Vgl. HR 28 juni 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO6704, NJ 2011/495, rov. 3.7 onder b.
HR, 04-03-2014, nr. 12/01398
ECLI:NL:HR:2014:467
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
04-03-2014
- Zaaknummer
12/01398
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:467, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 04‑03‑2014; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:85, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2014:85, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑02‑2014
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:467, Gevolgd
- Vindplaatsen
RvdW 2014/443
SR-Updates.nl 2014-0112
Uitspraak 04‑03‑2014
Inhoudsindicatie
Ontbreken pleitnotities. De in het p-v tz. vermelde pleitnotities ontbreken bij de ex art. 434.1 Sv aan de HR toegezonden stukken, zodat niet valt na te gaan wat de raadsman aan het in het middel bedoelde verzoek tot het horen van getuigen ten grondslag heeft gelegd en derhalve niet kan worden beoordeeld of de afwijzing van het verzoek door het Hof toereikend is gemotiveerd. Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het, nu dit verzuim onherstelbaar is, nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak meebrengt.
Partij(en)
4 maart 2014
Strafkamer
nr. 12/01398 P
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 1 maart 2012, nummer 22/006508-08, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar een gerechtshof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel klaagt over de afwijzing door het Hof van het verzoek om [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] als getuige te horen.
2.2.1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 29 april 2011 houdt het volgende in:
"De raadsman maakt gebruik van de hem geboden gelegenheid het standpunt van de verdediging nader toe te lichten. Daartoe voert hij het woord overeenkomstig zijn overgelegde en aan dit proces-verbaal gehechte pleitnotities. In aanvulling op zijn pleitnotities legt de raadsman een aantal op schrift gestelde verklaringen van [getuige 1], [getuige 4], [getuige 2], [getuige 5], [getuige 6], [getuige 7] en [getuige 3] aan het gerechtshof over. De raadsman merkt op dat - indien het hof zulks noodzakelijk acht - voornoemde personen bereid zijn om een getuigenverklaring af te leggen."
en voorts:
"Na beraadslaging en hervatting van het onderzoek deelt het hof bij monde van de voorzitter mede dat het hof ten aanzien van het verzoek tot het (doen) horen van de door de raadsman opgegeven getuigen als volgt heeft beslist. (...)
Het hof wijst het verzoek tot het (doen) horen van [getuige 4] als getuige toe. (...)
Ten aanzien van de overige door de raadsman opgegeven getuigen stelt het hof zich op het standpunt dat het horen van die getuigen niet noodzakelijk is voor enige in de onderhavige zaak te nemen beslissing. De opgave is onvoldoende concreet onderbouwd. Het hof wijst het verzoek daartoe dan ook af."
2.2.2.
De bestreden uitspraak houdt in:
"Ook bij heroverweging is het hof van oordeel dat voor het horen van de door de verdediging opgegeven getuigen geen noodzaak bestaat gezien het a-specifieke karakter van hetgeen aan dit verzoek ten grondslag wordt gelegd."
2.3.
De in het genoemde proces-verbaal vermelde pleitnotities ontbreken bij de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad toegezonden stukken, zodat niet valt na te gaan wat de raadsman aan het in het middel bedoelde verzoek ten grondslag heeft gelegd en derhalve niet kan worden beoordeeld of de afwijzing van het verzoek door het Hof toereikend is gemotiveerd.
2.4.
Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het, nu het blijkens door de Advocaat-Generaal ingewonnen inlichtingen zoals in de conclusie vermeld, onherstelbaar is, nietigheid van het onderzoek en van de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak meebrengt.
2.5.
Het middel is gegrond.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 maart 2014.
Conclusie 04‑02‑2014
Inhoudsindicatie
Ontbreken pleitnotities. De in het p-v tz. vermelde pleitnotities ontbreken bij de ex art. 434.1 Sv aan de HR toegezonden stukken, zodat niet valt na te gaan wat de raadsman aan het in het middel bedoelde verzoek tot het horen van getuigen ten grondslag heeft gelegd en derhalve niet kan worden beoordeeld of de afwijzing van het verzoek door het Hof toereikend is gemotiveerd. Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het, nu dit verzuim onherstelbaar is, nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak meebrengt.
Nr. 12/01398 P Zitting: 4 februari 2014 | Mr. Hofstee Conclusie inzake: [betrokkene] |
1. Het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage heeft bij arrest van 1 maart 2012 het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 553.494,78,- en aan de betrokkene ter ontneming van dat wederrechtelijk verkregen voordeel de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van € 550.000,-.
2. Namens de betrokkene heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, vier middelen van cassatie voorgesteld.
3. Het eerste middel klaagt dat de afwijzing van het ter terechtzitting van 29 april 2011 gedane verzoek tot het horen van diverse getuigen in het licht van hetgeen door de verdediging naar voren is gebracht, onbegrijpelijk is, althans onvoldoende met redenen is omkleed.
4. In het proces-verbaal terechtzitting van 29 april 2011 is het volgende opgenomen:
“De raadsman maakt gebruik van de hem geboden gelegenheid het standpunt van de verdediging nader toe te lichten. Daartoe voert hij het woord overeenkomstig zijn overgelegde en aan dit proces-verbaal gehechte pleitnotities. In aanvulling op zijn pleitnotities legt de raadsman een aantal op schrift gestelde verklaringen van [getuige 1], [getuige 4], [getuige 2], [getuige 5], [getuige 6], [getuige 7] en [getuige 3] aan het gerechtshof over. De raadsman merkt op dat - indien het hof zulks noodzakelijk acht - voornoemde personen bereid zijn om een getuigenverklaring af te leggen.”
5. De in het proces-verbaal genoemde pleitnotities (evenals de op schrift gestelde en door de raadsman kennelijk overhandigde verklaringen) bevinden zich niet bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken. Bij brief van 16 januari 2014 heeft de griffier van het Hof de Hoge Raad bericht dat deze pleitnotities in het ongerede zijn geraakt. Dit betekent dat niet valt na te gaan of het in het middel bedoelde verzoek is gedaan en, zo ja, op welke wijze dit verzoek is onderbouwd. Dit verzuim moet leiden tot nietigheid van het onderzoek en de uitspraak.1.
6. Gelet op het voorgaande kan een bespreking van de overige middelen volgens mij achterwege blijven. Mocht Uw Raad een dergelijke bespreking niettemin geboden achten, dan ben ik graag bereid aanvullend te concluderen.
7. De conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof te Amsterdam, teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 04‑02‑2014