Einde inhoudsopgave
RvdW 2010/1474
Wet Bopz; voorlopige machtiging; geldigheidsduur; art. 10 lid 4.
HR 10-12-2010, ECLI:NL:HR:2010:BO2880
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
10 december 2010
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel
- Zaaknummer
10/04234
- Conclusie
A-G Langemeijer
- LJN
BO2880
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2010:BO2880, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 10‑12‑2010
ECLI:NL:PHR:2010:BO2880, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑10‑2010
Essentie
Wet Bopz; voorlopige machtiging; geldigheidsduur; art. 10 lid 4.
Op grond van het bepaalde in art. 10 lid 4 Wet Bopz kan de duur van een voorlopige machtiging worden bepaald op ten hoogste zes maanden na dagtekening.
Partij(en)
[Betrokkene], zonder vaste woon- of verblijfplaats, verzoeker tot cassatie, adv.: mr. G.E.M. Later,
tegen
de officier van justitie te Groningen, verweerder in cassatie, niet verschenen.
Uitspraak
Hoge Raad:
1. Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak 1026521/119191 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.