NJB 2011, 586
In een lange zin zet de Hoge Raad uiteen dat als onder A een voorwerp in beslag is genomen, dat voorwerp ook als A niet rechtebbende is, maar bijvoorbeeld de dief toch aan A moet worden teruggegeven tenzij (i) het belang van de strafvordering zich daartegen verzet en (ii) tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende moet worden beschouwd
HR 22-02-2011, ECLI:NL:HR:2011:BO1624
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22 februari 2011
- Magistraten
Mrs. Van Dorst, De Hullu, Thomassen, Splinter-van Kan en Sterk
- Zaaknummer
09/02630 B
- Conclusie
A-G Vellinga
- LJN
BO1624
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2011:BO1624, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑02‑2011
ECLI:NL:PHR:2011:BO1624, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑10‑2010
- Wetingang
Essentie
In een lange zin zet de Hoge Raad uiteen dat als onder A een voorwerp in beslag is genomen, dat voorwerp ook als A niet rechtebbende is, maar bijvoorbeeld de dief toch aan A moet worden teruggegeven tenzij (i) het belang van de strafvordering zich daartegen verzet en (ii) tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende moet worden beschouwd
Uitspraak
De steller van het middel keert zich tegen de ongegrondverklaring van het klaagschrift met de klacht dat het hof een onjuiste maatstaf heeft toegepast, althans zijn beslissing onbegrijpelijk heeft gemotiveerd.
Toedracht: onder de klager heeft een huiszoeking plaatsgevonden ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.