Deze zaak hangt samen met de zaak tegen de verdachte met nummer 13/02312, in welke zaak ik eveneens vandaag concludeer.
HR, 10-06-2014, nr. 13/02311
ECLI:NL:HR:2014:1356
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10-06-2014
- Zaaknummer
13/02311
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:1356, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑06‑2014; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:505, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2014:505, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑04‑2014
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:1356, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 10‑06‑2014
Inhoudsindicatie
Ontbrekende pleitnota. De ttz. in h.b. overgelegde pleitnota ontbreekt bij de aan de HR toegezonden stukken. N.a.v. een door de raadsman ex art. IV.3 Procesreglement van de Strafkamer van de Hoge Raad 2008 gedaan verzoek is bij het Hof nadere informatie ingewonnen. Op grond daarvan moet worden aangenomen dat die pleitnota niet meer beschikbaar zal komen. Nu bedoelde pleitnota ontbreekt, valt niet na te gaan of ttz. verweren zijn gevoerd dan wel of aldaar uos-en naar voren zijn gebracht. Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het, nu het onherstelbaar is, nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak meebrengt.
Partij(en)
10 juni 2014
Strafkamer
nr. 13/02311
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 26 april 2013, nummer 23/002697-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur en aanvullende schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schrifturen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het tweede middel
2.1.
Het middel behelst de klacht dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak nietig zijn, aangezien de door de raadsman bij die gelegenheid aan het Hof overgelegde pleitnota zich niet bij de stukken van het geding bevindt.
2.2.
Blijkens het proces-verbaal van voormelde terechtzitting heeft de raadsman van de verdachte het woord tot verdediging gevoerd. Het proces-verbaal houdt - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - het volgende in:
"De raadsman voert het woord tot verdediging. De raadsman doet dit aan de hand van zijn pleitnotities, die door hem aan het hof worden overgelegd en waarvan de inhoud als hier ingevoegd geldt."
2.3.
De in genoemd proces-verbaal vermelde pleitnota ontbreekt bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken. Naar aanleiding van een door de raadsman op de voet van art. IV lid 3 van het Procesreglement Strafkamer Hoge Raad gedaan verzoek is bij het Hof nadere informatie ingewonnen. Op grond van die informatie moet worden aangenomen dat die pleitnota niet meer beschikbaar zal komen.
2.4.
Nu bedoelde pleitnota ontbreekt, valt niet na te gaan of ter terechtzitting verweren zijn gevoerd dan wel of aldaar uitdrukkelijk onderbouwde standpunten naar voren zijn gebracht. Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het, nu het onherstelbaar is, nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak meebrengt.
2.5.
Het middel is gegrond.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het eerste middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juni 2014.
Conclusie 08‑04‑2014
Inhoudsindicatie
Ontbrekende pleitnota. De ttz. in h.b. overgelegde pleitnota ontbreekt bij de aan de HR toegezonden stukken. N.a.v. een door de raadsman ex art. IV.3 Procesreglement van de Strafkamer van de Hoge Raad 2008 gedaan verzoek is bij het Hof nadere informatie ingewonnen. Op grond daarvan moet worden aangenomen dat die pleitnota niet meer beschikbaar zal komen. Nu bedoelde pleitnota ontbreekt, valt niet na te gaan of ttz. verweren zijn gevoerd dan wel of aldaar uos-en naar voren zijn gebracht. Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het, nu het onherstelbaar is, nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak meebrengt.
Nr. 13/02311 Zitting: 8 april 2014 | Mr. Vegter Conclusie inzake: [verdachte] 1. |
1. Het Gerechtshof te Amsterdam heeft bij arrest van 26 april 2013 – met toepassing van art. 63 Sr – bevestigd het vonnis van de Rechtbank te Amsterdam van 8 juni 2012, waarbij de verdachte is vrijgesproken van het primair tenlastegelegde en wegens het subsidaire “opzetheling” is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 33 dagen, waarvan 28 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals in het arrest omschreven en met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr en tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, te weten het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 60 uren, te vervangen door 30 dagen hechtenis. Voorts is de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, een en ander zoals in het arrest vermeld.
2. Namens verdachte heeft mr. D.N. de Jonge, advocaat te Haarlem, beroep in cassatie ingesteld. Mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftuur en een aanvullende schriftuur ingezonden en daarin in totaal twee middelen van cassatie voorgesteld.
3. Het tweede middel klaagt dat het onderzoek ter terechtzitting2.in hoger beroep van 26 april 2013 nietig is, aangezien de door de raadsman bij die gelegenheid aan het Hof overgelegde pleitnotities zich niet (meer) bij de stukken bevinden.
4. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 26 april 2013 is aldaar door de raadsman van de verdachte het woord tot verdediging gevoerd aan de hand van zijn pleitnotities die door hem aan het Hof zijn overgelegd.
5. De in dit proces-verbaal vermelde pleitnotities ontbreken bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken. Overeenkomstig het Procesreglement heeft de raadsman van de verdachte bij faxbericht van 30 augustus 2013 – en 9 oktober 2013 – tijdig aan de Rolraadsheer verzocht alsnog in het bezit te worden gesteld van een afschrift van deze pleitnotities. Desgevraagd heeft de griffier van het Hof bij brief van 24 oktober 2013 de Hoge Raad bericht dat deze pleitnotities niet op het Hof zijn achtergebleven.
6. Gelet hierop valt niet na te gaan of ter terechtzitting meer verweren zijn gevoerd dan de in het bestreden arrest vermeld dan wel of aldaar uitdrukkelijk onderbouwde standpunten naar voren zijn gebracht. Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het nu het blijkens bij het Hof ingewonnen informatie onherstelbaar is, nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak meebrengt.3.Het middel is derhalve terecht voorgesteld.
7. Gelet op het voorgaande kan een bespreking van middel 1 volgens mij achterwege blijven. Indien de Hoge Raad daartoe aanleiding ziet, ben ik bereid aanvullend te concluderen.
8. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 08‑04‑2014
En naar ik aanneem bedoelt de steller van het middel – hoewel dit niet expliciet is vermeld – ook dat de naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 april 2013 gedane uitspraak nietig is.
Vgl. HR 4 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:467; zie ook HR 9 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ6516 en HR 6 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX8142.