HR 2 oktober 2012, LJN BX5166. Vgl. HR 28 juni 1977, NJ 1978/437.
HR, 09-04-2013, nr. 11/02499
ECLI:NL:HR:2013:BZ6516
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
09-04-2013
- Zaaknummer
11/02499
- Conclusie
Mr. Knigge
- LJN
BZ6516
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:BZ6516, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 09‑04‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ6516
ECLI:NL:PHR:2013:BZ6516, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑02‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:BZ6516
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2013-0167
Uitspraak 09‑04‑2013
Inhoudsindicatie
Ontbrekende pleitnota leidt tot nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak.
9 april 2013
Strafkamer
nr. S 11/02499
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 1 april 2011, nummer 22/001945-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. C.P. Wesselink-van Dijk en mr. M. Tiebosch, beiden advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur en aanvullende schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schrifturen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2. Beoordeling van het bij aanvullende schriftuur voorgestelde middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak nietig zijn, aangezien de door de raadsvrouwe bij die gelegenheid aan het Hof overgelegde pleitnota zich niet bij de stukken van het geding bevindt.
2.2. Blijkens het proces-verbaal van voormelde terechtzitting heeft de raadsvrouwe van de verdachte het woord tot verdediging gevoerd. Het proces-verbaal houdt daaromtrent in:
"De raadsvrouw voert het woord tot verdediging overeenkomstig haar overgelegde en aan dit proces-verbaal gehechte pleitnotities."
2.3. De in genoemd proces-verbaal vermelde pleitnota ontbreekt bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken. Naar aanleiding van een door de raadsvrouwe op de voet van art. IV lid 3 van het Procesreglement Strafkamer Hoge Raad 2008 gedaan verzoek is bij het Hof nadere informatie ingewonnen. Op grond daarvan moet worden aangenomen dat die pleitnota niet meer beschikbaar zal komen.
2.4. Nu bedoelde pleitnota ontbreekt, valt niet na te gaan of ter terechtzitting meer verweren zijn gevoerd dan de in de bestreden uitspraak genoemde dan wel of aldaar uitdrukkelijk onderbouwde standpunten naar voren zijn gebracht. Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het, nu het onherstelbaar is, nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak meebrengt.
2.5. Het middel is gegrond.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het bij schriftuur voorgestelde middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 9 april 2013.
Conclusie 12‑02‑2013
Mr. Knigge
Partij(en)
Nr. 11/02499
Mr. Knigge
Zitting: 12 februari 2013
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het Gerechtshof te 's-Gravenhage heeft bij arrest van 1 april 2011 verdachte wegens "als bestuurder van een motorrijtuig daarmede op een weg rijden zonder dat er voor dat motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen is gesloten en in stand gehouden" veroordeeld tot een geldboete van € 375,-, subsidiair zeven dagen jeugddetentie.
2.
Tegen deze uitspraak is namens verdachte cassatieberoep ingesteld.
3.
Namens verdachte hebben mr. C.P. Wesselink-van Dijk en mr. M. Tiebosch, beiden advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur en aanvullende schriftuur in totaal twee middelen van cassatie voorgesteld.
4.
Het bij schriftuur ingediende middel
- 4.1.
Het middel klaagt dat het Hof een voor het bewijs redengevend geachte getuigenverklaring niet bij de bewijsmiddelen heeft opgenomen.
- 4.2.
Het middel ziet op de verklaring die [betrokkene 1] ter terechtzitting in hoger beroep heeft afgelegd. Het middel faalt reeds omdat het Hof deze verklaring niet voor het bewijs heeft gebezigd, maar heeft gebruikt bij zijn oordeel over de betrouwbaarheid van een proces-verbaal van politie dat het Hof wel (als bewijsmiddel 1) tot het bewijs heeft gebezigd.1.
5.
Het bij aanvullende schriftuur ingediende middel
- 5.1.
Het middel klaagt dat de pleitnota in hoger beroep zich niet bij de stukken van het geding bevindt.
- 5.2.
De raadsvrouwe van verdachte heeft zich bij fax van 31 oktober 2011 (binnen de in art. 437 lid 2 Sv gestelde termijn) op de voet van art. IV lid 3 van het Procesreglement Strafkamer Hoge Raad 2008 tot de rolraadsheer van de Hoge Raad gewend met het verzoek om aan haar onder meer de pleitnota in hoger beroep toe te sturen. De griffie van de Hoge Raad heeft de pleitnota bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage opgevraagd. Bij brief van 9 november 2011 heeft een juridisch beleidsmedewerker van het Gerechtshof te 's-Gravenhage en bij brief van 14 december 2011 heeft mr. J.A.C. Bartels, raadsheer in het Gerechtshof te 's-Gravenhage en voorzitter in de onderhavige zaak, aan de Hoge Raad laten weten dat de pleitnota in hoger beroep niet is aangetroffen en dat het derhalve niet mogelijk is om dit stuk aan de Hoge Raad te doen toekomen.
- 5.3.
Op grond van de door de Hoge Raad ingewonnen inlichtingen moet het ervoor worden gehouden dat de pleitnota in hoger beroep in het ongerede is geraakt. Nu bedoelde pleitnota ontbreekt, valt niet na te gaan of ter terechtzitting meer verweren zijn gevoerd dan wel of aldaar meer uitdrukkelijk onderbouwde standpunten naar voren zijn gebracht dan de in de bestreden uitspraak genoemde. Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het, nu het onherstelbaar is, nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak meebrengt.2.
- 5.4.
Het middel slaagt.
6.
Het bij schriftuur ingediende middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81 RO ontleende motivering. Het bij aanvullende schriftuur ingediende middel slaagt.
7.
Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
8.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 12‑02‑2013
HR 6 november 2012, LJN BX8142.