NJB 2017/433
Bestanddeel ‘ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeisers’ in art. 341 (oud) Sr: deze bewoordingen brengen tot uitdrukking dat de verdachte opzet moet hebben gehad op de verkorting van de rechten van de schuldeisers, dat voorwaardelijk opzet in dat verband voldoende is en dat derhalve voor het bewijs van het opzet ten minste is vereist dat de handeling van de verdachte de aanmerkelijke kans op verkorting van de rechten van de schuldeisers heeft doen ontstaan. In casu schiet de bewijsvoering daartoe te kort, onder meer omdat het niet of onvoldoende voeren van een administratie niet zonder meer de aanmerkelijke kans op verkorting van de rechten van schuldeisers doet ontstaan en de bewijsvoering voorts de mogelijkheid openlaat dat de verdachte – indien van een dergelijke aanmerkelijke kans sprake zou zijn geweest – zich van die aanmerkelijke kans niet bewust is geweest
HR 07-02-2017, ECLI:NL:HR:2017:166
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
7 februari 2017
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, H.A.G. Splinter-van Kan, V. van den Brink
- Zaaknummer
15/02508
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Insolventierecht / Faillissement
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:166, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑02‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:29, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑01‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 22‑02‑2016
- Wetingang
(art. 341 Sr)
Essentie
Bestanddeel ‘ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeisers’ in art. 341 (oud) Sr: deze bewoordingen brengen tot uitdrukking dat de verdachte opzet moet hebben gehad op de verkorting van de rechten van de schuldeisers, dat voorwaardelijk opzet in dat verband voldoende is en dat derhalve voor het bewijs van het opzet ten minste is vereist dat de handeling van de verdachte de aanmerkelijke kans op verkorting van de rechten van de schuldeisers heeft doen ontstaan. In casu schiet de bewijsvoering daartoe te kort, onder meer omdat het niet of onvoldoende voeren van een administratie niet zonder meer ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.