Einde inhoudsopgave
Het deskundigenadvies in de civiele procedure (R&P nr. 165) 2008/1.6
1.6 Een instrumentele benadering van het probleem en de vraagstelling
G. de Groot, datum 20-10-2008
- Datum
20-10-2008
- Auteur
G. de Groot
- JCDI
JCDI:ADS444990:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Eshuis heeft voor Nederland een mediane doorlooptijd van een contradictoire civiele zaak bij een rechtbank, zonder speelveldwijzigingen en nadere onderzoekshandelingen (dus in de regel een zaak die wordt afgedaan op basis van een dagvaarding, een conclusie van antwoord en een comparitie na antwoord) van 245 dagen berekend. Door een enquête, plaatsopneming en/of deskundigenonderzoek loopt de mediane doorlooptijd op tot 722 dagen (Eshuis 2007, p. 171-172). Eerder vermeldde hij dat de doorlooptijd van een zaak die in 2003 bij een civiele sector van een rechtbank werd aangebracht en waarin een deskundigenonderzoek werd gelast, meer dan twee keer zo lang was als de doorlooptijd van een zaak zonder deskundigenonderzoek (Eshuis 2005, p. 12).
In par. 1.4 is herhaaldelijk ter sprake gekomen dat deskundigenbewijs in Nederland slechts in beperkte mate wordt geleverd ten overstaan van de rechter in tegenwoordigheid van partijen. Als dat anders zou zijn, zouden partijen, rechter en deskundige directer met elkaar kunnen afstemmen welk onderzoek naar welke feiten wordt gedaan. Het is op zichzelf denkbaar om de invloed van het onmiddellijkheidsbeginsel in de procedure te vergroten in zaken waarin (wellicht) de bijstand van een deskundige nodig is. De rechter zou bij twijfel of hij zelf voldoende kennis en ervaring heeft om in een zaak een beslissing te nemen, hierover in tegenwoordigheid van partijen met een deskundige van gedachten kunnen wisselen. Als een deskundigenonderzoek nodig zou zijn, zou dit kunnen plaatsvinden ten overstaan van de rechter in tegenwoordigheid van partijen, voor zover dat niet afstuit op uitvoeringsproblemen of andere gewichtige bezwaren, zoals het recht van een partij om medisch onderzoek buiten tegenwoordigheid van de wederpartij te ondergaan (art. 7:464 lid 1 BW en art. 7:459 BW). De deskundige die schriftelijk rapporteert, zou daarna kunnen worden gehoord door de rechter in tegenwoordigheid van partijen.
De keerzijde van een absolutere toepassing van het onmiddellijkheidsbeginsel is dat de kosten van een deskundigenadvies, die naar geldend recht voor (één van) de procespartijen komen (art. 199 en art. 195 Rv), zullen oplopen. Te verwachten is dat ook de overige proceskosten van partijen zullen toenemen, omdat een partij kosten moet maken om (met haar rechtshulpverlener) de verrichtingen van de deskundige te kunnen bijwonen. In de reactie van partijen op het deskundigenadvies bij de rechter hoeft misschien niet of nauwelijks meer over eventuele ontsporingen in het deskundigenonderzoek te worden gedebatteerd, maar het ligt overigens niet voor de hand dat kosten en tijd zullen worden bespaard. Ook na een getuigenverhoor, waarin bewijs is geleverd ten overstaan van de rechter, wil menige partij haar visie geven op de betekenis van het bewijsmateriaal voor de vordering en het verweer.
Vergroting van de invloed van het onmiddellijkheidsbeginsel op deskundigen-bewijs stuit dan ook gemakkelijk op bezwaren. De verhouding tussen het belang van de zaak en de kosten van een civiele procedure kan disproportionele vormen aannemen. Ook is te verwachten dat de doorlooptijd van een procedure zal toenemen door een deskundigenonderzoek ten overstaan van de rechter in tegenwoordigheid van partijen, al was het maar omdat het praktisch niet eenvoudig zal zijn de rechter, partijen en de deskundige herhaaldelijk bijeen te brengen.1 Een grotere invloed van het onmiddellijkheidsbeginsel bij deskundigenbewijs is in de meeste zaken in de praktijk dan ook niet haalbaar of genereert andere problemen, waarvan de gevolgen als zwaarwegend kunnen worden ervaren door zowel de partij die een voortvarende behandeling wenst van haar zaak tegen een aanvaardbare prijs, als de Staat die zorg moet dragen voor die voortvarende behandeling en de kosten draagt van overheidsrechtspraak.
Bestaande procesrechtelijke mechanismen en instrumenten
In dit boek is niet richtinggevend of deskundigenbewijs wordt geleverd ten overstaan van de rechter in tegenwoordigheid van partijen. Bij de beantwoording van de twee centrale vragen gaat mijn aandacht uit naar procesrechtelijke instrumenten of mechanismen waarmee kan worden bevorderd dat een deskundigenadvies in een civielrechtelijke zaak een optimale bijdrage levert aan een zo waarheidsgetrouw mogelijke beslissing. De gedachte is dat met zulke instrumenten of mechanismen het belang van een eerlijk proces evenwichtig kan worden afgestemd op het belang dat binnen een redelijke termijn uitspraak wordt gedaan en de kosten van de procedure inclusief deskundigenbewijs de toegang tot de rechter niet onredelijk belemmeren.
Ik zal in dit boek betogen dat dergelijke instrumenten en mechanismen besloten liggen of kunnen worden aangebracht in kort gezegd de toepassing van de bevoegdheid tot benoeming van deskundigen (art. 194 Rv), de opdracht van de rechter aan de deskundige, de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van partijen, rechter en deskundige in het feitenonderzoek van de deskundige, en het gebruik van het deskundigenadvies in de beslissing.