Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2009/138/EG betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II)
Artikel 308 ter Overgangsmaatregelen
Geldend
Geldend vanaf 17-01-2018
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-01-2019.
- Bronpublicatie:
12-12-2017, PbEU 2017, L 347 (uitgifte: 28-12-2017, regelingnummer: 2017/2402)
- Inwerkingtreding
17-01-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-12-2017, PbEU 2017, L 347 (uitgifte: 28-12-2017, regelingnummer: 2017/2402)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Verzekeringsrecht / Algemeen
Verzekeringsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Onverminderd artikel 12 zijn verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die voor 1 januari 2016, het sluiten van nieuwe verzekerings- of herverzekeringsovereenkomsten staken en uitsluitend hun bestaande portefeuille beheren met het oog op de beëindiging van hun werkzaamheden, tot de in lid 2 vermelde datums niet onderworpen aan de titels I, II en III van deze richtlijn indien de onderneming hetzij:
- a)
de toezichthoudende autoriteit ervan heeft verzekerd dat zij haar werkzaamheden vóór 1 januari 2019 zal beëindigen; of
- b)
onderworpen is aan saneringsmaatregelen als vermeld in titel IV, hoofdstuk II, en er een bewindvoerder is aangewezen.
2.
Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die vallen onder:
- a)
- b)
3.
Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen worden slechts aan de overgangsmaatregelen van de leden 1 en 2 onderworpen indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- a)
de onderneming maakt geen deel uit van een groep of, indien dat wel het geval is, staken alle ondernemingen die deel uitmaken van de groep het sluiten van nieuwe verzekerings- of herverzekeringsovereenkomsten;
- b)
de onderneming brengt jaarlijks aan haar toezichthoudende autoriteit verslag uit over de vooruitgang die zij heeft geboekt met het beëindigen van haar werkzaamheden;
- c)
de onderneming heeft haar toezichthoudende autoriteit ervan in kennis gesteld dat zij de overgangsmaatregelen toepast.
4.
De lidstaten stellen een lijst op van de betrokken verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en delen deze lijst aan alle andere lidstaten mee.
5.
De lidstaten zorgen ervoor dat de termijn waarbinnen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen de in artikel 35, leden 1 tot en met 4, bedoelde informatie jaarlijks of frequenter moeten indienen, gedurende een periode van maximaal vier jaar vanaf 1 januari 2016 elk boekjaar met twee weken wordt verkort, te beginnen vanaf uiterlijk 20 weken na het einde van het boekjaar van de onderneming wat betreft haar boekjaar dat op of na 30 juni 2016 maar vóór 1 januari 2017 eindigt, tot uiterlijk 14 weken na het einde van het boekjaar van de onderneming wat betreft haar boekjaren die op of na 30 juni 2019 maar vóór 1 januari 2020 eindigen.
6.
De termijn waarbinnen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen de in artikel 51, bedoelde informatie openbaar moeten maken, wordt gedurende een periode van maximaal vier jaar vanaf 1 januari 2016 elk boekjaar met twee weken verkort, te beginnen vanaf uiterlijk 20 weken na het einde van het boekjaar van de onderneming wat betreft haar boekjaar dat op of na 30 juni 2016 maar vóór 1 januari 2017 eindigt, tot uiterlijk 14 weken na het einde van het boekjaar van de onderneming wat betreft haar boekjaren die op of na 30 juni 2019 maar vóór 1 januari 2020 eindigen.
7.
De termijn waarbinnen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen de in artikel 35, leden 1 tot en met 4, bedoelde informatie ten minste driemaandelijks moeten indienen, wordt gedurende een periode van maximaal vier jaar vanaf 1 januari 2016 elk boekjaar met een week verkort, te beginnen vanaf uiterlijk acht weken wat betreft een kwartaal dat op of na 1 januari 2016 maar vóór 1 januari 2017 eindigt, tot vijf weken wat betreft een kwartaal dat op of na 1 januari 2019 maar vóór 1 januari 2020 eindigt.
8.
De lidstaten zorgen ervoor dat de leden 5, 6 en 7 van dit artikel mutatis mutandis van toepassing zijn op deelnemende verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, verzekeringsholdings en gemengde financiële holdings op het niveau van de groep ingevolge de artikelen 254 en 256, waarbij de in de leden 5, 6 en 7 vermelde termijnen met respectievelijk zes weken worden verlengd.
9.
Niettegenstaande hetgeen is bepaald in artikel 94 worden kernvermogensbestanddelen gedurende ten hoogste 10 jaar na 1 januari 2016 gerekend tot het in Tier 1 ingedeelde kernvermogen, mits die bestanddelen:
- a)
zijn uitgegeven vóór 1 januari 2016 of, indien dat eerder is, vóór de datum van inwerkingtreding van de in artikel 97 bedoelde gedelegeerde handelingen;
- b)
op 31 december 2015 overeenkomstig de krachtens artikel 16, lid 3, van Richtlijn 73/239/EEG, artikel 1 van Richtlijn 2002/13/EG; artikel 27, lid 3, van Richtlijn 2002/83/EG en artikel 36, lid 3, van Richtlijn 2005/68/EG vastgestelde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen zouden kunnen worden gebruikt om aan ten hoogste 50 % van de voorgeschreven beschikbare solvabiliteitsmarge te voldoen;
- c)
anders niet in Tier 1 of Tier 2 zouden worden ingedeeld overeenkomstig artikel 94.
10.
Niettegenstaande hetgeen is bepaald in artikel 94 worden kernvermogensbestanddelen gedurende ten hoogste 10 jaar na 1 januari 2016 gerekend tot het in Tier 2 ingedeelde kernvermogen, mits die bestanddelen:
- a)
zijn uitgegeven vóór 1 januari 2016 of, indien dat eerder is, vóór de datum van inwerkingtreding van de in artikel 97 bedoelde gedelegeerde handelingen;
- b)
op 31 december 2015 overeenkomstig de krachtens artikel 16, lid 3, van Richtlijn 73/239/EEG, artikel 1 van Richtlijn 2002/13/EG; artikel 27, lid 3, van Richtlijn 2002/83/EG en artikel 36, lid 3, van Richtlijn 2005/68/EG vastgestelde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen zouden kunnen worden gebruikt om aan ten hoogste 25 % van de voorgeschreven beschikbare solvabiliteitsmarge te voldoen.
11.
Vervallen.
12.
Niettegenstaande hetgeen is bepaald in artikel 100, artikel 101, lid 3, en artikel 104, geldt het volgende:
- a)
tot en met 31 december 2017 zijn de standaardparameters die moeten worden gebruikt bij de berekening van de ondermodule concentratierisico en de ondermodule spreadrisico overeenkomstig de standaardformule, dezelfde voor vorderingen op de centrale regeringen of centrale banken van de lidstaten luidende en gefinancierd in de nationale munteenheid van een lidstaat, als voor dergelijke vorderingen luidende en gefinancierd in hun nationale munteenheid;
- b)
in 2018 worden de standaardparameters die moeten worden gebruikt bij de berekening van de ondermodule concentratierisico en de ondermodule spreadrisico overeenkomstig de standaardformule, met 80 % verminderd voor vorderingen op de centrale regeringen of centrale banken van de lidstaten luidende en gefinancierd in de nationale munteenheid van een andere lidstaat;
- c)
in 2019 worden de standaardparameters die moeten worden gebruikt bij de berekening van de ondermodule concentratierisico en de ondermodule spreadrisico volgens de standaardformule, met 50 % verminderd voor vorderingen op de centrale regeringen of centrale banken van de lidstaten luidende en gefinancierd in de nationale munteenheid van een andere lidstaat;
- d)
met ingang van 1 januari 2020 worden de standaardparameters die moeten worden gebruikt bij de berekening van de ondermodule concentratierisico en de ondermodule spreadrisico volgens de standaardformule, niet verminderd voor vorderingen op de centrale regeringen of centrale banken van de lidstaten luidende en gefinancierd in de nationale munteenheid van een andere lidstaat.
13.
Niettegenstaande hetgeen is bepaald in artikel 100, artikel 101, lid 3, en artikel 104 worden de standaardparameters die voor aandelen die op of vóór 1 januari 2016 door de onderneming zijn verworven, wanneer de ondermodule aandelenrisico wordt berekend volgens de standaardformule zonder gebruik te maken van de in artikel 304 beschreven optie, berekend als het gewogen gemiddelde van:
- a)
de standaardparameter die moet worden gebruikt bij de berekening van de ondermodule aandelenrisico overeenkomstig artikel 304; en
- b)
de standaardparameter die moet worden gebruikt wanneer de ondermodule aandelenrisico wordt berekend volgens de standaardformule zonder gebruik te maken van de in artikel 304 beschreven optie.
Het gewicht van de onder b), van de eerste alinea bedoelde parameter neemt aan het eind van elk jaar ten minste lineair toe van 0 % op 1 januari 2016 tot 100 % op 1 januari 2023.
De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast waarin nadere invulling wordt gegeven aan de criteria waaraan moet worden voldaan, met inbegrip van de aandelen waarop de overgangsperiode van toepassing is.
Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van deze overgangsperiode te waarborgen, werkt de EIOPA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uit aangaande de procedures voor de toepassing van dit lid.
De EIOPA legt deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 30 juni 2015 voor aan de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de vierde alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.
14.
Indien verzekerings- en herverzekeringsondernemingen op 1 januari 2016 voldoen aan de vereiste solvabiliteitsmarge als bedoeld in artikel 16 bis van Richtlijn 73/239/EEG, artikel 28 van Richtlijn 2002/83/EG of artikel 37, 38 of 39 van Richtlijn 2005/68/EG zoals van toepassing in het recht van de lidstaat op de dag voor die waarop deze richtlijnen krachtens artikel 310 van deze richtlijn worden ingetrokken, maar in het eerste jaar van toepassing van deze richtlijn niet voldoen aan het solvabiliteitskapitaalvereiste, vereist de toezichthoudende autoriteit, in afwijking van artikel 138, lid 3, en onverminderd de vierde alinea van dat artikel, dat de betrokken verzekerings- of herverzekeringsonderneming de nodige maatregelen treft om uiterlijk op 31 december 2017 het in aanmerking komend eigen vermogen ter dekking van het solvabiliteitskapitaalvereiste op peil te brengen of haar risicoprofiel zodanig te verlagen dat weer wordt voldaan aan het solvabiliteitskapitaalvereiste.
De betrokken verzekerings- of herverzekeringsonderneming dient om de drie maanden een voortgangsverslag in bij haar toezichthoudende autoriteit waarin wordt aangegeven welke maatregelen er zijn getroffen en welke vooruitgang er is geboekt om het in aanmerking komend eigen vermogen ter dekking van het solvabiliteitskapitaalvereiste op peil te brengen of haar risicoprofiel zodanig te verlagen dat wordt voldaan aan het solvabiliteitskapitaalvereiste.
De in de eerste alinea bedoelde verlenging wordt ingetrokken als uit dat voortgangsverslag blijkt dat er geen duidelijke vooruitgang is geboekt bij het weer op peil brengen van het in aanmerking komend eigen vermogen ter dekking van het solvabiliteitskapitaalvereiste of bij het zodanig verlagen van het risicoprofiel dat weer wordt voldaan aan het solvabiliteitskapitaalvereiste tussen de datum waarop is geconstateerd dat niet werd voldaan aan het solvabiliteitskapitaalvereiste en de datum van indiening van het voortgangsverslag.
15.
Wanneer lidstaten van herkomst op de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn bepalingen als bedoeld in artikel 4 van Richtlijn (EU) 2016/2341 toepassen, kunnen deze lidstaten van herkomst de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die zij met het oog op de naleving van de op 31 december 2015 geldende artikelen 1 tot en met 19, 27 tot en met 30, 32 tot en met 35 en 37 tot en met 67 van Richtlijn 2002/83/EG hebben aangenomen, blijven toepassen gedurende een overgangsperiode die op 31 december 2022 verstrijkt.
Ingeval een lidstaat van herkomst deze wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen blijft toepassen, berekenen verzekeringsondernemingen in de betrokken lidstaat van herkomst hun solvabiliteitskapitaalvereiste als de som van het volgende:
- a)
een fictief solvabiliteitskapitaalvereiste met betrekking tot hun verzekeringsactiviteiten, berekend zonder de werkzaamheden inzake bedrijfspensioenvoorziening uit hoofde van artikel 4 van Richtlijn (EU) 2016/2341;
- b)
de solvabiliteitsmarge met betrekking tot de werkzaamheden inzake bedrijfspensioenvoorziening, berekend overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die met het oog op de naleving van artikel 28 van Richtlijn 2002/83/EG zijn aangenomen.
Uiterlijk 31 december 2017 legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor met betrekking tot de vraag of de in de eerste alinea vermelde termijn moet worden verlengd, rekening houdend met de door deze richtlijn teweeggebrachte Unierechtelijke en nationaalrechtelijke ontwikkelingen.
16.
De lidstaten kunnen de uiteindelijke moederverzekerings- of herverzekeringsonderneming tot en met 31 maart 2022 toestaan een aanvraag in te dienen voor de goedkeuring van een intern groepsmodel dat van toepassing is op een deel van een groep indien zowel de onderneming als de uiteindelijke moederonderneming in dezelfde lidstaat zijn gevestigd en indien dit deel een apart onderdeel vormt met een duidelijk ander risicoprofiel van de rest van de groep.
17.
Niettegenstaande hetgeen is bepaald in artikel 218, leden 2 en 3, zijn de in de leden 8 tot en met 12 en lid 15 van dit artikel en in de artikelen 308 quater, 308 quinquies en 308 sexies bedoelde overgangsbepalingen mutatis mutandis van toepassing op het niveau van de groep.
Niettegenstaande hetgeen is bepaald in artikel 218, leden 2, 3 en 4, zijn de in lid 14 van dit artikel bedoelde overgangsbepalingen mutatis mutandis van toepassing op het niveau van de groep en indien de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming of de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in de groep voldoen aan het vereiste van aangepaste solvabiliteit als bedoeld in artikel 9 van Richtlijn 98/78/EG, maar niet voldoen aan het solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep.
De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast tot vaststelling van de wijzigingen in de groepssolvabiliteit indien de in lid 13 van dit artikel bedoelde overgangsbepalingen van toepassing zijn; deze betreffen:
- a)
de uitsluiting van het meermaals gebruiken van in aanmerking komend eigen vermogen en de uitsluiting van de schepping van kapitaal binnen een groep als vermeld in de artikelen 222 en 223;
- b)
de waardering van activa en passiva als vermeld in artikel 224;
- c)
de toepassing van de berekeningsmethoden op verbonden verzekerings- en herverzekeringsondernemingen als vermeld in artikel 225;
- d)
de toepassing van de berekeningsmethoden op verzekeringstussenholdings als vermeld in artikel 226;
- e)
de methoden voor de berekening van de groepssolvabiliteit als vermeld in de artikelen 230 en 233;
- f)
de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep als vermeld in artikel 231;
- g)
de vaststelling van een opslagfactor als vermeld in artikel 232;
- h)
de beginselen bij de berekening van de groepssolvabiliteit van een verzekeringsholding als vermeld in artikel 235.