor het in hulpeloze toestand brengen en/of laten van Millecam, met zwaar lichamelijk letsel ten gevolge, een en ander als bedoeld in artikel 255, in verband met art. 257 Sr. Zij heeft daartoe aangevoerd dat tussen de verdachte en Millecam een behandelingsovereenkomst als bedoeld in de WGBO (artikel 7:446 BW) heeft bestaan, op grond waarvan de verdachte verplicht was Millecam verpleging, althans verzorging te geven. Voorts heeft zij gemotiveerd gesteld dat de verdachte Millecam in een hulpeloze toestand heeft gebracht of gelaten, nu Millecam (mede) door toedoen van de verdachte geen helder inzicht had in de situatie, noch in de mogelijke gevolgen, en voorts, dat de verdachte haar niet de noodzakelijke zorg heeft verleend.
- 2.1.2.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte van deze feiten dient te worden vrijgesproken, om de navolgende redenen. Van een behandelingsovereenkomst is geen sprake geweest, zodat de verdachte niet op die grond tot de verpleging of verzorging van Millecam was gehouden. Voorts bestrijdt de verdediging dat Millecam in een hulpeloze toestand verkeerde en dat sprake is geweest van het vereiste opzet. Tot slot heeft de raadsman aangevoerd dat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
- 2.1.3.
Het hof overweegt als volgt.
- 2.1.4.
Art. 255 Sr luidt: "Hij die opzettelijk iemand tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging hij krachtens wet of overeenkomst verplicht is, in een hulpeloze toestand brengt of laat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie."
- 2.1.5.
Vooropgesteld moet worden dat de artikelen 255 en 257 Sr er toe strekken onder meer de lichamelijke gezondheid en het leven van hulpbehoevenden te beschermen.1
Het hof stelt vast - met verwijzing naar hetgeen hierna onder 2.6 wordt overwogen - dat tussen de verdachte en Millecam een behandelingsovereenkomst als bedoeld in de WGBO (artikel 7:446 BW) heeft bestaan. De verdachte heeft dat weliswaar betwist en gesteld dat Millecam een vriendin van de familie was die hij een sterfhuis heeft geboden, het hof komt op grond van het navolgende tot het oordeel dat bedoelde overeenkomst wel degelijk heeft bestaan. De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat Millecam tot zijn patiëntenbestand behoorde en dat hij buiten de consulten om geen contact had met Millecam.2 De verdachte heeft voorts verklaard dat het behandelen wat hem betreft parallel kon lopen met het bij wijze van vriendendienst in huis opnemen van Millecam en dat hij in de hier bedoelde periode de borst met 'Lotje" (naar het hof begrijpt: een magneetveldapparaat) heeft behandeld en daarnaast één keer per week een elektro-acupunctuur behandeling verrichte, donkerveldmicroscopie gebruikte en Millecam homeopathische middelen tegen diverse kankerverschijnselen heeft gegeven.3
Op grond van het bepaalde in artikel 40 van de Wet BIG bestond er voor de verdachte derhalve een gehoudenheid tot het verlenen van verpleging, dan wel verzorging, opgevat in de zin van een medische behandeling. De verdachte was dan ook krachtens wet en/of overeenkomst tot verpleging/verzorging van Millecam gehouden.
- 2.1.6.
Uit de wetsgeschiedenis bij artikel 255 Sr en het daarmee samenhangende 450 Sr blijkt dat sprake is van hulpbehoevendheid wanneer er gevaar bestaat voor het leven of de gezondheid van een persoon, terwijl de hulpbehoevende zichzelf niet redden kan. Uit de memorie van toelichting van art. 450 Sr en de beraadslaging in de Tweede Kamer naar aanleiding van dit wetsartikel blijkt dat hij, die een ander met de dood ziet worstelen en bij macht is hulp te verlenen, daartoe verplicht is. Bij ogenblikkelijke nood moet de burger datgene doen wat de vertegenwoordigers van het openbaar gezag zouden verrichten indien zij tegenwoordig waren. "Slechts waar men (..) tot verzorging verpligt was en het verzaken van dien pligt den hulpbehoevende in gevaar brengt, heeft de staat het regt, daartegen straf te bedreigen."4
De tekst van de wet noch de wetsgeschiedenis dwingen tot de opvatting dat aan de het begrip "hulpeloze toestand" een andere betekenis dient te worden gegeven dan die naar algemeen spraakgebruik.
- 2.1.7.
In de literatuur wordt het in gevaar brengen van een hulpbehoevende uitgelegd als een gevaar voor het leven of de gezondheid, in verband staande met het feit dat de persoon die er door bedreigd wordt zich zelf niet redden kan. Anders gezegd: als die persoon van nature of door de omstandigheden werkelijk hulp in de vorm van onderhoud, verpleging of verzorging behoeft en zich zelf die niet kan verschaffen.5 Blankestijn omschrijft 'hulpeloze toestand' als: de toestand waarin een hulpbehoevende verkeert, als hij de voor zijn natuurlijk, menswaardig voortbestaan noodzakelijke zorg zichzelf niet kan verschaffen en deze zorg ook niet ontvangt van hen die daartoe verplicht en in staat zijn, in welke toestand krachtens zijn aard in abstracto gevaar of de mogelijkheid van gevaar voor de hulpbehoevende besloten ligt.6
- 2.1.8.
Het hof ontleent aan jurisprudentie dat personen zijn aangemerkt als hulpbehoevend op grond van hun leeftijd ((jonge) kinderen), dan wel door inname van medicatie (in casu een grote dosis morfine).7 Ook is een geval bekend waarin een persoon vanwege haar slechte gezondheid niet in staat was zelfstandig het huis te verlaten, op grond waarvan zij als hulpbehoevend is aangemerkt.8
- 2.1.9.
Het hof dient daarom de vraag te beantwoorden of bij Millecam in de ten laste gelegde periode sprake is geweest van hulpbehoevendheid in de door de wetgever bedoelde zin. Het hof is - met de rechtbank - van oordeel dat van hulpbehoevendheid in de door de wetgever bedoelde zin in het geval van Millecam geen sprake is geweest. Dat Millecam, leidende aan een levensbedreigende ziekte, behandeling door deskundigen nodig had, staat buiten kijf. De vraag is of zij zichzelf die hulp niet kon verschaffen gedurende de periode(s) dat zij bij de verdachte onder behandeling was. Onderzocht dient te worden of Millecam gedurende die periode(s) in staat was zich alsnog onder reguliere behandeling te stellen. Het hof overweegt daarbij dat - anders dan de advocaat-generaal heeft aangevoerd - het ontbreken van een volledig en helder inzicht in de situatie in de omstandigheden van dit geval niet de onmogelijkheid van het zichzelf verschaffen van hulp in de werkelijke zin met zich brengt. Het bemoeilijkt wellicht een verantwoorde keuze, maar maakt deze niet onmogelijk. Het hof wijst daarbij op de bezoeken die zij ook tussen de beide periodes, gedurende welke zij door de verdachte is behandeld nog aan (regulier werkende) artsen heeft gebracht. Ook wijst het hof op de door Millecam gebruikte bewoordingen in haar brief aan dr. [naam oncologisch chirurg 2] ("ik ben me bewust van het feit dat ik een keuze heb gemaakt die niet de uwe zou zijn geweest") en de woorden die zij volgens de als getuige gehoorde huisarts [naam huisarts 3] ten overstaan van hem heeft gesproken, in zijn herinnering: "dan heb ik de verkeerde keuze gemaakt"(verklaring [naam huisarts 3] bij de rechter-commissaris op 11 maart 2009). In het bijzonder hieruit blijkt, dat Millecam met betrekking tot de richting en de vorm van de behandeling van haar ziekte de mogelijkheid tot het maken van keuzes heeft onderkend en ook heeft benut. Dat er aanknopingspunten bestaan voor de opvatting dat de keuzes van Millecam meer op emotie en minder op gezond verstand zijn gegrond doet aan hetgeen hiervoor door het hof is overwogen niet af. Evenmin doet daar binnen het bestek van dit ten laste gelegde strafbare feit aan af dat de door Millecam vanuit haar kwetsbare positie gemaakte keuze, niet kan worden aangemerkt als een keuze in volle vrijheid gemaakt.
- 2.1.10.
Van een persoon die zichzelf niet redden kon, is dan ook geen sprake geweest. Weliswaar is er van 5 augustus 2001, nadat de verdachte was teruggekeerd van vakantie, tot het bezoek van de huisarts op 14 augustus 2001 en de ziekenhuisopname op 17 augustus 2001 sprake geweest van een deplorabele toestand, in die dagen heeft het - naar uit de verklaring van de verdachte en van huisarts [naam huisarts 3] blijkt - de verdachte veel overredingskracht gekost om [naam huisarts 3] te mogen bellen. Daar komt bij dat dezelaatste onder meer heeft verklaard: "Ik had bij het eerste gesprek al tegen Sylvia gezegd dat ze veel baat zou kunnen hebben bij een opname. Toen hield ze de boot nog af en wilde ze bedenktijd". Hieruit komt het beeld naar voren van een hulpbehoevende patiënte, maar niet van een persoon die zichzelf niet redden kan.
Dat zo zijnde kan de hulpbehoevendheid niet worden bewezen en dient de verdachte reeds om die reden van dit feit te worden vrijgesproken, zodat de vraag of de verdachte opzet heeft gehad op het in hulpeloze toestand brengen of laten van Millecam geen bespreking behoeft.
- 2.1.11.
Het voorgaande voert tot de slotsom dat naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen de verdachte achtereenvolgens onder 2 en 4 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
- 2.2.
Ten aanzien van de feiten 1 en 3 (telkens primair zware mishandeling, subsidiair het opzettelijk benadelen van de gezondheid, met zwaar lichamelijk letsel ten gevolge)
- 2.2.1.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken van hetgeen aan hem wordt verweten onder 1 primair en 3 primair. Zij vordert veroordeling voor hetgeen de verdachte onder 1 subsidiair en 3 subsidiair ten laste is gelegd.
- 2.2.2.
De verdediging heeft op in de pleitnotities uiteengezette gronden integrale vrijspraak bepleit van feit 1 en feit 3.
- 2.2.3.
De beschuldiging is aldus opgebouwd dat aan de verdachte onder de ten laste gelegde feiten 1 primair en subsidiair en 3 primair en subsidiair wordt verweten - in de in de tenlastelegging genoemde periode en plaats - een aantal, achter gedachtestreepjes geplaatste, feitelijke handelingen te hebben verricht of te hebben nagelaten. Deze handelingen en/of dit nalaten is door de steller van de tenlastelegging in de sleutel van de in de artikelen 302 respectievelijk 300, tweede en vierde lid, Sr strafbaar gestelde misdrijven gesteld (kort gezegd: zware mishandeling dan wel opzettelijke benadeling van de gezondheid van Millecam, met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg).
- 2.2.4.
Het hof zal allereerst per gedachtestreepje vaststellen of de daar omschreven handeling of nalaten in feitelijke zin voor bewezenverklaring in aanmerking komt. Indien zulks het geval is zal het hof nagaan of ten gevolge van die handelingen en/of dat nalaten Millecam zwaar lichamelijk letsel is toegebracht of de gezondheid van Millecam is benadeeld, met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. Vervolgens ligt ter beoordeling voor of dit een en ander met het ten laste gelegde opzet is geschied.
- 2.3.
In het bijzonder ten aanzien van feit 1
- 2.3.1.
Onder het als feit 1 (primair en subsidiair) ten laste gelegde feit wordt aan de verdachte verweten dat hij in het kader van een consult van Millecam in zijn praktijk in Millingen aan de Rijn, dat heeft plaatsgevonden in de periode van 22 september 1999 tot en met 19 oktober 1999, achtereenvolgens het volgende heeft verricht en/of nagelaten:
- 2.3.2.
na te laten ten behoeve van de diagnose bij haar huisarts en/of bij het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis (OLVG) gegevens op te vragen;
De verdachte heeft - onder meer ter terechtzitting in hoger beroep - erkend dat hij in bedoelde periode geen gegevens bij de huisarts van Millecam of het OLVG heeft opgevraagd. Hetgeen onder dit gedachtestreepje is ten laste gelegd komt derhalve voor bewezenverklaring in aanmerking.
- 2.3.3.
Millecam te onderzoeken en/of te diagnosticeren door middel van elektro-acupunctuur zonder aan Millecam duidelijk te maken en/of mee te delen dat deze methode en/of werkwijze (medisch wetenschappelijk gezien) geen betrouwbare diagnose zou kunnen produceren en/of (dus) niet de mogelijkheid geeft om kanker vast te stellen en/of uit te sluiten
Dat de verdachte Millecam heeft onderzocht met behulp van elektro-acupunctuur is door hem erkend. Hem wordt verweten dat hij dit heeft gedaan zonder Millecam te informeren omtrent de (on)betrouwbaarheid van deze methode ten aanzien van het onderzoeken en diagnosticeren van kanker. De verdachte heeft - ter terechtzitting in eerste aanleg - verklaard dat hij aan Millecam heeft meegedeeld dat het door hem verrichte onderzoek (het hof begrijpt: het onderzoek door elektro-acupunctuur) bedoeld was als een aanvullend onderzoek en niet als diagnostisch onderzoek. Hij heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat zijn onderzoek met behulp van elektro-acupunctuur geen betrouwbare diagnose van de ziekte kanker kon opleveren en dat hij Millecam heeft aangeraden een punctie te laten doen.
Dit laatste wordt bevestigd door de als getuige gehoorde [naam fysiotherapeut], die bij een deel van het bedoelde consult aanwezig is geweest. Tegenover de verklaring van de verdachte staan geen verklaringen van anderen op grond waarvan moet worden aangenomen dat de verdachte aan Millecam niet de beperkingen van de met behulp van elektro-acupunctuur verricht (diagnostisch) onderzoek met betrekking tot de ziekte kanker duidelijk heeft gemaakt. De getuigen die relateren over Millecams gemoedstoestand en uitlatingen na afloop van het betreffende consult, kunnen op dit punt niet verklaren. Het enkele feit dat in het door de verdachte overgelegde patiëntendossier geen aantekening is gehouden van het door de verdachte aan Millecam gedaan hebben van mededeling van het een en ander is naar het oordeel van het hof onvoldoende voor het bewijs dat hij die mededeling níet heeft gedaan. Hetgeen onder dit gedachtestreepje is ten laste gelegd kan derhalve niet bewezen worden verklaard.
- 2.3.4.
de borst van Millecam door een fysiotherapeut - niet zijnde arts - te laten onderzoeken en diagnosticeren
Op grond van de verklaringen van de verdachte en de als getuige gehoorde [naam fysiotherapeut] (RC 29/4/2009) staat voldoende vast dat de verdachte de borst van Millecam door de fysiotherapeut [naam fysiotherapeut] heeft laten onderzoeken, teneinde te bezien of er sprake was van de aanwezigheid van een tumor. Dat laatste verstaat het hof -ondanks de betwisting van de verdachte dat hij [naam fysiotherapeut] heeft laten diagnosticeren - als het diagnosticeren van de borst.
Hetgeen onder dit gedachtestreepje is tenlastegelegd, komt derhalve voor bewezenverklaring in aanmerking.
- 2.3.5.
(op basis van de bevindingen van de hiervoor genoemde onderzoeken) aan Millecam mee te delen dat geen sprake was van een kwaadaardig gezwel/kanker
De verdachte heeft steeds ontkend aan Millecam te hebben medegedeeld dat geen sprake was van een kwaadaardig gezwel of kanker. Hij heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat het - na het onderzoek door hemzelf en door [naam fysiotherapeut] - hun gezamenlijke conclusie is geweest dat Millecam door een specialist moest worden gezien vanwege het knobbeltje in haar borst, dat mogelijk kwaadaardig was. Hij heeft gesteld dat hij - en met hem: [naam fysiotherapeut] - aan haar heeft aangeraden om een punctie te laten verrichten.
De inhoud van deze verklaring wordt ondersteund door de door [naam fysiotherapeut] als getuige bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring. Tegenover deze verklaringen staan de verklaringen van - in het bijzonder - de als getuigen gehoorde [getuige 7] en [getuige 2]. Zij zijn niet bij het betreffende consult aanwezig geweest, zodat zij daarover niet rechtstreeks hebben kunnen verklaren. Wel hebben zij verklaard over hetgeen zij met betrekking tot de gemoedstoestand van Millecam hebben waargenomen en uit de mond van Millecam hebben gehoord, steeds na afloop van dit consult.
Het hof acht, mede gelet op hetgeen het hierboven in het algemeen heeft overwogen omtrent de met het oog op bewijsgebruik van dergelijke verklaringen te betrachten bijzondere behoedzaamheid, de inhoud van deze verklaringen van onvoldoende gewicht om met voldoende mate van overtuiging te kunnen vaststellen dat ter gelegenheid van het betreffende consult aan Millecam andersluidende mededelingen zijn gedaan dan is verklaard door degenen die wel bij dit consult aanwezig zijn geweest.
Hetgeen onder dit gedachtestreepje is tenlastegelegd kan derhalve niet bewezen worden verklaard.
- 2.3.6.
Millecam niet (actief en/of gericht en/of tijdig) (door) te verwijzen naar haar huisarts en/of een borstkankercentrum (mammapolikliniek) en/of een (kanker)chirurg en/of (kanker)specialist en/of Millecam niet aan te raden zich aldaar nader te laten diagnosticeren en/of te laten behandelen
De verdachte heeft verklaard - en dit volgt ook uit het eerder weergegeven overzicht van de feiten - dat Millecam voorafgaand aan het betreffende consult reeds door haar huisarts met het oog op het doen verrichten van een punctie is doorverwezen naar het VU-ziekenhuis. Hij heeft, zoals hiervoor is overwogen, voorts verklaard dat - na het onderzoek door hemzelf en door [naam fysiotherapeut] - het hun gezamenlijke conclusie is geweest dat Millecam door een specialist moest worden gezien vanwege het knobbeltje in haar borst, dat mogelijk kwaadaardig was. Hij heeft gesteld dat zij haar aangeraden hebben de verwijzing naar de chirurg in het VU-ziekenhuis op te volgen en door hem een punctie te laten doen. Deze verklaring wordt ondersteund door de als getuige gehoorde [naam fysiotherapeut] . Op dezelfde gronden als hiervoor reeds is overwogen, kan de inhoud van de verklaringen van de als getuigen gehoorde [getuige 1] en [getuige 2] hieraan onvoldoende afdoen. Dat de verdachte Millecam niet heeft aangeraden zich door een chirurg en/of specialist te laten behandelen, kan derhalve niet bewezen worden.
Dat de verdachte Millecam niet - actief en gericht - naar haar huisarts of naar een borstkankercentrum, (kanker)chirurg of (kanker)specialist heeft verwezen, is door de verdachte niet betwist en komt derhalve voor bewezenverklaring in aanmerking.
- 2.3.7.
na te laten haar huisarts te berichten dat Millecam bij hem een 'second opinion' had aangevraagd en wat de resultaten aangaande het door hem verrichte onderzoek aan de rechterborst van Millecam waren
Door de verdachte is erkend dat hij heeft nagelaten de huisarts van Millecam te berichten over het betreffende consult. Hetgeen onder dit gedachtestreepje is ten laste gelegd, komt derhalve voor bewezenverklaring in aanmerking.
- 2.3.8.
Het voorgaande betekent dat de navolgende gedragingen (in de zin van handelen en nalaten) in feitelijke zin voor bewezenverklaring in aanmerking komen.
De verdachte:
- -
heeft nagelaten ten behoeve van de diagnose bij haar huisarts en/of bij het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis (OLVG) gegevens op te vragen en
- -
de borst van Millecam door een fysiotherapeut - niet zijnde arts - heeft laten onderzoeken en diagnosticeren en
- -
Millecam niet actief en gericht en tijdig heeft (door) verwezen naar haar huisarts en/of een borstkankercentrum (mammapolikliniek) en/of een (kanker)chirurg en/of (kanker)specialist en
- -
heeft nagelaten haar huisarts te berichten dat Millecam bij hem een 'second opinion' had aangevraagd en wat de resultaten aangaande het door hem verrichte onderzoek aan de rechterborst van Millecam waren.
- 2.3.9.
In aanmerking nemend dat Millecam aan de verdachte voorafgaand aan het consult al had meegedeeld dat zij in verband met het knobbeltje in haar borst reeds was doorverwezen naar het VU-ziekenhuis voor een punctie en dat de verdachte heeft verklaard dat hij Millecam na het consult heeft aangeraden die verwijzing op te volgen, kan naar het oordeel van het hof - wat er verder ook van zij - hetgeen in feitelijke zin voor bewezenverklaring in aanmerking komt niet leiden tot het oordeel dat dáárdoor Millecam zwaar lichamelijk letsel is toegebracht of de gezondheid van Millecam is benadeeld. Reeds op die grond kan hetgeen onder 1, primair en subsidiair, ten laste is gelegd niet bewezen worden en dient de verdachte daarvan te worden vrijgesproken.
- 2.4.
In het bijzonder ten aanzien van feit 3
- 2.4.1.
Onder het als feit 3 (primair en subsidiair) ten laste gelegde feit wordt aan de verdachte verweten dat hij in de periode van 1 mei 2001 tot en met 17 augustus 2001, toen Millecam in zijn praktijk te Millingen aan de Rijn verbleef, achtereenvolgens het volgende heeft gedaan en/of nagelaten:
- 2.4.2.
Millecam geadviseerd en/of bewogen gebruik te maken van magneetveldtherapie (door middel van het zogenaamde Papimi-apparaat/"Lotje") zonder aan Millecam duidelijk te maken en/of mede te delen dat de effectiviteit van deze therapie (medisch wetenschappelijk) niet bewezen was ten aanzien van de kwaal waaraan Millecam leed;
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat het doel van de behandeling in de in feit 3 ten laste gelegde periode was om de optimale gezondheid te bewaren, niet om de ziekte kanker te bestrijden. Hij heeft ook verklaard dat de belangrijkste behandeling die hij Millecam heeft gegeven die met het Papimi-apparaat "Lotje" was. Hij heeft voorts verklaard dat hij aan Millecam heeft verteld dat er geen wetenschappelijke onderbouwing van de therapie was. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft hij verklaard met Millecam de experimentele aard van het apparaat te hebben besproken.
Tegenover deze verklaring van de verdachte staat in de eerste plaats de verklaring van de als getuige gehoorde [naam partner], die op de vraag of de verdachte iets heeft gezegd over de wetenschappelijke waarde en effectiviteit van "Lotje" heeft geantwoorddat dit niet het geval is geweest. Het hof merkt echter op dat [naam partner] in datzelfde verhoor heeft verklaard dat het een wetenschappelijke primeur zou zijn als het apparaat zou doen wat de verdachte ervan verwachtte, namelijk Sylvia genezen; dit wijst op het besef van het ontbreken van het wetenschappelijk bewijs van de effectiviteit van het apparaat. Ook overweegt het hof dat voldoende vast staat dat [naam partner] niet bij alle contacten tussen de verdachte en Millecam aanwezig is geweest en dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat [naam partner] er niet bij aanwezig was toen hij aan Millecam vertelde dat er geen wetenschappelijke onderbouwing van de therapie was.
Ook staan tegenover de verklaring van de verdachte de verklaringen van een aantal als getuige gehoorde personen. Deze personen zijn niet bij gesprekken tussen de verdachte en Millecam aanwezig geweest en kunnen derhalve niet rechtstreeks verklaren over wat er tussen de verdachte en Millecam al dan niet besproken is. Uit de verklaringen van de als getuigen gehoorde [getuige 3], [getuige 4] en [getuige 5] blijkt dat zij van Millecam hebben vernomen dat zij dacht dat het apparaat haar zou genezen. Nog daargelaten hetgeen eerder is overwogen omtrent de met het oog op het bewijsgebruik van dergelijke verklaringen te betrachten bijzondere behoedzaamheid, geldt dat daaruit niet kan worden afgeleid dat Millecam niet is geïnformeerd omtrent het ontbreken van de wetenschappelijke onderbouwing van het apparaat. De als getuigen gehoorde [naam helderziende], [getuige 6] en [getuige 7] hebben verklaard omtrent hetgeen de verdachte hen heeft meegedeeld omtrent de werking van het apparaat; uit deze verklaringen kan niet blijken dat de verdachte Millecam niet heeft geïnformeerd omtrent de niet bewezen effectiviteit van het apparaat ten aanzien van kanker.
Het enkele feit dat in het door de verdachte overgelegde patiëntendossier geen aantekening is gehouden van het door de verdachte aan Millecam gedaan hebben van mededeling van het een en ander is naar het oordeel van het hof onvoldoende voor het bewijs dat hij die mededeling níet heeft gedaan.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat hetgeen onder dit gedachtestreepje ten laste is gelegd, niet bewezen kan worden verklaard.
- 2.4.3.
Millecam (meermalen) meegedeeld dat geen sprake was van een kwaadaardig gezwel/kanker;
De verdachte heeft ontkend aan Millecam te hebben meegedeeld dat zij geen kanker had. Uit de verklaringen van de als getuige gehoorde [naam partner] - die meermalen bij besprekingen tussen de verdachte en Millecam aanwezig is geweest - kan niet volgen dat de verdachte een dergelijke mededeling heeft gedaan; hij heeft slechts verklaard dat de verdachte nooit over kanker heeft gesproken.
De als getuigen gehoorde [getuige 7], [getuige 6], [getuige 5] en [getuige 8] verklaren dat zij van de verdachte hebben vernomen dat Millecam leed aan een bacteriële infectie en dat er door hem tegenover hen niet is gezegd dat er sprake was van kanker. De als getuige gehoorde [getuige 9] kan zich herinneren dat Millecam had gezegd dat het geen kanker was, maar een bacteriële infectie. De als getuige gehoorde [naam helderziende] heeft verklaard van Millecam te hebben vernomen dat de verdachte een schimmel had aangetroffen. Uit voornoemde verklaringen kan, nog daargelaten hetgeen eerder is overwogen omtrent de met het oog op het bewijsgebruik van dergelijke verklaringen te betrachten bijzondere behoedzaamheid, niet rechtstreeks blijken dat de verdachte aan Millecam heeft medegedeeld dat er geen sprake was van kanker.
Ook de verklaring van de als getuige gehoorde huisarts [naam huisarts 3], die heeft verklaard dat Millecam tegen hem zei dat ze leed aan een ontsteking die werd veroorzaakt door een bacterie en een schimmel en die voorts verklaart dat de verdachte tegenover hem heeft gesproken over een gezwel in de sfeer van een infectie en niet over borstkanker, kan - hoewel in het bijzonder op grond van deze verklaring twijfel kan ontstaan omtrent de vraag of de verdachte aan Millecam heeft medegedeeld dat zij leed aan borstkanker - onvoldoende bijdragen aan het bewijs dat hij haar heeft medegedeeld dat daarvan geen sprake was.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat hetgeen onder dit gedachtestreepje ten laste is gelegd, niet bewezen kan worden verklaard.
- 2.4.4.
Millecam (meermalen) meegedeeld dat zij leed aan een bacteriële infectie, althans Millecam in de waan gelaten dat zij leed aan een bacteriële infectie;
De verdachte heeft ontkend dat hij Millecam heeft meegedeeld dat sprake was van een bacteriële infectie. Het hof stelt vast dat uit de verklaring van de als getuige gehoorde [naam partner] volgt dat Millecam reeds geruime tijd vóór de onder feit 3 ten laste gelegde periode door andere behandelaars was medegedeeld dat zij leed aan een bacteriële infectie en dat zij daardoor werd bevestigd in haar overtuiging dat bij haar sprake was van een dergelijke infectie. De als getuige gehoorde [naam partner] heeft verklaard dat de verdachte slechts sprak over een probleem en nooit over kanker of een infectie. Het hof acht gelet daarop niet bewezen dat de verdachte aan Millecam heeft meegedeeld dat zij leed aan een bacteriële infectie. Wel komt, gelet op in het bijzonder de hiervoor onder 2.4.3 reeds genoemde verklaring van huisarts [naam huisarts 3] en de hiervoor onder 2.4.3 reeds aangehaalde verklaringen van de als getuige gehoorde [getuige 7], [getuige 6], [getuige 5], [getuige 8], [getuige 9] en [naam helderziende], voor bewezenverklaring in aanmerking dat de verdachte Millecam in de waan heeft gelaten dat zij leed aan een bacteriële infectie.
- 2.4.5.
Millecam onderzocht en/of te gediagnosticeerd door middel van elektro-acupunctuur zonder aan Millecam duidelijk te maken en/of mee te delen dat deze methode en/of werkwijze (medisch wetenschappelijk gezien) geen betrouwbare diagnose zou kunnen produceren ten aanzien van de kwaal waaraan Millecam leed;
Het hof verwijst naar hetgeen het onder 2.3.3 in het kader van het onder feit 1 ten laste gelegde identieke gedachtenstreepje heeft overwogen. Dit leidt tot de conclusie dat hetgeen onder dit gedachtenstreepje ten laste is gelegd, niet bewezen kan worden verklaard.
- 2.4.6.
Millecam (meermalen) meegedeeld dat de uitslagen van de elektro-acupunctuur metingen en/of bloedonderzoeken gunstig waren waardoor die Millecam (telkens) werd gesterkt in haar opvatting dat zij niet lijdende was aan kanker;
Het hof overweegt dat, daargelaten of daadwerkelijk door de verdachte aan Millecam is medegedeeld dat de uitslagen van elektro-acupunctuur metingen of bloedonderzoeken gunstig waren, op grond van de zich in het dossier bevindende verklaringen niet kan worden vastgesteld dat Millecam door die mededelingen werd gesterkt in haar opvatting dat zij niet lijdende was aan kanker. De verklaring van de als getuige gehoorde [getuige 7] dat Millecam steeds opleefde bij die uitslagen is voor die vaststelling ontoereikend.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat hetgeen onder dit gedachtestreepje ten laste is gelegd, niet bewezen kan worden verklaard.
- 2.4.7.
nagelaten haar huisarts te berichten dat Millecam in deze periode door hem werd behandeld en wat de resultaten aangaande deze behandeling waren;
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet heeft "teruggekoppeld" naar de huisarts van Millecam. De als getuige gehoorde huisarts [naam huisarts] heeft verklaard dat hij van [verdachte] "destijds niet iets heeft meegekregen".
Gelet daarop komt hetgeen onder dit gedachtestreepje ten laste is gelegd voor bewezenverklaring in aanmerking.
- 2.4.8.
Millecam (homeopathische) medicijnen en/of middelen en/of voedingssupplementen voorgeschreven en/of verstrekt zonder aan Millecam duidelijk te maken wat de mogelijkheden en/of effectiviteit en/of risico's van het gebruik van deze medicijnen en/of middelen en/of voedingssupplementen waren voor de gezondheid van Millecam
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij Millecam homeopathische middelen heeft gegeven tegen diverse kankerverschijnselen. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft hij verklaard Millecam een homeopathisch middel te hebben voorgeschreven dat uitzaaiingen zou voorkomen. Tegenover de politie (26 november 2004) heeft de verdachte verklaard Millecam ook vitaminen en mineralen te hebben gegeven. Hij heeft niet verklaard of hij Millecam duidelijk heeft gemaakt wat de mogelijkheden, effectiviteit of risico's van deze middelen waren. De als getuige gehoorde [naam partner] heeft verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat de verdachte daaromtrent iets heeft meegedeeld.
Het hof overweegt op grond van het voorgaande dat niet vast is komen te staan óf de verdachte een en ander aan Millecam heeft medegedeeld, hetgeen meebrengt dat evenmin kan worden bewezen dat hij dit níet heeft gedaan.
Hetgeen onder dit gedachtestreepje ten laste is gelegd, kan derhalve niet bewezen worden verklaard.
- 2.4.9.
Millecam ontraden en/of niet aangeraden zich onder behandeling te stellen van en/of haar niet (actief en/of gericht en/of tijdig) (door) verwezen naar haar huisarts en/of een borstkankercentrum (mammapolikliniek) en/of een (kanker)chirurg en/of (kanker)specialist, althans haar ontraden en/of niet aangeraden zich in het reguliere (niet-alternatief) medische circuit te laten behandelen;
nagelaten aan Millecam palliatieve therapie, in de vorm van een antitumortherapie ter bestrijding van de klachten ten gevolge van doorgroei of uitzaaiingen van de tumor, aan te bieden en/of met haar te bespreken, althans nagelaten tijdig door te verwijzen naar artsen die een therapie kunnen bieden die zich in de loop der tijd wetenschappelijk heeft bewezen, gedurende de periode dat Millecam in zijn praktijk verbleef;
nagelaten palliatieve therapie, in de zin van pijnbestrijding (met allopathische (effectief) werkende middelen en/of zuurstoftoediening) aan te bieden en/of met haar te bespreken en/of haar te verwijzen naar een pijnpolikliniek, althans nagelaten tijdig door te verwijzen naar artsen die een therapie kunnen bieden die zich in de loop der tijd wetenschappelijk heeft bewezen, gedurende de periode dat die Millecam in zijn praktijk verbleef.
De onderdelen achter deze drie gedachtestreepjes lenen zich voor een gezamenlijke bespreking. Uit de eerder weergegeven vaststaande feiten volgt dat Millecam vanaf mei 2001 in de praktijk van de verdachte verbleef en dat de verdachte op 14 augustus 2001 huisarts [naam huisarts 3] heeft ingeschakeld. De verdachte heeft erkend dat hij Millecam in de tussenliggende periode niet gericht heeft (door)verwezen naar reguliere artsen of naar (kanker)specialisten met het oog op (palliatieve) behandeling of pijnbestrijding. Hij heeft verklaard dat hij tegen Millecam heeft gezegd dat zij de ogen niet moest sluiten voor een reguliere behandeling en dat hij de noodzaak tot een behandeling op het reguliere vlak met haar heeft besproken, maar dat zij dit niet wilde. Hij heeft voorts verklaard dat hij zelf Millecam palliatieve zorg, bestaande uit homeopathie en magneetveldtherapie, heeft geboden en dat Millecam zelf pijnstillers nam. Hij heeft verklaard dat er geen palliatieve zorg op regulier gebied was omdat Millecam alleen paracetamol wilde.
Het hof acht, bij gebreke aan verklaringen in het dossier die de verklaring van de verdachte op dit punt kunnen weerleggen, niet bewezen dat de verdachte Millecam een reguliere behandeling heeft ontraden of niet heeft aangeraden. Wel komt, gelet op het voorgaande, voor bewezenverklaring in aanmerking dat de verdachte heeft
- -
nagelaten Millecam tijdig door te verwijzen naar artsen die een palliatieve therapie in de vorm van een antitumortherapie kunnen bieden die zich in de loop der tijd wetenschappelijk heeft bewezen, ter bestrijding van de klachten ten gevolge van doorgroei of uitzaaiingen van de tumor, gedurende de periode dat Millecam in zijn praktijk verbleef en
- -
nagelaten Millecam tijdig door te verwijzen naar artsen die een palliatieve therapie in de zin van pijnbestrijding met allopathisch effectief werkende middelen en/of zuurstoftoediening kunnen bieden die zich in de loop der tijd wetenschappelijk heeft bewezen, gedurende de periode dat die Millecam in zijn praktijk verbleef.
- 2.4.10.
Het voorgaande betekent dat de navolgende gedragingen (in de zin van handelen en nalaten) in feitelijke zin voor bewezenverklaring in aanmerking komen.
De verdachte heeft
- -
Millecam in de waan gelaten dat zij leed aan een bacteriële infectie;
- -
nagelaten haar huisarts te berichten dat Millecam in deze periode door hem werd behandeld en wat de resultaten aangaande deze behandeling waren;
- -
nagelaten Millecam tijdig door te verwijzen naar artsen die een palliatieve therapie in de vorm van een antitumortherapie kunnen bieden die zich in de loop der tijd wetenschappelijk heeft bewezen, ter bestrijding van de klachten ten gevolge van doorgroei of uitzaaiingen van de tumor, gedurende de periode dat Millecam in zijn praktijk verbleef en
- -
nagelaten Millecam tijdig door te verwijzen naar artsen die een palliatieve therapie in de zin van pijnbestrijding met allopathisch effectief werkende middelen en/of zuurstoftoediening kunnen bieden die zich in de loop der tijd wetenschappelijk heeft bewezen, gedurende de periode dat die Millecam in zijn praktijk verbleef.
- 2.5.
Ten aanzien van feit 3 primair
- 2.5.1.
De vraag die ter beantwoording voorligt is of de hiervoor genoemde gedragingen, nalaten daaronder begrepen, leiden tot de conclusie dat de verdachte de zware mishandeling van Millecam heeft gepleegd zoals onder 3 primair ten laste gelegd.
Zowel de advocaat-generaal als de verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat vrijspraak van het onder 3 primair ten laste gelegde dient te volgen, gelijk de rechtbank heeft beslist en de officieren van justitie hadden gevorderd.
- 2.5.2.
Ook het hof komt tot het oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de hem onder 3 primair ten laste gelegde zware mishandeling. Het bepaalde in artikel 302 Sr (de zware mishandeling) vereist immers opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Dat opzet dient - al dan niet in voorwaardelijke vorm - ook op de aard van het letsel gericht te zijn geweest. Het opzet van de verdachte was naar het oordeel van het hof niet, ook niet in voorwaardelijke vorm, gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij Millecam. Van doelbewuste mishandeling noch van willens en wetens aanvaarden van de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel is naar het oordeel van het hof sprake geweest. De enkele wetenschap bij de verdachte van de aanmerkelijke kans dat zwaar lichamelijk letsel zou intreden is daarvoor onvoldoende. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van feit 3, primair.
- 2.6.
ten aanzien van feit 3 subsidiair
- 2.6.1.
Vervolgens zal het hof dienen te beoordelen of de verdachte door te handelen en/of na te laten zoals hiervoor weergegeven, opzettelijk de gezondheid van Millecam heeft benadeeld. In dit kader is in de eerste plaats van belang of de verdachte de voor hem geldende zorgplicht heeft geschonden.
- 2.6.2.
De verdachte heeft tot Millecam gestaan in de verhouding van arts tot patiënt. Dit betekent voor de beoordeling van de aan de verdachte verweten gedragingen dat de strafrechtelijke normering en duiding daarvan mede wordt ingevuld door hetgeen buiten het Wetboek van Strafrecht is geregeld.
- 2.6.3.
Hierbij is in de eerste plaats de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) van belang. Uitgangspunt van de Wet BIG is dat aan de patiënt de vrijheid toekomt in de keuze tot welke zorgverlener hij zich in verband met zijn gezondheid wil wenden; dat kan een arts zijn die zich ook op het niet-reguliere medische vlak beweegt, maar ook bijvoorbeeld een alternatief genezer.
- 2.6.4.
Het hof heeft de keuzevrijheid van de patiënt eerder in het kader van de aan de strafzaak voorafgegane beklagprocedure gegeven beschikking geformuleerd als volgt:
De Wet BIG geeft eenieder de vrijheid om ten behoeve van de bestrijding van zijn of haar medische klachten raad en bijstand te zoeken bij degene van wie hij of zij adequate gezondheidszorg verwacht, ongeacht of die zorg gestoeld is op 'evidence based medicine' ("reguliere" medische wetenschap), dan wel op alternatieve methoden van tot genezing, verlichting of begeleiding strekkend handelen. Binnen de door de wet getrokken grenzen mag aan de hulpzoekende voor zover verantwoord door eenieder alternatieve zorg worden geboden ter bestrijding of verlichting van de kwaal waarvoor een hulpvraag is geformuleerd.
- 2.6.5.
Artikel 3 Wet BIG bepaalt, dat personen met bepaalde beroepen in de gezondheidszorg -waaronder het beroep van arts- in een register kunnen worden ingeschreven. Op hen is artikel 40 Wet BIG van toepassing waarin is bepaald - kort gezegd - dat zij hun beroepsuitoefening zo dienen te organiseren dat een en ander leidt of redelijkerwijze moet leiden tot verantwoorde zorg.
De verdachte was ten tijde van de ten laste gelegde feiten in het BIG-register ingeschreven als arts. Dientengevolge was hij op grond van artikel 47 Wet BIG tevens onderworpen aan het medisch tuchtrecht. Met dat tuchtrecht wordt (mede) beoogd de kwaliteit van de beroepsuitoefening te handhaven.
- 2.6.6.
Voorts is de inhoud van de regeling in boek 7, vijfde afdeling, van het Burgerlijk Wetboek (BW), de Overeenkomst inzake geneeskundige behandeling (WGBO) van belang.
Deze regeling stelt -kort gezegd- dwingend (minimum)eisen aan de inhoud die door de hulpverlener en de patiënt aan de behandelingsrelatie wordt gegeven. De bepalingen van deze regeling zijn niet alleen van toepassing op artsen maar op eenieder die geneeskundige handelingen verricht in de uitoefening van een geneeskundig beroep of bedrijf. Zij zien op handelingen op het gebied van de geneeskunst, rechtstreeks betrekking hebbend op de persoon van de opdrachtgever (de patiënt).
- 2.6.7.
In artikel 7:453 BW is bepaald dat de hulpverlener de zorg van een goed hulpverlener in acht moet nemen en moet handelen volgens de professionele standaard. De professionele standaard omvat de medisch-professionele standaard - betreffende het medisch handelen volgens de inzichten van de medische wetenschap en ervaring - en andere aspecten zoals het voldoen aan de rechten van de patiënt en aan andere maatschappelijke normen en wettelijke regelingen.
- 2.6.8.
In de WGBO is voorts een aantal rechten van de patiënt opgenomen. Voor de onderhavige strafzaak is het in artikel 7:448 BW geregelde recht van de patiënt op door de hulpverlener te verstrekken informatie in het bijzonder van betekenis.
In deze bepaling is het beginsel van de zogenoemde "geïnformeerde toestemming" (ook wel
"informed consent" genoemd) nader uitgewerkt. De hulpverlener is verplicht de patiënt duidelijk te informeren over het ziektebeeld, de mogelijkheden voor en de risico's van de behandeling als ook de mogelijke andere behandelingen. Op grond van deze wettelijke regeling kan een geneeskundige behandeling slechts plaatsvinden na toestemming van de patiënt. Hierna in dit arrest zal het hof uiteenzetten dat het beginsel van geïnformeerde toestemming bepalend is voor de wijze waarop de patiënt het hem toekomende recht op zelfbeschikking uitoefent.
- 2.6.9.
De verdachte is opgeleid tot regulier arts en was, ten tijde van het tenlastegelegde, als zodanig ingeschreven in het BIG-register. Deze hoedanigheid van arts brengt met zich dat de verdachte verplicht is de zorg van een goed hulpverlener te betrachten en daarbij te handelen met inachtneming van de professionele standaard. Aan de zorgplicht wordt nadere invulling gegeven door wetgeving, waaronder -gelijk hierboven door het hof is overwogen- de Wet BIG, de WGBO, de tuchtrechtelijke normen, als ook de normen die door de eigen beroepsgroep zijn vastgesteld.
- 2.6.10.
Het hof stelt vast dat de door de verdachte aan Millecam verleende behandeling heeft bestaan in het (aan)bieden van een niet-reguliere therapie. De in het bestek van de door hem aan Millecam verleende hulp met het oog op behandeling gemaakte keuzen kunnen de verdachte niet ontslaan van zijn verplichting steeds te handelen met inachtneming van de zorgvuldigheidsnormen die voor de arts gelden. Het hof ontleent aan de medische tuchtrechtspraak dat als regel geldt dat de arts die tevens niet-reguliere therapieën toepast, zijn patiënt niet mag afhouden van de reguliere geneeskunst. Een arts is en blijft arts, ook indien hij ervoor kiest (ook) niet-reguliere behandeling aan te bieden.
- 2.6.11.
Millecam heeft zich met het oog op haar behandeling tot de verdachte gewend in de wetenschap dat hij (tevens) gekwalificeerd was als arts. Hij profileerde zich bovendien tegenover haar als (voldoende) deskundig om te beoordelen welke aandoening de oorzaak was van de door haar verwoorde klachten en welke therapie de klachten weg kon nemen of kon verlichten.
- 2.6.12.
Handelen overeenkomstig de medisch professionele standaard brengt voorts met zich dat de arts de patiënt dient te informeren over de effectiviteit, aard, duur en (neven)effecten van een door hem voorgestelde of aangeboden behandeling. In het geval waarin de arts (mede) een niet-reguliere behandeling overweegt, dient de arts aan de patiënt steeds ondubbelzinnig duidelijk te maken waar zijn voorgestelde behandeling als niet-regulier heeft te gelden.
Bij toepassing van een niet-reguliere behandeling dient dit niet-reguliere aspect steeds kenbaar gemaakt te worden, hetgeen insluit dat hij de patiënt deugdelijk informeert, in de zin dat op de grond van de stand der wetenschap geen uitspraken gedaan kunnen worden over de (beperkte) mogelijkheden, effectiviteit, duur en (neven)effecten van de van door hem gebruikte diagnostische middelen, de door hem voorgeschreven medicatie, en toegepaste behandelwijze. Dit houdt in dat hij de patiënt tevens voorhoudt dat de genezende of verlichtende werking van bepaalde medicatie of de doeltreffendheid van een therapie (vooralsnog) niet deugdelijk is aangetoond.
- 2.6.13.
In het geval waarin een patiënt een geïndiceerde reguliere behandelwijze afwijst en niet-reguliere behandelwijzen overweegt, behoort de arts de patiënt te wijzen op mogelijke gevaren voor diens gezondheidstoestand van het uit- of afstellen van reguliere behandelwijzen.
Indien de patiënt volhardt in het afwijzen van een reguliere behandeling of een reguliere behandeling niet meer beschikbaar is, dan mag de arts geen behandelwijzen aanbieden die de patiënt schade zouden kunnen berokkenen.
Onder schade wordt in dit verband tevens verstaan: het bieden van valse hoop op genezing of verbetering van klachten, het geven van onjuiste of incomplete informatie over de werkzaamheid van een behandeling, het niet of niet-tijdig inzetten van methoden van behandeling die binnen de beroepsgroep algemeen zijn aanvaard en het ontkennen of ontkrachten van op reguliere wijze tot stand gekomen medische bevindingen, zoals een regulier gestelde diagnose.
- 2.6.14.
Voorts blijft het te allen tijde tot de verantwoordelijkheid van de arts behoren om de patiënt tijdig te verwijzen naar een (andere) reguliere arts ingeval naar de heersende stand van de medische wetenschap adequate diagnostiek of effectieve therapie voorhanden is die niet door de betreffende arts kan of mag worden geboden.
- 2.7.
De toetsing
- 2.7.1.
Het hof stelt vast dat de verdachte in de nakoming van de op hem als arts rustende zorgplicht ernstig tekort is geschoten en overweegt daartoe het volgende.
- 2.7.2.
De verdachte wist dat Millecam leed aan borstkanker, zijnde een ernstige, potentieel levensbedreigende ziekte. Uit hoofde van zijn beroep als arts was verdachte zich ervan bewust dat zij ernstig letsel zou bekomen indien de ziekte niet of niet afdoende behandeld zou worden.
- 2.7.3.
Millecam verbleef in de praktijk van de verdachte, toen de ziekte zich in een vergevorderd stadium bevond en waarbij geen genezing meer mogelijk was. Gedurende deze periode heeft de verdachte nagelaten tijdig adequate medische hulpverlening te verlenen of te doen verlenen. In dit verband valt op, dat de verdachte daarin heeft volhard, ook toen de lijdensweg -zich uitend in een vergaande achteruitgang van haar lichamelijke toestand- van Millecam onmiskenbaar zichtbaar is geweest, ook voor de verdachte.
- 2.7.4.
De verdachte heeft aangevoerd dat de door hem, met toepassing van niet-reguliere behandelwijzen (te weten: magneetveldtherapie, het voorschrijven van homeopathische middelen en van voedingssupplementen) en de toepassing van een niet-reguliere onderzoeksmethoden (te weten: elektro-acupunctuurmetingen en donkerveld-microscopie), aan Millecam verleende zorg ertoe heeft gestrekt haar palliatief te behandelen. Voorts heeft de verdachte aangevoerd dat hij door toepassing van magneetveldtherapie ook rekening heeft gehouden met de mogelijkheid dat daarna ook de ziekte kanker zou worden behandeld.
- 2.7.5.
Naar het oordeel van het hof is de verdachte welbewust afgeweken van hetgeen de professionele standaard hem voorschrijft, door het uitsluitend aanbieden van een niet-reguliere therapie en medicatie met een ontbrekende althans onbewezen effectiviteit voor zover gericht op de bestrijding van borstkanker en palliatieve behandeling, pijnbestrijding daaronder mede begrepen. Bovendien is niet gebleken dat hij Millecam deugdelijk heeft geïnformeerd over de mogelijkheden die de reguliere geneeskunde op het gebied van palliatieve zorg te bieden had.
- 2.7.6.
Door het achterwege laten van het benadrukken van het belang van een verwijzing naar reguliere artsen, gegeven dat de door verdachte voorgeschreven medicatie en toegepaste therapie - ook naar eigen zeggen - nimmer deugdelijk aantoonbaar genezing van borstkanker heeft teweeggebracht, dan wel afdoende levensverbeterend en levensverlengend heeft gewerkt, is de verdachte ernstig in zijn zorgplicht jegens Millecam tekortgeschoten.
- 2.7.7.
Hierdoor heeft de verdachte bepaald niet gehandeld zoals van een redelijk handelend en bekwaam arts mocht worden verwacht. De door de verdachte betrokken stelling dat hij als haar vriend Millecam met het oog op zijn mededogen in zijn (praktijk)woning en gezin heeft opgenomen (en op die grond geen kosten voor behandeling of verblijf in rekening heeft gebracht) doet daaraan niet af, reeds omdat dat motief en gegeven niet afdoen aan de hierboven voor de verdachte vastgestelde verplichting om in zijn met Millecam bestaan hebbende zorgverleningsrelatie de zorg van een goed zorgverlener in acht te nemen en te handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiend uit de voor hem als arts geldende professionele standaard.
- 2.8.
Opzet op benadeling van de gezondheid
- 2.8.1.
Het hof is van oordeel dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat door zijn handelen en nalaten de gezondheid van Millecam werd benadeeld. Daartoe overweegt het hof als volgt.
- 2.8.2.
De verdachte wist, in elk geval uit hoofde van zijn beroep als arts, dat de ziekte borstkanker levensbedreigend is indien deze niet (afdoende) wordt behandeld. De verdachte heeft in het kader van zijn als arts aan Millecam verleende hulp louter niet-reguliere onderzoeksmethoden en behandelwijzen toegepast, waarvan hij wist dat de werking nimmer wetenschappelijk is aangetoond. Bovendien heeft de verdachte nagelaten Millecam met het oog op behandeling te verwijzen naar reguliere artsen, waarvan hij wist dat deze aan Millecam reguliere behandelingen konden aanbieden waarvan wetenschappelijk is aangetoond dat zij tot een positief resultaat kunnen leiden.
- 2.8.3.
De verdachte moet derhalve wetenschap hebben gehad van het bestaan hebben van de aanmerkelijke kans dat de gezondheid van Millecam door zijn handelen en nalaten zou worden benadeeld, in de zin dat zij daaraan ernstige schade zou ondervinden, bestaande in een aanzienlijke afname van de levensverwachting, en voorts in het ontstaan van ernstige pijnklachten en ernstig lichamelijk letsel, als gevolg van het uitblijven van deugdelijke palliatieve zorg, welke kans zich ook heeft gerealiseerd. Voorts kan het de verdachte niet zijn ontgaan - als haar behandelend arts, die haar volgens zijn eigen verklaring regelmatig met elektro-acupunctuur onderzocht- dat de tumor is uitgegroeid tot uiteindelijk een grote tumormassa, uitwendig reikend tot aan de schouder, dat Millecam gedurende haar verblijf bij hem thuis een hardnekkige hoest heeft ontwikkeld en dat haar kortademigheid toenam, alsmede in de laatste paar weken oedeem, en dat zij vermoeid was en pijn leed. Een en ander volgt uit de hierna ten aanzien van het zwaar lichamelijk letsel genoemde verklaringen. Het moet de verdachte, zijn deskundigheid als arts in aanmerking genomen, dus zo niet bij aanvang, in elk geval in de loop van de hem ten laste gelegde periode duidelijk zijn geworden dat zijn behandeling niet het beoogde en gehoopte effect had. Door niettemin voor louter niet-reguliere behandelingen te kiezen, door haar met het oog op (eventueel palliatieve) behandeling niet (tijdig) te verwijzen naar reguliere artsen, en door de noodzaak van het ondergaan van een reguliere (palliatieve) behandeling niet tegenover Millecam (blijvend) te benadrukken, doch uitsluitend de door hem gekozen weg van hulpverlening te blijven vervolgen, heeft de verdachte de aanmerkelijke kans op het intreden van die gevolgen ook willens en wetens aanvaard.
Het enkele feit dat de verdachte eerst enkele dagen voor het overlijden van Millecam alsnog de hulp van een reguliere arts heeft ingeroepen, die heeft bewerkstelligd dat zij in het ziekenhuis werd opgenomen, doet daaraan niet af.
- 2.9.
Zwaar lichamelijk letsel
- 2.9.1.
De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat het uitstellen of onthouden van een adequate, reguliere medische behandeling ertoe leidt dat de situatie waarin de ziekte nog te genezen is, overgaat/verslechtert naar een situatie waarin genezing niet meer mogelijk is en dat ernstige pijnklachten in samenhang met andere klachten, zoals kortademigheid, hoesten en opgezwollen armen en benen, valt te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel.
- 2.9.2.
De raadsman van de verdachte heeft bestreden dat sprake zou zijn geweest van zwaar lichamelijk letsel, nu de pijnklachten in de laatste periode van Millecam's leven niet zijn toegenomen en er ook overigens geen sprake is geweest van zwaar lichamelijk letsel. De raadsman heeft daartoe onder meer gewezen op het feit dat de huisarts [naam huisarts 3] aan Millecam geen pijnstillers heeft voorgeschreven, dat deze aan haar geen zuurstof heeft toegediend, dat geen onmiddellijke ziekenhuisopname is gevolgd en dat de (opgezwollen) benen van Millecam werden ingezwachteld door de echtgenote van de verdachte.
- 2.9.3.
Het hof is van oordeel dat het ten laste gelegde letsel kan worden bewezen en dat daarmee sprake is geweest van zwaar lichamelijk letsel, en wel op grond van het navolgende.
- 2.9.4.
Palliatieve zorg
In de ten laste gelegde periode waarin Millecam bij de verdachte verbleef, van mei 2001 tot en met augustus 2001, was genezing voor Millecam niet meer mogelijk. In zoverre doet de door de advocaat-generaal genoemde situatie zich bij deze verdachte niet voor. Wel is het hof, met de rechtbank en de advocaat-generaal, van oordeel dat palliatieve zorg, gericht op levensverlenging en pijnverlichting, mogelijk zou zijn geweest. De deskundige [naam deskundige], medisch oncoloog en getuige/deskundige prof. [naam getuige-deskundige], emeritus hoogleraar medische oncologie, hebben ieder voor zich verklaard dat in de periode mei - augustus 2001 palliatieve therapieën, te weten chemotherapie, bestraling, eventueel een hormoontherapie en anti-tumortherapie, hadden kunnen worden toegepast. Deze therapieën zouden volgens bedoelde deskundige en getuige het leven van Sylvia Millecam hebben kunnen verlengen en ook de kwaliteit van haar leven hebben kunnen verbeteren.
- 2.9.5.
Doorgroei en uitzaaiing
Het hof stelt vast dat Sylvia Millecam deze therapieën niet heeft ondergaan, en dat in deze periode een doorgroei en uitzaaiing van kankergezwellen heeft plaatsgevonden. Het hof constateert dit aan de hand van de verklaring van [naam plastisch chirurg 2], waaruit blijkt dat zij op 5 december 2000 bij Millecam een tumor zag met een omvang van 15 bij 10 cm, en de verklaring van de verdachte dat sprake was van een grote opgezette borst toen hij Millecam zag in het voorjaar van 2001 enerzijds, afgezet tegen de verklaring van oncoloog [naam oncoloog] anderzijds. [naam oncoloog], werkzaam in het Radboudziekenhuis, heeft Millecam bij haar opname in dat ziekenhuis op 17 augustus 2001 onderzocht. Deze heeft geconstateerd dat op dat moment uitwendig sprake was van een grote tumormassa reikend tot aan de schouder, inwendig werd nagenoeg de gehele rechter longhelft ingenomen door tumormassa. Voorts waren er forse uitzaaiingen in de oksel. [naam getuige-deskundige] heeft, gehoord door de rechter-commissaris, verklaard dat Millecam in het eindstadium een paar kilogram aan tumormassa bij zich moet hebben gedragen. Voorts blijkt uit verklaringen van praktijkassistentes [praktijkassistente 1] en [praktijkassistente 2] dat Millecam in de periode van mei 2001 tot augustus 2001 last heeft gekregen van toenemende kortademigheid en hoest. Ten aanzien van de kortademigheid en hoest overweegt het hof daarbij dat [naam getuige-deskundige], in datzelfde verhoor bij de rechter-commissaris, heeft verklaard dat een tumor in de longen kortademigheid oplevert en prikkelhoest en dat [naam deskundige] heeft verklaard dat een tumor in de longen een zodanige reflex kan veroorzaken dat de patiënt voortdurend moet hoesten.
Dit alles brengt het hof tot het oordeel dat een doorgroei en uitzaaiing van kankergezwellen in genoemde periode heeft plaatsgevonden. Daarbij neemt het hof voorts in aanmerking dat - indien onbehandeld - een kankergezwel doorgroeit en dat het gezwel in een periode van zes weken in omvang kan verdubbelen.
- 2.9.6.
Oedeem en dyspnoe
Bij Sylvia Millecam is voorts geconstateerd, door huisarts [naam huisarts 3], en ook door de arts [naam oncoloog], dat sprake was van ernstig oedeem alsmede van dyspnoe (benauwdheid), terwijl van oedeem in de periode voorafgaand aan het verblijf van Sylvia Millecam in Millingen aan de Rijn nog geen sprake was en van kortademigheid in lichte mate.
- 2.9.7.
Pijn
Uit de genoemde getuigenverklaringen kan ook worden afgeleid dat Sylvia Millecam pijn ondervond. Naar het oordeel van het hof kan ook worden vastgesteld dat die pijnklachten in de genoemde periode zijn toegenomen. Dat valt af te leiden uit met name de verklaring van [naam partner], waar deze verklaart: "Destijds in Millingen was voor Sylvia de pijn op den duur haast niet te dragen. Sylvia ging twee keer per dag aan het apparaat. Ik had niet de indruk dat dat erg hielp. De pijn werd eerder erger dan minder". Ook praktijkassistentes hebben in die zin verklaard.
De door de rechter-commissaris gehoorde genoemde deskundige en getuige, maar ook huisarts [naam huisarts 3], hebben verklaard over de mogelijkheden om pijnklachten te bestrijden, in het bijzonder met het toedienen van morfinepreparaten.
- 2.9.8.
Aard van het letsel
Het niet ondergaan van palliatieve therapieën levert naar het oordeel van het hof benadeling van de gezondheid van Sylvia Millecam op in de bewezenverklaarde periode, terwijl de verdere doorgroei en uitzaaiing van kankergezwellen, en de daarmee samenhangende verergering van haar ziektebeeld, afname van de levensverwachting en toename van pijnklachten, alsmede de oedeem en dyspnoe als zwaar lichamelijk letsel kunnen worden aangemerkt. Dit gelet op de aard en de ernst van deze klachten en de afname van de levensverwachting, in onderlinge samenhang bezien. Dat de huisarts [naam huisarts 3] geen pijnstillers heeft voorgeschreven, doet daar niet aan af, nu deze wel antibiotica heeft voorgeschreven - waardoor de koorts afnam- en een vochtafdrijvend middel, terwijl Millecam na opname in het ziekenhuis onder meer zuurstof is toegediend. Evenmin kan de omstandigheid dat de echtgenote van de verdachte de benen van Millecam inzwachtelde tegen oedeem verandering brengen in dat oordeel, nu niet is gebleken dat dit vakkundig en stelselmatig gebeurde.
- 2.10.
het causale verband
- 2.10.1.
Uit hetgeen hiervoor onder 2.7., 2.8 en 2.9 is overwogen, volgt naar het oordeel van het hof dat het causaal verband tussen de opzettelijke benadeling van de gezondheid door de verdachte en het zwaar lichamelijk letsel bij Millecam gegeven is. Immers, uit die overwegingen volgt dat dit letsel is veroorzaakt door het niet ondergaan door Millecam van reguliere palliatieve therapieën. Dat Millecam die therapieën niet heeft ondergaan is het in redelijkheid aan de verdachte toe te rekenen gevolg van het feit dat de verdachte zijn zorgplicht heeft geschonden zoals onder 2.7 is overwogen.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2, 3 primair en 4 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Bewezen verklaarde
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 mei 2001 tot en met 17 augustus 2001 te Millingen aan de Rijn, als arts werkzaam in Medisch Centrum de Grens (centrum voor het bevorderen en uitoefenen van alternatief medisch, energetische praktijk inbegrepen een homeopathische en acupunctuur praktijk) beroepshalve handelend opzettelijk de gezondheid van S.M. Millecam, van wie verdachte wist dat zij gediagnosticeerd was met borstkanker, heeft benadeeld door:
- -
Millecam in de waan te laten dat zij leed aan een bacteriële infectie, en
- -
na te laten haar huisarts te berichten dat Millecam in deze periode door hem werd behandeld en wat de resultaten aangaande deze behandeling waren en
- -
na te laten Millecam tijdig door te verwijzen naar artsen die een palliatieve therapie, in de vorm van een antitumortherapie, kunnen bieden die zich in de loop der tijd wetenschappelijk heeft bewezen, ter bestrijding van de klachten ten gevolge van doorgroei of uitzaaiingen van de tumor, gedurende de periode dat Millecam in zijn praktijk verbleef en
- -
na te laten Millecam tijdig door te verwijzen naar artsen die een palliatieve therapie, in de zin van pijnbestrijding met allopathisch effectief werkende middelen en/of zuurstoftoediening, kunnen bieden die zich in de loop der tijd wetenschappelijk heeft bewezen, gedurende de periode dat die Millecam in zijn praktijk verbleef,
waardoor Millecam de benodigde reguliere medische zorg is onthouden en onvolledig is geïnformeerd, mede tengevolge waarvan Millecam zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, te weten een verdere doorgroei en verdere uitzaai van kankergezwellen en een verergering van haar ziektebeeld en pijnklachten in samenhang met zwaar letsel, zoals oedeem en dyspnoe die het gevolg waren van het uitblijven van deugdelijke palliatieve zorg.
Hetgeen onder 3 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Instemming als rechtvaardigingsgrond
De verdachte heeft ten verwere aangevoerd dat het hem bekend was - aantekeningen in een patiëntendossier op dit punt ontbreken - dat Millecam afwijzend stond tegenover de reguliere geneeskunst en het ondergaan van een reguliere behandeling, dan wel het opvolgen van (door)verwijzing naar reguliere artsen weigerde. Op grond van haar afwijzende houding heeft de verdachte verondersteld dat zij hem - indien daarnaar gevraagd - geen toestemming zou geven voor het opvragen van met het oog op haar diagnostiek of behandeling relevante gegevens, dan wel voor het zelf verstrekken van zodanige gegevens aan andere (reguliere) artsen.
Aldus heeft de verdachte zich bij wijze van rechtvaardiging van zijn handelen beroepen op toestemming van Millecam, door haar aan hem gegeven op grond van het haar toekomende zelfbeschikkingsrecht over haar lichamelijke integriteit.
Het hof overweegt naar aanleiding van dit verweer als volgt.
Vast staat dat Sylvia Millecam een voorkeur had voor de niet-reguliere diagnostiek en therapie en dat zij zich wantrouwend en afwijzend heeft opgesteld ten aanzien van hetgeen de reguliere geneeskunde haar te bieden had. Zij heeft zich vasthoudend getoond wat betreft haar hoop op genezing met behulp van medicatie en therapieën waarvan de werking met het oog op de bestrijding van haar ziekte (vooralsnog) nimmer wetenschappelijk was aangetoond.
Voorts is haar door verschillende reguliere artsen voorgehouden wat naar de inzichten van de medische wetenschap de aard van haar ziekte was, te weten borstkanker. Deze artsen hebben tevens met haar besproken welke behandelingen (radiotherapie, chemotherapie, hormoon-behandeling, operatief ingrijpen) zij zou moeten ondergaan ter vergroting van de kans op genezing of ter verlichting van de gevolgen van de tumor.
Het hof stelt vast dat Millecam derhalve wist dat zij leed aan de ziekte borstkanker en dat zij door (reguliere) artsen is geïnformeerd over de mogelijkheden van behandeling. Het hof herhaalt op deze plaats, dat de kanker nimmer op reguliere wijze is behandeld, zich steeds verder heeft ontwikkeld en er uiteindelijk toe heeft geleid dat zij kwam te overlijden.
Voorop staat, dat de arts op grond van de medisch professionele standaard een eigen verantwoordelijkheid heeft, die niet door de enkele wens van de patiënt opzij kan worden gezet. Hierdoor heeft de patiënt aanspraak op goed zorgverlenerschap en heeft de arts de mogelijkheid zich te verzetten tegen wensen en verlangens van patiënten die met de professionele standaard niet te verenigen zijn. In het uiterste geval kan hij er, indien daar gewichtige redenen voor bestaan, voor kiezen de zorgverleningsrelatie te beëindigen, zij het dat dit op zorgvuldige wijze dient plaats te vinden.
Hieruit volgt dat de arts niet enkel kan volstaan met te verwijzen naar de door de patiënt geuite wens als hem wordt gevraagd inzicht te verschaffen in de beweegredenen voor zijn keuze voor de toepassing van een bepaalde methode van diagnostiek of therapie.
Het gerechtshof heeft in zijn beschikking in de aan de strafzaak voorafgegane beklagprocedure de eigen verantwoordelijkheid van de arts als volgt geformuleerd:
De keuze van Millecam om zich met voorbijgaan aan effectief gebleken therapieën te verlaten op zijn adviezen en mededelingen laat immers onverlet dat hij - gelijk eenieder die een patiënt in behandeling neemt - verantwoordelijk is voor de deugdelijkheid van de door hem aangeboden gezondheidszorg. Dat het onverstandig is om bepaalde (medische) adviezen op te volgen of geloof te hechten aan bepaalde mededelingen kan niet met vrucht worden ingeroepen door degene die als behandelaar deze adviezen heeft verstrekt of deze mededelingen heeft gedaan, zeker niet als zij onder de maat zijn.
Daar komt nog het volgende bij. Patiënten die lijden aan een (potentieel) levensbedreigende ziekte zijn nogal eens geneigd open te staan voor al hetgeen (valse) hoop biedt en te vertrouwen op diegene die hun genezing in het vooruitzicht stelt. Dat legt op de desbetreffende behandelaar een bijzondere verantwoordelijkheid, aangezien zijn adviezen in hoge mate invloed (kunnen) hebben op de door deze patiënt gemaakte keuzes. Die bijzondere verantwoordelijkheid doet zich met name gelden in een situatie waarin de patiënt, gevangen in het uitzichtloze perspectief van zijn ziekte, extra gevoelig blijkt voor opvolging van de gegeven adviezen. Het gaat dan niet aan om de vanuit die kwetsbare situatie gemaakte keuze aan te merken als ware die in volle vrijheid gemaakt. Een in die situatie gemakkelijk te beïnvloeden keuze staat haaks op een vrije ontplooiing van het zelfbeschikkingsrecht.
Het ontkennen van rechtens relevante verantwoordelijkheid met een beroep op het zelfbeschikkingsrecht van Millecam kan in dit verband alleen slagen indien moet worden aangenomen dat Millecam juist en volledig is geïnformeerd over de effectiviteit van de toegepaste diagnostiek, de behandelmogelijkheden en daaraan verbonden prognoses, en Millecam vervolgens op basis daarvan een afgewogen beslissing heeft genomen. De zorgplichten van de behandelaar om de patiënt 1. te voorzien van juiste en volledige informatie, en 2. zo mogelijk en zo nodig te verwijzen naar andere adequate diagnostiek, medicatie en therapieën, strekt er met andere woorden toe een volwaardige uitoefening van het zelfbeschikkingsrecht van de patiënt in volle omvang mogelijk te maken.
Het hof onderschrijft dit aldus geformuleerde uitgangspunt en overweegt in aansluiting daarop nog het volgende.
De stukken in het dossier bieden sterke aanknopingspunten voor de juistheid van de veronderstelling dat de argumenten en bezwaren die bij Millecam hebben bestaan tegen het ondergaan van reguliere behandeling meer emotioneel en minder rationeel van inhoud zijn geweest en dat bij Millecam met het verstrijken van de tijd steeds minder ruimte heeft bestaan voor een redelijke waardering van haar gezondheidstoestand en van de reguliere (palliatieve) behandelingsmogelijkheden. Zo bezien onderkent het hof met betrekking tot het bestaan hebben van verdachtes zorgplichten als arts-behandelaar van Millecam een bijzondere component, erin bestaand dat - gelet op de ernst van de ziekte en op de persoon van Millecam - van de verdachte mag worden verwacht en gevergd dat hij in het kader van zijn behandelingsrelatie met Millecam haar adequaat (met een op de persoon van Millecam toegesneden indringende vasthoudendheid) en herhaaldelijk zou hebben gestimuleerd om het haar toekomende zelfbeschikkingsrecht op een juiste wijze uit te oefenen, te meer omdat zij haar vertrouwen in de verdachte had gesteld, mede op grond van zijn beroep van arts. Niet uit te sluiten valt immers dat een dergelijk stimuleren door de verdachte, juist omdat hij als alternatief arts werkzaam was, op Millecam meer effect zou hebben gehad dan eerdere pogingen van uitsluitend regulier werkende artsen. Niet is gebleken dat de verdachte Millecam in die zin heeft bejegend.
Het hof heeft hierboven vastgesteld dat de verdachte niet aan zijn zorgplicht heeft voldaan, onder meer door Millecam niet te voorzien van juiste en volledige informatie en haar niet te verwijzen naar andere adequate medicatie en therapieën.
Hetgeen hiervoor is overwogen voert tot de slotsom dat het verweer wordt verworpen. Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op ten aanzien van het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde:
Opzettelijke benadeling van de gezondheid, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 1 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde veroordeeld en bepaald dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 subsidiair, 2, 3 subsidiair en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zijn patiënte Sylvia Millecam, van wie hij wist dat zij aan borstkanker leed, uitsluitend niet-reguliere therapie en medicatie met een ontbrekende, dan wel onbewezen effectiviteit voor zover gericht op de bestrijding van borstkanker en palliatieve behandeling, aangeboden. Daarnaast is niet gebleken dat hij Sylvia Millecam deugdelijk heeft geïnformeerd over de mogelijkheden die de reguliere geneeskunde op het gebied van palliatieve zorg te bieden had en heeft hij haar niet op een wijze die van hem verwacht mocht worden verwezen naar reguliere artsen.
Door aldus te handelen is de verdachte ernstig in zijn zorgplicht als arts tekort geschoten en heeft hij zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke benadeling van de gezondheid van Sylvia Millecam. Een en ander heeft er toe geleid dat aan Millecam in de laatste fase van haar leven zwaar lichamelijk letsel is toegebracht, in de zin van lijden dat bij een reguliere (palliatieve) behandeling had kunnen worden voorkomen of verminderd. De huisarts en de artsen in het ziekenhuis die haar in de laatste dagen van haar leven hebben onderzocht, professionals met ervaring op het gebied van patiënten met kanker, spreken allen over een ziektebeeld dat zij niet eerder hadden gezien en waarvan zij zeer onder de indruk waren. De oncoloog heeft tegenover de inspectie verklaard het bizar te achten dat iemand anno 2001 zo aan haar einde is gekomen. Dit een en ander dient de verdachte zwaar te worden aangerekend.
Het hof heeft zich anderzijds in het voordeel van de verdachte rekenschap gegeven van de aannemelijk geworden persoonlijke betrokkenheid van de verdachte bij de persoon van Millecam. Deze betrokkenheid heeft zich geuit onder meer in het gegeven dat hij zich haar lot heeft aangetrokken, door haar in de laatste fase van haar leven in huis op te nemen, te midden van zijn gezin met nog jonge kinderen. Het hof neemt mede in strafmatigende zin in aanmerking dat sedert de aan de strafrechter ter beoordeling voorgelegde feiten inmiddels een zeer lange periode is verstreken, terwijl in aanvang en ook nadien de (straf)zaak en daardoor de persoon van de verdachte veelvuldig publicitaire aandacht heeft gekregen. Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 28 oktober 2010 is de verdachte niet eerder strafrechtelijk veroordeeld, hetgeen eveneens in zijn voordeel weegt. Voorts heeft verdachte zich voor zijn handelen tevens ten overstaan van de tuchtrechter moeten verantwoorden, waarbij die rechter aan hem sancties heeft opgelegd. Het hof onderkent dit gegeven als zodanig, doch overweegt in het algemeen dat, in het verlengde van de met strafvervolging nagestreefde doelen, de beantwoording van de vragen naar het doel en noodzaak van strafoplegging eigenstandig dienen te worden beantwoord.
In het onderhavige geval acht het hof niettemin strafoplegging aangewezen, gelet op de ernst van het feit en de gevolgen daarvan, als ook gelet op het belang van normmarkering, niet alleen door berechting, maar ook door bestraffing.
Het hof acht, alles afwegende, de oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Beslissing
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ten aanzien van het onder 2 en 4 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair, 2, 3 primair en 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezen verklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte 3 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt de proeftijd vast op 1 (een) jaar.
Dit arrest is gewezen door de vijfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Veldhuisen, mr. R.P.P. Hoekstra en mr. C.N. Dalebout, in tegenwoordigheid van mr. S.G.J. Berk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 december 2010.
De griffier is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 16‑12‑2010
Proces-verbaal van de terechtzitting bij de rechtbank te Amsterdam op 12 mei 2009, pagina 4 3 Proces-verbaal van de terechtzitting bij de rechtbank te Amsterdam op 14 mei 2009, pagina 10-11 4 Smidt, Geschiedenis van het Wetboek van Strafrecht, tweede deel, p.360 e.v. en derde deel, p.261 e.v. 5 Noyon, Langemeijer, Remmelink, aantekening 5 bij artikel 255 Sr 6 C. Blankestijn, verlating van hulpbehoevenden, 's Gravenhage 1955, p.68 7 Rechtbank Breda 24 april 2009, LJN: BI2086, Rechtbank Breda 24 april 2009, LJN BI2086, Gerechtshof Leeuwarden 5 november 2003, LJN AN7321, HR 13 januari 2004, LJN AN9177, Gerechtshof 's-Gravenhage 24 januari 2006, LJN AV4508 en Gerechtshof 's-Gravenhage 29 januari 2010, LJN BM6869 8 Rechtbank Dordrecht 11 december 2003, LJN: AO2211