De procesovereenkomst
Einde inhoudsopgave
De procesovereenkomst (BPP nr. XIII) 2012/6.2.5:6.2.5 Mondelinge behandeling
De procesovereenkomst (BPP nr. XIII) 2012/6.2.5
6.2.5 Mondelinge behandeling
Documentgegevens:
M.W. Knigge, datum 24-10-2012
- Datum
24-10-2012
- Auteur
M.W. Knigge
- JCDI
JCDI:ADS384705:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
EHRM 21 februari 1990, appl.no. 11855/85 (Hakansson en Sturesson/Zweden), r.o. 65-67; EHRM 24 juni 1993, appl.no. 14518/89 (Schuler-Zgraggen/Zwitserland), r.o. 58.
Zie art. 132 lid 2 Rv en de parlementaire geschiedenis bij art. 131,132 en 134 Rv; Parl. Gesch. Burg. Procesrecht, Van Mierlo/Bart, p. 324 e.v.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Partijen kunnen afstand doen van het recht op een mondelinge behandeling, zo blijkt uit de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens.1 Kunnen partijen nu ook bij procesovereenkomst afspreken dat geen mondelinge behandeling in hun zaak zal plaatsvinden, dus dat noch een comparitie, noch pleidooi zal worden gehouden? Op het eerste gezicht lijkt het dat hierdoor de procedure wordt verkort en overheidsmiddelen worden bespaard. Partijen sluiten immers een fase in de procedure uit. Bedacht moet echter worden dat de comparitie na antwoord juist is ingevoerd om procedures sneller te laten verlopen. De comparitie komt in principe in de plaats van een tweede schriftelijke ronde.2 De strekking van de overeenkomst mag dus niet zijn dat in plaats van de comparitie een tweede schriftelijke ronde zal worden gehouden. Ook indien de bedoeling van partijen echter is te volstaan met één schriftelijke ronde, is de overeenkomst mijns inziens ontoelaatbaar. Eén schriftelijke ronde, zonder comparitie, zal vaak immers niet voldoende zijn om de zaak goed uit de verf te laten komen. De mogelijkheden van partijen om hun zaak naar voren te brengen en te reageren op het standpunt van hun wederpartij, worden door een dergelijke afspraak te veel beperkt.
Wel kunnen partijen geldig overeenkomen om geen pleidooi in hun zaak te houden. Een aanwijzing hiervoor biedt artikel 134 lid 1 Rv, dat bepaalt dat de rechter aan partijen 'desverlangd' gelegenheid biedt voor pleidooien. Ook indien de rechter zelf een pleidooi wenselijk acht, wordt dus geen pleidooi gehouden indien partijen dit niet willen. Wel zullen partijen tijdens de procedure van de wil blijk moeten geven van pleidooi af te zien of in ieder geval het bestaan van een overeenkomst hiertoe tijdens de procedure niet moeten betwisten. De reden is dat een onderzoek naar de vraag of een procesovereenkomst tot stand is gekomen, vaak tijdrovend zal zijn. De bespoediging van de procedure die het achterwege laten van het pleidooi meebrengt, weegt niet op tegen de vertraging van het geding als gevolg van een onderzoek naar het bestaan van de overeenkomst.