HR, 07-06-2019, nr. 18/02980
ECLI:NL:HR:2019:898
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
07-06-2019
- Zaaknummer
18/02980
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:898, Uitspraak, Hoge Raad, 07‑06‑2019; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
ECLI:NL:HR:2019:450, Uitspraak, Hoge Raad, 29‑03‑2019; (Cassatie)
ECLI:NL:HR:2019:324, Uitspraak, Hoge Raad, 08‑03‑2019; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHSHE:2018:2635
- Vindplaatsen
V-N 2019/36.12 met annotatie van Redactie
NLF 2019/1448 met annotatie van
V-N 2019/17.18 met annotatie van Redactie
Belastingblad 2019/167 met annotatie van J.P. Kruimel
FED 2019/85 met annotatie van E. THOMAS
NLF 2019/0807 met annotatie van
Uitspraak 07‑06‑2019
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 18/02980
Datum 7 juni 2019
ARREST
In de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 15 juni 2018, nrs. 16/03815 en16/03816, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Breda (nrs. BRE 15/3828 en 15/7163) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2008 en 2010 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2. Beoordeling van de klachten
De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Daarenboven heeft de gemachtigde van belanghebbende op 28 februari 2019 en 8 april 2019 verzoeken om wraking ingediend.
Bij beslissing van 24 mei 2019, nr. 19/01491, ECLI:NL:HR:2019:727, zijn de verzoeken tot wraking afgewezen.
3. Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2019.
Uitspraak 29‑03‑2019
Inhoudsindicatie
Vervallen verklaren gewezen arrest. Zaak wordt aangehouden totdat op het wrakingsverzoek is beslist.
29 maart 2019
Nr. 18/02980
Arrest
tot het vervallen verklaren van het arrest van de Hoge Raad van 8 maart 2019, nr. 18/02980, ECLI:NL:HR:2019:324, gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z], (België) (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 15 juni 2018, nrs. 16/03815 en 16/03816.
1. Grond voor de vervallenverklaring
1.1. Bij brief van 20 februari 2018 is aan belanghebbende meegedeeld dat op vrijdag 8 maart 2019 uitspraak zal worden gedaan in de procedure met zaaknummer 18/02980. Tevens is daarin vermeld dat de beslissing wordt genomen door de leden J.A.C.A. Overgaauw, J. Wortel en P.A.G.M. Cools.
1.2. Bij op 28 februari 2019 door de Hoge Raad ontvangen verzoekschrift heeft belanghebbende de wraking verzocht van de raadsheer Cools.
1.3. Het hiervoor in 1.2 genoemde wrakingsverzoek is op grond van artikel 8:16 Awb tijdig ingediend. De Hoge Raad heeft op 8 maart 2019 arrest gewezen terwijl nog niet op dat verzoek was beslist.
1.4. Vanwege deze tekortkoming moet het arrest van 8 maart 2019, nr. 18/02980, ECLI:NL:HR:2019:324, vervallen.
1.5. Het hiervoor in 1.2 genoemde wrakingsverzoek zal ter behandeling worden overgedragen aan de Vierde Kamer van de Hoge Raad.
2. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het arrest van de Hoge Raad van 8 maart 2019, nr. 18/02980, vervallen, en
bepaalt dat het geding wordt aangehouden totdat de Vierde Kamer van de Hoge Raad op het verzoek tot wraking heeft beslist.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2019.
Uitspraak 08‑03‑2019
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Partij(en)
8 maart 2019
Nr. 18/02980
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z], (België) (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s‑Hertogenbosch van 15 juni 2018, nrs. 16/03815 en 16/03816, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Breda (nrs. BRE 15/3828 en 15/7163) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2008 en 2010 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2. Beoordeling van de klachten
De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op
8 maart 2019.